Schrijver Marco Kamphuis had voor studeren eigenlijk geen tijd
Marco Kamphuis ging drie keer in de week stappen en was op de andere avonden te vinden in de bioscoop. Tussen de bedrijven door rijpte zijn schrijverschap. Over zijn studententijd in de jaren tachtig schreef hij het boek 'Schipbreuk'.
Als student werkte hij bij boekhandel Dekker vd Vegt – toen nog aan Plein 1944. Nu is zijn eigen boek Schipbreuk te koop in diezelfde winkel. Het kan raar lopen. Voor Marco Kamphuis (52) is het echter geen heel grote verrassing: ‘Ik wist al op mijn twaalfde dat ik schrijver wilde worden.’
Vanuit het Brabantse Uden kwam Kamphuis in 1984 naar de Radboud Universiteit, die toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen heette. Hij koos voor Nederlands, omdat je voor die studie lekker veel boeken kon lezen. ‘Als je schrijver wilt worden, maakt het verder niet heel veel uit wat je studeert.’
‘Het was een andere tijd’
Daarbij werd je in die jaren ‘opgeleid voor post-academische werkloosheid’, vertelt Kamphuis in café De Kluizenaar, een kroeg die hij vroeger veelvuldig bezocht. ‘Het was een andere tijd.’
Hij herinnert zich de krakersrellen. Nee, niet de beruchte Piersonrellen, die waren eerder, al in 1981. Maar wel de kleinere opstootjes als er weer eens een ontruiming was. Zelf deed hij er niet aan mee, sommige vrienden wel. ‘Ik was erg links, maar vooral in theoretische zin.’
Diogenes
In zijn boek begint de verlegen hoofdpersoon, net geslaagd voor het vwo, aan een nieuw leven in Nijmegen. Hij vindt een kamer in de St. Annastraat en hangt ’s nachts rond in discotheek De Swing in de Molenstraat en Diogenes aan de Van Schaeck Mathonsingel. Met een huisgenote heeft hij voor de eerste keer seks en een van zijn vrienden uit het dorp gaat ten onder aan cocaïne. ‘De overgang van de middelbare school naar het studentenleven is een dramatisch moment in een mensenleven’, zegt hij. ‘In mijn eerste jaar in Nijmegen heb ik heel veel meegemaakt, dat geldt denk ik voor heel veel studenten die hun ouderlijk huis verlaten.’
Schipbreuk is het tweede deel van een ontwikkelingsroman in drie delen. Deel een was Havik, een boek over een jongen van twaalf, dat het in 2012 tot Boek van de Maand schopte in De Wereld Draait Door. Of Schipbreuk (verschenen bij De Arbeiderspers) ook een succes wordt, is afwachten. ‘Deze periode, net na verschijning, is het moeilijkst voor een schrijver. Je bent aan de goden overgeleverd.’
Culturele ontdekkingen
Als hij in de huidige tijd had gestudeerd, was hij misschien wel nooit schrijver geworden, zegt Kamphuis. ‘Nu staat er zo veel druk op.’ Zes jaar deed hij over zijn studie en dat was niet ongewoon. Drie keer in de week ging hij stappen, hij zat vaak in de bioscoop en las ontelbaar veel boeken. ‘Ik ben erg gecharmeerd van de ouderwetse opvatting van wetenschap. Je hebt alle ruimte en tijd en wat je doet, moet vooral niet nuttig zijn. Ik had veel tijd voor culturele ontdekkingen, studiepunten speelden geen rol. Ook in de opleiding – na mijn propedeuse Nederlandse stapte ik over naar Algemene Literatuurwetenschap – werd gestimuleerd dat je veel deed naast je vakgebied. Literatuurprofessor Wim Bronzwaer heeft me enorm geïnspireerd. Studenten moesten ook naar de opera, vond hij.’
‘Wat je doet, moet vooral niet nuttig zijn’
Achteraf was het wel een beetje te veel van het goede, mijmert de schrijver. Al dat bier was natuurlijk helemaal niet gezond en op den duur ging je alleen maar stappen omdat je bang was iets te missen. ‘Voor studeren hadden we eigenlijk geen tijd.’ Toch kwam hij goed terecht. Na de beloofde periode van werkloosheid ging hij aan de slag bij verschillende uitgeverijen. Inmiddels woont hij in Utrecht en leeft hij van de pen. Schipbreuk is Kamphuis’ achtste boek, het geambieerde schrijverschap is vervuld.