Studeren terwijl je een kind hebt: ‘Nu ik moeder ben, ben ik verantwoordelijker geworden’
Zondag is het moederdag. Twee Radboudstudenten vieren deze dag voor het eerst in hun rol van moeder. Ze vertellen hoe het is om te studeren én een kind te hebben. ‘Als je moeder wilt worden, wacht dan niet te lang.’
Het is de tweede dag dat Heleen Randag (31) terug is op de universiteit als we elkaar ontmoeten. Haar zwangerschapsverlof is nog maar net ten einde en over een paar maanden hoopt ze af te studeren. Het voelt vandaag nog wat onwennig om weer over de campus te lopen, vertelt ze. ‘Ik heb enorm veel zin om weer te beginnen. Het is fijn om weer eens aan iets anders te denken dan aan luiers, poep en slaapjes. Maar het voelt ook gek om mijn dochter niet om me heen te hebben.’
Nicole Schijff (31) zit sinds het begin van dit academisch jaar terug in de collegebanken. Haar dochter Olivia is iets ouder dan Randags dochter Fenna. Schijff doet momenteel een pre-master bij geneeskunde. ‘Ik studeerde een paar jaar geleden al geneeskunde’, legt ze uit. ‘Maar daar stopte ik mee om een andere master te doen en om een tijdje te werken. Maar het bleef altijd kriebelen om de studie terug op te pikken.’ Het moederschap met een studie combineren is uitzoeken wat voor jou werkt, zegt Schijff.
‘Het is fijn om weer eens aan iets anders te denken dan aan luiers, poep en slaapjes’
Schijff probeert alle colleges bij te wonen. Wanneer dat in het verleden niet lukte, was ze voor een paar van haar niet-verplichte colleges aangewezen op geluidsopnames van studiegenoten. Volgens haar zou het daarom eenvoudiger zijn als de universiteit online colleges zou aanbieden voor deze vakken. ‘Ik begrijp heus wel dat voor sommige colleges een aanwezigheidsplicht geldt, maar soms zit ik anderhalf uur in zo’n bankje nadat ik helemaal uit Apeldoorn ben gekomen – daar woon ik – en denk ik: dit had echt ook online gekund.’
Het helpt ook niet dat haar dochter om medische redenen veel voeding niet verdraagt en nog steeds aangewezen is op borstvoeding. ‘Dat is wel lastig: colleges volgen, veel reizen en ook nog elke dag kolven. Plus: goed voor mezelf blijven zorgen.’
Invalidentoilet
Het zou schelen als de universiteit wat meer ondersteuning zou bieden, denkt Schijff. ‘Soms heb ik aan het begin van de dag een college en pas ’s avonds weer eentje.’ Vooral de colleges in de avonduren zijn moeilijk om bij te wonen wanneer je een kind hebt, aldus Schijff. Daarbij zijn de kolffaciliteiten op de campus niet optimaal.
‘Er is wel een kolfkamer, maar niet in de buurt van mijn colleges. Als er maar 45 minuten zitten tussen twee colleges, heb ik niet genoeg tijd om naar die ruimte te komen en te kolven.’ Daarom gebruikt Schijff vaak het invalidentoilet als kolfkamer. ‘Vroeger was er nog een andere ruimte, maar dan moest ik eerst de sleutel halen en na afloop ook weer terugbrengen.’ Randag herkent het gedoe: ‘Daarom ben ik maar gestopt met borstvoeding geven. Ik had hier allemaal geen zin in.’
Part-time
Randag loopt al coschappen en ervaart nog wat andere hindernissen. ‘Het was fijn geweest als ik mijn coschappen parttime had kunnen doen’, vertelt ze. ‘Maar dat kan maar op een paar plekken en die waren allebei al vervuld.’ Tegelijkertijd snapt ze ook wel dat het voor de universiteit lastig is parttime coschappen te organiseren. ‘Gelukkig kon ik wel zelf de plaats kiezen waar ik mijn coschappen zou lopen.’
Al voor ze in verwachting raakte, vroeg Randag de studieadviseur wat ze kon verwachten als ze als zwangere vrouw verder zou studeren en het zou zijn als student én moeder. ‘Ik heb een deel van mijn coschappen gelopen tijdens mijn zwangerschap. Dat was best moeilijk. Bij een oogoperatie moest bijvoorbeeld lang voorovergebogen staan, wat lastig is met een zware buik. Maar ik wist ook dat het maar voor vijf maanden was, en dat het daarna klaar zou zijn.’
Ervaring
Zowel Randag als Schijff zijn dankbaar voor een deel van de steun die ze van de universiteit hebben gekregen. ‘Ik denk dat de persoonlijke aanpak goed was’, zegt Randag. ‘De studieadviseur vroeg me bijvoorbeeld of ik borstvoeding geef. Waarschijnlijk ook omdat de zaak van Nicole een paar maanden eerder speelde. Maar er zijn regels die de universiteit niet kan veranderen, ook als ze dat zou willen.’
Daar is Schijff het mee eens: ‘Ik denk dat de universiteit wel wil helpen, maar er is een gebrek aan ervaring om ons te ondersteunen. Misschien kunnen ze uit deze casussen leren om andere moeders te helpen.’ Tegelijkertijd hoopt ze ook op meer begrip: ‘Als ik een college moet missen omdat mijn baby ziek is of omdat ik niet heb geslapen, is het hard om daarna te horen dat je je kind als een excuus gebruikt. Dat is pijnlijk.’
‘Het is hard om te horen dat je je kind als een excuus gebruikt’
Toch hebben beide moeders er geen spijt van dat ze tijdens hun studie kinderen hebben gekregen – integendeel. Randag: ‘Als je moeder wilt worden, wacht er dan niet mee. Misschien lukt het niet meteen om kinderen te krijgen en betreur je achteraf dat je er niet eerder mee bent begonnen. Natuurlijk kan het hard zijn, maar ik denk dat die wens voor het werk moet komen.’
Betere dokter
Maar volgens Schijff moet je ook weten waar je aan toe bent. ‘Je weet nooit of je een gezonde baby krijgt’, zegt ze. ‘Je zult zeker een keer slecht slapen, maar het kan een stuk lastiger worden als je baby een probleem heeft.’ In het slechtste geval kan je niet verder met je studie, zegt Schijff. ‘Je moet je bewust zijn dat dit een risico is. En dat de kans bestaat dat je moet stoppen met studeren.’
‘Ik denk dat het moederschap iets toevoegt aan mijn ervaring’
Door een dochter te krijgen, zegt Schijff, is ze een betere student geworden. ‘Als ik mezelf vergelijk met de persoon die ik was toen ik voor het eerst aan de studie geneeskunde begon, denk ik dat het moederschap iets toevoegt aan mijn ervaring.’ Dat betekent niet dat elke goede dokter noodzakelijkerwijs ook een ouder moet zijn, benadrukt ze. ‘Maar door moeder te worden ben ik een meer verantwoordelijke persoon geworden’, zegt ze. ‘Als je moeder bent, hangt het leven van je kind van jou af. En als je dokter bent, geldt hetzelfde voor het leven van je patiënten.’