‘Stop met de verering van oorlogsmisdadigers op de Radboud Universiteit’
OPINIE - Voormalig minister-president en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen Louis Beel was eindverantwoordelijk voor extreem geweld en oorlogsmisdaden in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Hoog tijd dat de Beelkamer in Huize Heyendaal een andere naam krijgt en dat zijn portret in het Grotiusgebouw wordt verwijderd, vindt hoogleraar Mathematische fysica Klaas Landsman.
In de persconferentie op 17 februari over de resultaten van het onderzoek van NIOD, KITLV en NIMH naar Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, speelde de term ‘extreem geweld’ een hoofdrol. Steeds duidelijker bleek in de loop van de ochtend dat de juridisch beter onderbouwde en meer dwingende term ‘oorlogsmisdaden’ hierdoor werd omzeild, terwijl het toch echt ging om eindeloze martelingen, standrechtelijke en wederrechtelijke executies van zowel gevangenen als volstrekt onschuldige burgers, tot My Lai-achtige raids op Kampongs, met minstens honderdduizend slachtoffers.
Door ‘de krijgsmacht als instituut” verantwoordelijk te maken voor dit geweld hoefde al helemaal niemand meer als oorlogsmisdadiger te worden aangewezen. Premier Rutte bleek in zijn eerste reactie op diezelfde dag eveneens moeite met dat begrip te hebben, al zette hij tegelijk een eerste stap door de ‘gezagsdragers van toen’ verantwoordelijk te houden voor dit extreme geweld. Op zondagochtend 20 februari verklaarde Frank van Vree, die het onderzoek vanuit het NIOD leidde, in het Radio NPO1 programma OVT dat men toch van oorlogsmisdaden had moeten spreken, waarmee hij het achtuurjournaal haalde.
In zijn onvolprezen boek Revolusi uit 2020, waarin al aardig wat gras voor de voeten van NIOD c.s. was weggemaaid , noemt David van Reybrouck (op p. 471) wel degelijk man en paard: de hoogst verantwoordelijke gezagsdragers voor de Nederlandse oorlogsmisdaden waren generaal Simon Spoor, procureur-generaal Henk Felderhof van het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, luitenant-gouverneur-generaal Huib van Mook, en op het allerhoogste politieke niveau Louis Beel, minister-president van 1946-1948. Diens rol in het Nederlandse beleid was allerminst abstract of gedistantieerd; Beel verhuisde in augustus 1948 zelfs als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon in Nederlands-Indië naar Batavia en geldt onder meer als de belangrijkste aanjager van de ‘Tweede Politionele Actie’. Bovendien kan zowel Beel als zijn opvolger Drees het onthutsende feit worden verweten dat het, na de overdracht van de soevereiniteit in 1949, niet Nederland maar het eeuwenlang uitgebuite en geknechte Indonesië was dat aan de de kolonisator herstelbetalingen van ruim 15 miljard euro naar huidige koopkracht moest doen.
Minister van Staat
Het is deels een juridische en deels een semantische vraag of we dit viertal (en met hen zeker nog anderen) oorlogsmisdadigers mogen noemen; het onderzoek maakt in elk geval duidelijk dat zij het ‘extreme geweld’ (lees: de Nederlandse oorlogsmisdaden) hebben ‘gedoogd, verhuld, en bevorderd’, en ervoor gezorgd hebben dat de daders niet of nauwelijks bestraft werden. Al werd het geweld door filtering in de berichtgeving, versterkt door ‘koloniale dissociatie’, op afstand van de bestuurders gehouden, dezen wisten wel degelijk wat er speelde. In een e-mail bevestigt Frank van Vree desgevraagd dat Beel ‘in zeer hoge mate verantwoordelijk was voor het extreme geweld’.
Hoe moeten wij met de kennis van nu oordelen over deze situatie? Er blijkt nog steeds een kazerne naar Spoor genoemd te zijn (in Ermelo), en vooral Beel stond tot zijn dood in 1977 in zeer hoog aanzien, onder andere als vicevoorzitter van de Raad van State en als minister van Staat. In de eerste functie, die hij van 1959 tot 1972 bekleedde, passeerde Beel bijvoorbeeld de beruchte Verjaringswet van het kabinet-de Jong, die daders van de Indische oorlogsmisdrijven vrijpleitte van strafrechtelijke vervolging—en zo tekende hij ook voor zijn eigen amnestie.
