‘Taal heeft invloed op hoe we naar mannen en vrouwen kijken’
Het woord 'promovendus' gebruiken om zowel mannen als vrouwen aan te duiden? Sommige medewerkers vinden dat een probleem. Het is allesbehalve genderinclusief, zeggen zij. Wat zegt de wetenschap over gender in taal?
Promovendi aan de Radboud Universiteit worden allemaal ‘promovendus’ genoemd. Op hun profielpagina van de universiteit, dan. Niet promovendá dus, ook niet als het om vrouwen gaat.
In het Nederlands wordt voor de neutrale versie van een woord heel vaak gekozen voor de mannelijke variant. Dat is best raar, zeiden Radboud-diversity officer Jeannette Heldens en promovenda Lena Richter in een eerder artikel van Vox. Het gebruik van de mannelijke variant bij functienamen is een structureel probleem, vonden ze. De universiteit zou wel iets beter haar best mogen doen met genderinclusief taalgebruik.
‘Ik hoopte dat dit soort onzin nooit naar onze universiteit zou komen’, schrijft ‘student’ in een reactie onder het artikel. ‘Helaas is het nu wel zover. Kunnen we in het kader van “je bent nodig” ons niet beter richten op dingen die er écht toe doen in plaats van dat we dit soort triviale problemen aankaarten?’ Een ander spreekt over ‘activistisch gedram’, een derde zelfs van een ‘gevaarlijke ideologie’.
‘Ook maar een mening’
We moeten het onderwerp gender in taal wat serieuzer gaan nemen, zegt Julia Misersky. Ze is promovenda bij het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek en onderzocht gender in de Duitse taal, haar moedertaal. ‘Er is wetenschappelijk bewijs dat taal wel degelijk invloed heeft op hoe we naar mannen en vrouwen kijken. Het is problematisch dat het idee dat taal invloed heeft op gelijkheid, als ‘ook maar een mening’ wordt afgedaan.’
Misersky onderzocht mannelijke en vrouwelijke beroepsnamen in het Duits. Als er een mannelijke vorm van een beroepsnaam wordt gebruikt (biologen, agenten of hoogleraren), dan dénken mensen ook echt aan mannen, zo bleek. Zowel in Duits als in het Nederlands wordt die mannelijke vorm soms gebruikt om iedereen te omschrijven.
De mannelijke vorm is niet zo neutraal als gedacht.
Misersky liet proefpersonen zinnen lezen met de mannelijke of vrouwelijke vorm van het woord ‘studenten’ (Studenten of Studentinnen). Die vormen liet ze in een bijzin opvolgen door het woord vrouwen of mannen (bijvoorbeeld: “de studenten liepen naar de kantine, want sommige vrouwen hadden honger”). Met gebruik van EEG mat ze de hersenactiviteit van haar proefpersonen tijdens het bestuderen van de zin. Wanneer Studenten in een zin werd gevolgd door ‘de vrouwen’, vonden proefpersonen dat lastig, zo bleek. De mannelijke vorm is dus niet zo neutraal als gedacht.
Best apart
‘Het Nederlands is best apart’, zegt taalwetenschapster Theresa Redl. ‘In het Duits kun je vrijwel élke beroepsnaam of functietitel vrouwelijk maken’, zegt ze. Het Engels is redelijk neutraal, zo kan het neutrale they worden gebruikt en hebben niet veel woorden mannelijke en vrouwelijke vormen. Nederlands zit tussen het Duits en Engels in. Directeur en directrice kan, maar hoogleraar en hooglerares hoor je weinig.
Redl promoveerde op generische masculina, woorden die grammaticaal mannelijk zijn, maar ook gebruikt worden om naar vrouwen te verwijzen. Ze keek naar het persoonlijk voornaamwoord hij en het bezittelijk voornaamwoord zijn. Ze legde proefpersonen zinnen voor als: ‘Iedereen was zijn tanden aan het poetsen, onder wie wat vrouwen’. Met eye-tracking mat ze hoe lang mensen deden over het lezen van die zinnen. Als ze er langer (het gaat hier om milliseconden, red) over deden, was dat een indicatie dat de deelnemers de zin niet logisch vonden.
