Wij studeren bij min 20
Nijmeegse studenten en onderzoekers in Zweden, Noorwegen en Rusland ervaren echte winters. De sneeuw blijft maandenlang liggen en de zon gaat om twee uur ‘s middags onder. ‘Ik krijg van alle kanten het advies om vooral wol te dragen.’
Felix Wagner (22): ‘In mijn kamer is het 24 graden’
Student politicologie aan de Higher School of Economics in Moskou.
‘Ik ben op plekken geweest waar de gevoelstemperatuur min twintig was, bijvoorbeeld aan het Baikalmeer en in Sint Petersburg. In Moskou zelf is het ook erg koud: er ligt al sneeuw sinds begin oktober. Het maakt de stad mooier, maar als het even dooit moet je ook uitkijken dat je geen sneeuw of ijspegels op je hoofd krijgt. De bevolking hier kleedt zich anders tegen de kou: de vrouwen lopen hier in bontjassen, dat zie je in Nederland natuurlijk nooit. Ook eten ze vetter, met veel zure room, mayonaise en vet van vlees. Je hebt hier geen eigen radiator op je kamer die je aan en uit kan zetten, maar er is stadsverwarming die aan gaat en daar moet je het dan maar mee doen. Ze zetten hem aan zodra de kou een aantal dagen aanhoudt. We hadden het eerst heel koud en daarna opeens heel warm. De Russen stoken enorm, in mijn kamer is het vaak zo’n 24 graden. In de Transsiberië Express liep het kwik zelfs op tot 26 of 27 en zaten we te zweten in onze korte broeken en T-shirts. Sommige reizigers zetten dan maar een raam open, waardoor je aan het stoken bent voor de buitenlucht. Het is hier niet zoals in Nederland; het openbare leven gaat bij sneeuw en ijs gewoon door. Er lopen heel veel mannetjes rond die de straten schoonscheppen en er ligt een enorme hoeveelheid zout en andere chemicaliën op straat. Daar zullen mijn schoenen wel sneller van gaan slijten.’
Muriel van Teeseling (29): ‘In een skipak naar het werk’
Postdoc microbiële celbiologie aan de Universiteit van Umeå in Zweden.
‘Vandaag ging de zon op om tien voor negen en onder om twee uur in de middag. Dat gaat later in december alleen nog maar erger worden. Ik voel het wel, bijvoorbeeld doordat ik minder energie heb en ik om twee uur ’s middags al denk dat mijn werkdag er bijna op zit. Daar kun je wel dingen op verzinnen, bijvoorbeeld door een daglichtlamp te gebruiken. Dat doe ik regelmatig. Ik woon nu een jaar in Zweden. Ik doe aan de Universiteit van Umeå onderzoek naar de vorm van bacteriën. De eerste periode dat ik hier was, heb ik mijn tuin niet gezien. De winters duren een half jaar, er ligt vijf maanden sneeuw. Op weg naar mijn werk reed ik over een pad waarvan ik dacht dat het een fietspad was, maar toen het ging dooien bleek het een plantsoen te zijn. Dat soort dingen zijn wel raar. Ik ben inmiddels een beetje aan de kou gewend. Het is hier al min twintig graden geweest, ik ben buiten geweest met min vijftien. Je moet je gewoon goed kleden en er niet piekfijn uit willen zien op de fiets. Zweden doen naar hun werk skipakken aan en skibrillen op, dat doe ik nu soms ook. De stad ziet eruit zoals je verwacht van Zweden: houten huizen die in verschillende kleuren zijn geverfd, met witte randen. Daardoor ziet alles er rond kerst extra sfeervol uit. Mensen hebben ook vaak adventskaarsjes voor hun raam staan. Het kerstseizoen begint hier met het Luciafeest op 13 december, waarbij meisjes met kaarsjes op hun hoofd lopen en er lussekater worden gegeten, saffraanbroodjes.’
Leonoor Borgesius (27): ‘Ik ben een wintermens’
Masterstudent geschiedenis aan de universiteit van Oslo.
‘Hier in Oslo heeft het al veel gesneeuwd en gevroren. Ik ben echt een wintermens. Ik heb heel lang geschaatst en kan niet zo goed tegen hitte, daar word ik kriegelig van. Kinderen hier leren dat er niet zoiets is als slecht weer, alleen slechte kleding. Ik krijg van alle kanten het advies om vooral wol te dragen. Mijn docent, een oude Noorse vrouw die broodjes bakt voor haar studenten, drong er al in september op aan dat ik wollen onderkleding moest kopen bij de sportwinkel, omdat ik anders ziek zou worden als het ging vriezen. De mensen hier dragen van die typische Noorse truien. De bekendste soort, met blauw en rood, heet de mariusgenser. Zo’n trui kost rond de tweehonderd euro, maar gaat een leven lang mee. De vader van een vriendin van mij hier draagt de zijne al veertig jaar. Ikzelf heb een goedkopere variant. Mijn docent kon aan het patroon en de kleur zien dat hij uit Trondheim komt. Als ik hier in de metro stap, zeker in het weekend, zie ik overal mensen in skipak die onderweg zijn naar de bergtop. Noren langlaufen en skiën veel. Er zijn zelfs verlichte paden aangelegd, zodat ze na hun werk nog kunnen gaan langlaufen. Het donker van dit jaargetijde vind ik zwaarder dan het licht, maar ook daar is wel iets op te vinden. Ik slik gewoon vitamine D-pillen en dan komt het wel goed.”