Toenemende radicalisering
Naar Beel zijn zelfs meerdere straten genoemd. Aan de Radboud Universiteit (waar Beel van 1949-1951 hoogleraar was) heeft ons vergadercentrum Huize Heyendaal een Beelkamer, en in het Grotiusgebouw hangt ook nog eens een portret van hem. Hetzelfde geldt voor de drie andere minister-presidenten van KVP-huize die tevens alumnus van de Katholieke Universiteit Nijmegen waren, te weten Marijnissen, Cals en van Agt, van wie de laatste nog in leven is en over wie wij ons, gezien de toenemende radicalisering van zijn politieke standpunten met het klimmen der jaren, kunnen afvragen wat hij er van vindt om zo eervol naast Beel te hangen.
‘Wat zou Dries van Agt ervan vinden om met zijn portret naast Louis Beel te hangen?’
Het is van groot belang dat wij rekenschap afleggen over het verleden en zowel onszelf als Indonesië laten weten wat en wie wij verafschuwen (en aan de andere kant, wie en wat wij bewonderen en waar wij voor willen staan). Bredere contexten mogen er zijn, maar uiteindelijk moet ook op individueel niveau gekeken worden wie de keuzes hebben gemaakt die tot gruwelijkheden of juist tot verbeteringen hebben geleid. Ironisch genoeg zijn het meestal pogingen tot het laatste die tot het eerste leiden, maar we kunnen niet extreem geweld dan wel oorlogsmisdaden veroordelen en tegelijk de (indirecte) daders in ere blijven houden.
Grote woede
Voortaan wil ik in Huize Heyendaal vergaderen in de Joop Huetingzaal en onze dochters en zonen op vredesmissie uitzwaaien in de Poncke Princenkazerne. Joop Hueting was in 1968 de klokkenluider die de Nederlandse oorlogsmisdaden tussen 1945-1949 in de openbaarheid bracht, deze ook zo noemde, en daarbij zichzelf niet spaarde. Dit leidde tot de Excessennota uit 1969, waarmee Nederland weliswaar enige incidentele misstanden erkende maar zich verder op de borst bleef kloppen voor een keurige militaire operatie. Dit regeringsstandpunt werd volgehouden tot Mark Rutte op 17 februari kort na de persconferentie het structurele extreme geweld van Nederlandse zijde eindelijk erkende, en Indonesië excuses aanbood.
Poncke Princen deserteerde in 1948 mede vanwege de misdragingen van zijn collega’s uit het Nederlandse leger en liep vervolgens over naar het Indonesisch Nationaal Leger (TNI). Ondanks een onderscheiding van Soekarno in 1949 zat hij ook onder diens regime jarenlang in de gevangenis. Uit de reacties op mijn eerdere opiniestuk in NRC blijkt dat zijn naam onder veteranen of nakomelingen daarvan nu nog steeds zeer grote woede oproept, meer dan Hueting, ofschoon ook de laatste jarenlang door KNIL-veteranen met de dood is bedreigd en beveiligd moest worden.
Een eerdere versie van dit opiniestuk verscheen op zaterdag 19 februari in NRC Handelsblad. Voor Voxweb bracht de auteur enkele wijzigingen aan, onder andere over de manier waarop Louis Beel vandaag nog aanwezig is op de campus van de Radboud Universiteit.
Marc Colsen schreef op 22 februari 2022 om 15:15
Als de Universiteit tot doel heeft om recht te doen aan de kwalijke kanten van het verleden, dan lijken de door professor Landsman voorgestelde middelen om dat doel te bereiken (hernoemen van een zaal, verwijderen van een portret) mij niet de meest gelukkige. Deze middelen brengen namelijk het risico met zich mee dat er een mentaliteit ontstaat die op steeds meer gebieden steeds nadrukkelijker zal aandringen op morele zuiverheid. Als we, in onze benauwdheid om toch vooral niet in verband te worden gebracht met de booswichten, alle personen en denkbeelden uit het verleden die ons niet welgevallig zijn uitbannen, dan is het einde zoek. Zou professor Landsman bijvoorbeeld voorstander zijn van het hernoemen van het Nijmeegse Joris Ivensplein? De filmregisseur Joris Ivens heeft immers opdrachten uitgevoerd voor Stalin en Mao, mensen die evenmin bekend staan om hun morele zuiverheid. Zelfs van zo’n hernoeming zou ik geen voorstander zijn. Een beter middel om recht te doen aan het verleden is volgens mij voorlichting die ook de kwalijke kanten in het licht stelt. Wat is tegen een plakkaat met tekst en uitleg?