‘Het Nederlands is best apart’
Mannelijke proefpersonen vonden het moeilijk als het na het voornaamwoord ‘zijn’ over vrouwen ging; ze deden langer over het lezen van die zin. Vrouwen hadden dat probleem niet. ‘Vrouwen zijn er gewoon iets beter in’, zegt Redl. ‘Dat moet wel. Zij zijn het gewend dat met ‘zijn’ of ‘hé jongens’, ook vrouwen worden bedoeld.’
Redl onderzocht ook soortgelijke zinnen met het woord ‘hij’ erin: “Iemand die steeds belooft dat hij echt op tijd zal komen, zoals mevrouw/meneer Knoop, zal alsnog soms te laat zijn.” ‘Met het gebruik van ‘hij’ naar vrouwen verwijzen, daar had iedereen problemen mee. ‘Voor zowel vrouwen als mannen was dat echt een mannelijke vorm.’
Stereotypen
Niet alleen het grammaticale geslacht van een woord heeft invloed op hóe we het interpreteren. Aan sommige woorden hangen stereotypen vast, zegt Redl. Zij onderzocht zinnen met ‘tanden poetsen’, maar ook zinnen met ‘nagels lakken’. ‘Lazen proefpersonen de zin: ‘iedereen was zijn nagels aan het lakken en een paar vrouwen kozen een mooie kleur’, dan vond niemand (mannen noch vrouwen) dat verwarrend, zegt Redl.
Bij nagels lakken denken de meeste mensen namelijk aan een vrouw. Werd ‘vrouwen’ in de zin vervangen door ‘mannen’, dan was dat wél verwarrend. Het stereotype dat aan nagels lakken kleeft, ‘won’ het in dit geval van het bezittelijk voornaamwoord zijn.’ Het laat zien dat grammaticaal geslacht en stereotypen beide invloed hebben op hoe we woorden interpreteren.’
Niet neutraal
De experimenten laten zien dat mannelijke vormen niet neutraal zijn, terwijl ze vaak wel als zodanig worden gepresenteerd. ‘Mensen zeggen: we gebruiken dit al decennia, dat werkt toch prima’, zegt ook Misersky. ‘Maar we weten uit ons onderzoek, en heel veel eerder onderzoek, dat de mannelijke vorm niet inclusief is.’
Mannelijk is dus niet neutraal. Is dat erg? Ja, zegt Redl. ‘Want dat idee werkt door in de praktijk.’ Redl haalt onderzoek aan over sollicitatiecommissies: ‘Als een bedrijf in de functieomschrijving van een vacature een mannelijke vorm gebruikt, voelen vrouwen zich minder aangesproken om te reageren. Een studie uit 2015 toonde zelfs aan dat de sollicitatiecommissie bij een mannelijke beroepsvorm zélf eerder voor een man gaat. Met het gebruiken van een mannelijke vorm gaat het dus mogelijk op twee manieren fout.’
Taal heeft dus invloed op de werkelijkheid, wil de taalwetenschapper daar maar mee zeggen. ‘Maar je kan er moeilijk een percentage aan hangen. Ik heb soms moeten aanhoren dat mensen mijn onderzoek maar onzin vonden. Taal is voor een deel van invloed op ongelijkheid, maar hoe sterk precies, weten we niet.’ Dat doet er ook niet toe, vindt Redl. ‘Als je alleen maar het grootste probleem aanpakt, bereik je ook nooit gelijkheid.’
‘Je kunt grammaticaal mannelijke woorden makkelijk omzeilen’
Dát taal wat met gelijkheid kan doen, is bewezen. ‘In een onderzoek uit 2011 keken wetenschappers naar 111 landen en onderscheidden ze drie soorten talen: talen waarbij elk zelfstandig naamwoord een grammaticaal geslacht heeft (het Duits), talen waarbij alleen voornaamwoorden dat hebben (Engels), en talen die allebei níet meer hebben (Fins). Ze keken in hoeverre de soort taal samenhangt met de gendergelijkheid in een land, los van politieke, religieuze, geografische en economische verschillen.