Klaas Landsman schreef op 22 februari 2022 om 16:34
Dank voor deze reactie. Er is echter een groot verschil tussen een Joris Ivensplein en een Jozef Stalinplein. Ik zou zelf zeer terughoudend zijn met het hernoemen van straten en zalen en gebouwen etc., maar er zijn gevallen die naar mijn mening echt niet (meer) kunnen, en waarbij een plakkaat met uitleg ook een te zwakke oplossing zou zijn. Ik zie dat je onderzoek doet naar Nietzsche, van wie ik ondanks later misbruik van zijn gedachtengoed door de nazi’s een groot fan ben. Ik mag hopen dat er in Duitsland straten naar hem zijn genoemd. Er zijn echter terecht geen straten en zalen meer genoemd naar leden van de toenmalige nazi-top. Heidegger is een interessant tussengeval, waar ik voor beide standpunten (d.w.z. wel of niet intrekken van een naamgeving) begrip zou hebben. Zoals de lezer wellicht duidelijk is, is naar mijn mening Beel inmiddels geen grensgeval meer.
Marc Colsen schreef op 22 februari 2022 om 19:33
Dank voor uw antwoord. Ik denk dat onze verschillende standpunten één ding gemeen hebben: ze roepen de vraag op waar de grens ligt. Ik pleit voor terughoudendheid in ons streven naar morele zuiverheid. Daarmee bedoel ik niet terughoudendheid in een mogelijk streven om zelf moreel zuiver te worden, maar terughoudendheid in het streven om onze omgeving te vrijwaren van anderen aan wie een morele smet kleeft. Een Jozef Stalinplein of een Herman Göringallee in Nijmegen zou duidelijk over de grens zijn. Tegelijk zou ik, zoals gezegd, geen voorstander zijn van het hernoemen van het Joris Ivensplein. Maar het is nog niet zo eenvoudig om aan te geven op grond waarvan ik dat onderscheid eigenlijk maak. Ivens heeft zichzelf namelijk wel degelijk in diskrediet gebracht. Zou de grens die ik ergens in mijn hoofd kennelijk trek te articuleren zijn als een algemene regel? Of is die grens alleen te trekken in de vorm van een lange reeks oordelen in concrete gevallen, van een soort “morele jurisprudentie”? Uw standpunt roept intussen dezelfde vraag op. Hoe ver mag een persoon of een denkbeeld afwijken van wat nu moreel aanvaardbaar wordt geacht om verschoond te blijven van verwijdering uit de academische leefwereld? Ik zou zeggen: ver. Daarvoor betaal je weliswaar een prijs, in dit geval de prijs van het ongemak dat je Beels rol in een koloniale oorlog moet erkennen en verduidelijken. Maar de prijs van het alternatief is hoger. In ben beducht voor het ontstaan van een academisch klimaat dat wordt getekend door morele verkramping, zodat personen of denkbeelden eerst door morele hoepels moeten springen alvorens te worden toegelaten tot de gemeenschap en het debat. Ik beweer niet dat u daarvoor pleit, maar het zou zomaar kunnen dat dat op termijn het gevolg is als we in gevallen als dit geen terughoudendheid betrachten.
Student schreef op 23 februari 2022 om 09:22
Desiderius Erasmus was een jodenhater. Moeten we het Erasmusgebouw ook cancellen? Christiaan Huygens, Hugo de Groot en Baruch Spinoza waren alle blanke mannen. Ook dat is tegenwoordig een misdaad. Moeten we alle gebouwen van de RU dan maar een andere naam geven?
Ralph Jaspers schreef op 23 februari 2022 om 16:30
Ik vind dit een indrukwekkend betoog van Klaas Landsman, en kan me er alleen maar achter scharen. Ik vraag me af of tegenbeweging die er altijd is bij het verwijderen van (onder andere koloniale) namen en beelden echt zo begaan is met het in stand houden van de geschiedenis. Want zou dit immers niet veel beter lukken met een groot plakkaat in de Joop Huetingzaal, wat uitgebreid uitlegt dat dit vroeger de Beelkamer was en waarom nu niet meer? Verder heb ik vooral medelijden met de student uit de reacties die zich blijkbaar gekrenkt voelt in zijn witte kwetsbaarheid. Wij blanke mannen hebben het ook zo zwaar in deze samenleving…
Carolus Grütters schreef op 23 februari 2022 om 16:44
Van belang in deze discussie is het maken van onderscheid tussen persoon en functie. Shakespeare heeft prachtige toneelstukken en poëzie geschreven maar zou – in de persoonlijke omgang – een vreselijke man zijn geweest. Zo zijn er talloze kunstenaars waarvan de kunstwerken bewonderenswaardig zijn, maar de persoon van de maker niet. Betekent dat dan dat we geen MacBeth meer zouden mogen lezen, kijken of opvoeren? Lijkt me van niet. De kunst kan hier gescheiden worden van de persoon. De kunst wordt namelijk bewonderd en niet de persoon van de maker.
Anders wordt het indien iemand in zijn functie als kunstenaar of politicus uitlatingen doet of een beleid voert dat volstrekt verwerpelijk is. In een dergelijke context lijkt het me wel wenselijk om na te denken over de vraag of het eren van zo-iemand met de naam van een zaal of een portret nog door de beugel kan.
Het wetenschappelijke rapport van het NIOD levert een bijdrage aan die discussie – ook als het gaat om de daden van de politicus Beel.
Charlotte Blaak schreef op 23 februari 2022 om 20:28
Wat een sterk stuk van Klaas Landsman, met een mooie verdere discussie in de comments. “Student” valt daarin een beetje uit de toon. Helemaal prima als dat is waar je je in het debat wilt positioneren, maar doe dat dan door steekhoudende argumenten aan te dragen, niet door achter stropoppen aan te jagen.
Anton van Rijn schreef op 24 februari 2022 om 03:55
Je moet erg sterk in je schoenen staan om je in een bepaald tijdsgewricht te kunnen onttrekken aan de op dat moment geldende normen en waarden. Een retrospectieve veroordeling is met de 21e eeuwse bril op gemakkelijk en in onze ogen geheel terecht uitgedeeld, maar gaat voorbij aan de dan heersende mores en informatie-voorziening.
Zoals ik niet kan uitsluiten dat ik opgroeiend in het Berlijn van de jaren ’40 me bij de Hitler-jugend zou hebben aangesloten, gekneveld door een soort variant van het paradigma dat Duitsers als superieur ziet, of in de Gouden Eeuw kapitein van een slavenschip zou zijn geweest, niet verder kijkend dan ‘slaaf + zwart = inferieur’ en me misschien zou weigeren te verdiepen in door mijzelf aangebracht leed ‘omdat nu eenmaal niemand dat doet’, zo sluit ik evenmin uit dat gezaghebbers van deze eeuw over 200 jaar op hun beurt gecanceld zullen worden, op grond van klimaat-wangedrag, in stand houding van ongelijkwaardigheid tussen rijke en arme landen en de meritocratisch behandeling van individuele burgers en daaruit voortvloeiende beloningssystemen, ik doe maar een greep. Een bordje met 21e-eeuwse kanttekeningen zou voor mij daarom in het van Beel-geval volstaan i.p.v een met ‘cancellen’ ingezette opmaat tot een heksenjacht.
Overigens zijn de beide hier eerder geplaatste opmerkingen over ‘blanke mannen’ off topic: Steeds moeten uiteraard individuele ‘gevallen’ onderwerp van debat/discussie zijn. Dit opgemerkt hebbend, wil ik echter ook gezegd hebben: ik ben man, ik ben blank en ik ben van middelbare leeftijd. Daartoe vervolgens gereduceerd te worden, voel ik als inherent racistisch en stigmatiserend op basis van sekse en leeftijd. Ik heb mij altijd een toevallig individu gevoeld, niet een representant van een groepering op basis van gedeelde eigenschappen, al sluit ik niet uit door enkele van die eigenschappen in dit systeem te zijn bevoordeeld.
Klaas Landsman schreef op 24 februari 2022 om 14:41
De opmerking dat het dubieus (om niet te zeggen arrogant) is om vanuit het heden met terugwerkende kracht te oordelen over het verleden komt in deze discussie (die uiteraard niet allen op Voxweb wordt gevoerd) veelvuldig terug. In de onderhavige context zou ik hierbij de volgende opmerkingen willen maken:
1) De door de Nederlandse troepen en inlichtingendiensten begane misdaden, waaronder het met een mitrailleur neerschieten van tientallen tot soms honderden vrouwen, kinderen, en senioren in een dorp en het martelen en meestal daarna zonder vorm van proces executeren van gevangenen, zijn tijdloos. De mens is de afgelopen 200.000 jaar niet of nauwelijks veranderd. Het leed van het ondergaan van doodsangst, het als nabestaande moeten voortleven met een dergelijk verlies, enzovoort, is in mijn ogen in alle plaatsen en tijden en beschavingen hetzelfde en door niets te rechtvaardigen (laat staan door de wens een kolonie te behouden).
2) Opvallend is dat relativerende opmerkingen zoals in de eerste zin boven bedoeld (bij mijn weten) nooit worden gemaakt rond de Duitse bezetting en ook door (vrijwel) niemand getolereerd zouden worden. Nu is de Tweede Wereldoorlog inclusief de Shoah in heel veel opzichten niet te vergelijken met de koloniale oorlogen in Indonesië en elders, maar de terreur van de Duitse bezetters tegen de Nederlandse bevolking is wel degelijk te vergelijken met die van de Nederlandse bezetters tegen de Indonesische bevolking. Denk bijvoorbeeld aan de Duitse Razzia van Putten op 1 oktober 1944, die jaarlijks wordt herdacht. Dit soort acties vonden tussen 1945-1949 in Indonesië regelmatig plaats (de bekendste is het Bloedbad van Rawagede op 9 december 1947). Ook het martelen en executeren van gevangenen vond in beide contexten routinematig plaats.
3) Tenminste sinds de tribunalen van Neurenberg (1945-1946) en Tokio (1946-1948) is duidelijk dat niet (alleen) Jan Soldaat maar (juist) de hoogste betrokken militairen en politici verantwoordelijk zijn voor dergelijke (oorlogs)misdaden. Een voor Indonesië relevante juridische analyse is bijvoorbeeld te vinden in een artikel van mr. dr. S. Meuwese in het Militair Rechtelijk Tijdschrift, zie https://puc.overheid.nl/mrt/doc/PUC_310526_11/1/.
4) Er is een kolossaal verschil tussen het zich als jongeman aansluiten bij de Hitler-Jugend (of zelfs de SS) en het dragen van een dergelijke verantwoordelijkheid, waarbij Beel, Spoor, e.a. in de terminologie van NIOD c.s. de misdaden niet alleen kenden maar zelfs “bevorderd” zouden hebben. Het idee dat het met de kennis van nu (de waarheid werd immers 70 jaar lang onder meer door Beel zelf in een doofpot gestopt, zie bijvoorbeeld het nieuwe boek “De Indische Doofpot” van Maurice Swirc) intrekken van een eerder wellicht goed gemotiveerde naamgeving tot een heksenjacht zou leiden lijkt me sterk overdreven; in mijn ogen gaat het hier om een buitencategorie, waar bijvoorbeeld in Nederland in de 20e eeuw maar een paar voorbeelden van zijn. Ik hoop dat deze toelichting tegemoetkomt aan een aantal bezwaren en mijn standpunt verduidelijkt.
Marcha Rietveld schreef op 25 februari 2022 om 09:23
Tip voor de beeldbestormer (s) , onze nationale held, de Soldaat van Oranje, en Gerbrandy planden in 1947 een (mislukte) staatsgreep om een ondemocratisch bewind aan de macht te brengen om de dreigende onafhankelijkheid van Ons Indie te verhinderen en de militairen aan de macht te brengen. Koos Vorrink moest daarvoor als casus belli sneuvelen. Waarom hij? Lastig persoon en voorstander van onafhankelijkheid Indonesie? Verder in hun kielzog bevindt zich ook een keur aan rechtse (en protestante) aanhangers van het koloniale gedachtegoed die , na drie eeuwen van koloniaal bestuur en oorlogen, “onze” gordel van smaragd niet wilden prijsgeven. De helft van de Nederlandse bevolking dacht er toen zo over, (desnoods) vechten wij ervoor. Maar hoe ze dit precies gedaan hebben is natuurlijk door de naoorlogse journalisten en machthebbers onder het tapijt geschoven en gehouden.
Anton van Rijn schreef op 25 februari 2022 om 14:17
@ Klaas Landsman,
ad 1: “Het leed van het ondergaan van doodsangst, het als nabestaande moeten voortleven met een dergelijk verlies, enzovoort, is in mijn ogen in alle plaatsen en tijden en beschavingen hetzelfde en door niets te rechtvaardigen.” Daarmee zal geen enkele 21-e eeuwer het oneens zijn. Het vooronderstelt echter een 21e-eeuwse blik, het besef dat alle volkeren principieel gelijk zijn, dat elk mens aanspraak op mensenrechten kan maken. De neerslag hiervan is pas halverwege de vorige eeuw tot stand gekomen. Ik tracht hiermee het destijds gepleegd excessief geweld noch te bagatelliseren, noch te rechtvaardigen, slechts te begrijpen; de tijd van het kolonialisme en het wetenschappelijk racisme ligt niet ver achter ons (vooral wanneer je het afmeet in het aantal generaties). Gevangenschap in de tunnelvisie die het blanke ras als kroon der schepping ziet dat beschaving en het christendom komt verbreiden, kan blijkbaar gemakkelijk tot excessen leiden (voorbeelden te over, onze Zuiderburen kunnen er met de Belgische Congo over meepraten), soortgelijke excessen overigens als die welke nu in onze slachthuizen en megastallen plaats vinden, maar nu onder de vlag van het wetenschappelijk speciësisme dat de mens boven het dier stelt.
ad 2 en ad 4: “Opvallend is dat relativerende opmerkingen zoals in de eerste zin boven bedoeld (bij mijn weten) nooit worden gemaakt rond de Duitse bezetting.” Een soortgelijk antwoord: te rechtvaardigen valt de Duitse inval niet, te begrijpen vanuit eenzelfde waanbeeld dat het eigen Arische volk superieur acht, en dat leidt tot ‘wij-zij’-denken, wel. Wat mij betreft is er geen verschil, laat staan ‘een kolossaal verschil’ tussen een gezagsdrager en iemand die zich bij de Hitlerjugend aansluit: beiden zijn verstrikt in het dan heersend denksysteem, de een heeft echter meer uitvoerende macht dan de ander.
ad 3: Over hoe “Jan Soldaat” (een enigszins respectloze uitdrukking voor personen die door dienstplicht in situaties terecht komen waarvoor zij niet zelf hebben gekozen) uiteindelijk de trekker overhaalt, zijn boekenkasten vol geschreven. In veel situaties stond op insubordinatie zware straf, tot de kogel aan toe. Hoe mensen gevoelig zijn/raken voor het “Befehl ist befehl” -en de excessen tot welke zulks kan leiden-, staat treffend beschreven in Zimbardo’s “The Lucifer Effect: Understanding How Good People Turn Evil.”
De verantwoordelijke machthebbers kan een racistische verblinding worden aangerekend, welke hun daden geenszins verontschuldigt, wel begrijpelijker maakt, -hoe vreemd, zelfs empatieloos dat misschien ook moge klinken. Hoe moeilijk het is je daar als tijdgenoot aan te onttrekken, moge blijken uit het feit dat niet slechts Heidegger, maar ook eminente denkers als Hume, Kant en Hegel inmiddels op racistische uitlatingen zijn betrapt. Met de wetenschap van nu vermoed ik dat noch ik, noch zijzelf hun hand in het vuur durven te steken voor een onbesmet blazoen, wanneer hen een machinegeweer in handen wordt gedrukt, of wanneer zij op de stoel van de machthebber worden gepositioneerd.
Tot slot: Ik ben van mening dat er wel degelijk een ‘heksenjacht’ gaande is. De negatieve connotatie die deze term heeft, is m.i terecht wanneer het slechts blijft bij een van de sokkel trekken en hernoemen van zalen ZONDER dat er oog is voor de onderliggende mechanismen die het beschreven wangedrag in de hand werken. Dergelijk wangedrag valt niet te rechtvaardigen, hopelijk wel in de toekomst te voorkomen, door te pogen de achterliggende mechanismen te begrijpen (opdat we niet nog eens 200.000 jaar dezelfde koers varen). Met het uitgummen van een naam, gummen we het probleem niet weg. Een probleem dat alleen zichtbaar wordt door het expliciteren en vervolgens kritisch bevragen van de vooronderstellingen, het geloofsparadigma waaronder een persoon als kind van zijn tijd handelt, dat geldt zowel voor Jan Soldaat, Hitlerjugend als Beel.