Talen zoals het Engels zorgen voor de grootste gendergelijkheid, zo bleek. ‘De onderzoekers zeiden dat dit komt omdat je in die talen de meeste manieren hebt om genderongelijkheid tegen te gaan: je kunt grammaticaal mannelijke woorden makkelijker omzeilen’, zegt Redl. ‘Maar je kunt ook stereotypen makkelijker tegengaan, omdat je bijvoorbeeld bij stereotiep mannelijke beroepen – zoals bouwvakker – deze alsnog met vrouwelijke voornaamwoorden kunt ontkrachten.’ Het Nederlands zit wat dit betreft tussen het Engels en Duits in.
Discussies
Discussies over gender in taal gaan verder terug dan veel Nederlanders denken. In de jaren 80 is er in de Tweede Kamer nog gestemd over mannelijke en vrouwelijke vormen van beroepsnamen, herinnert taalwetenschapster Ingrid van Alphen zich. ‘Om vrouwen zichtbaar te maken in taal.’
Duitsland en Frankrijk namen in de jaren 80 officieel de beslissing voor elke functienaam zowel vrouwelijke en mannelijke vormen te hanteren, vertelt Van Alphen. In Nederland lagen twee voorstellen: een die hetzelfde zou doen en een met een ‘neutralisatievoorstel’. Eén motie veegde ze beide van tafel. De taal was van het volk óf van God, vond het parlement. En dus werd er van bovenaf niets over grammaticaal geslacht in de taal beslist.
Redl en Misersky, uit Oosterrijk en Duitsland, merken op dat onderzoek naar genderverschillen in taalgebruik in Nederland in de jaren 80 een opleving kende, maar erna wat op de achtergrond raakte – ook in het publieke debat. ‘Dat vond ik verrassend’, aldus Redl. ‘In Duitstalige gebieden wordt er sinds de jaren tachtig ononderbroken onderzoek naar taal en gender gedaan.’ Dat komt, denkt het tweetal, waarschijnlijk omdat grammaticaal geslacht in de Duitse taal veel meer aanwezig is dan in het Nederlands.
‘Echt helemaal neutraal is taal nooit’
Pas sinds een aantal jaar wordt het thema in Nederland weer meer onderzocht. Die hernieuwde aandacht komt mede doordat de lhbtiq-gemeenschap zich nu uitspreekt voor inclusiever taalgebruik, zegt Van Alphen, ook lid van de Adviescommissie Genderinclusief Taalgebruik van de Nederlandse Taalunie. Die gemeenschap brengt overigens weer een nieuw probleem aan het licht: met alleen mannelijke en vrouwelijke vormen spreek je non-binaire mensen niet aan.
Genderloos
Wat als we vaak genoeg ‘directeur’ gebruiken, ook als het om een vrouw gaat? Wennen we dan niet vanzelf aan het idee dat we daarmee ook een vrouw of non-binair persoon bedoelen? De mannelijke vorm kán niet neutraal worden, hoe vaak we hem ook gaan gebruiken, meent Van Alphen.
‘Omdat we zowel lerares als leraar gebruiken, wordt het woord ‘leerkracht’ meer neutraal’, legt ze uit. ‘Dit omdat ‘leerkracht’ door beide vormen ingevuld kan worden. Dus éérst moet de vrouwelijke vorm van een woord zichtbaar worden.’ Dit bewijst het onderzoek in 111 landen ook. Talen als Fins zijn dan misschien genderloos, schrijven de onderzoekers, maar toch denkt men in die taal bij ‘neutrale’ vormen van woorden nog steeds aan mannen.
‘Het woord “studerende” is neutraler dan “student” en “studente”‘
Enigszins neutrale beroepsnamen in het Nederlands zijn er wel, zegt Van Alphen – al spreekt ze liever over ‘genderinclusief’. Naast ‘directeur’ of ‘directrice’ heeft ‘leidinggevende’ bijvoorbeeld een veel neutralere connotatie. ‘En bij student of studente, gebruik je studerende. Het bestáát allemaal al. Gebruik onze grammatica en wees er creatief in.’
En taal bestaat niet in een vacuüm, wil Van Alphen nog duidelijk maken. De maatschappelijke situatie is namelijk ook van invloed op hoe we taal interpreteren. ‘Echt helemaal neutraal is taal daarom nooit.’
PANIEK schreef op 12 november 2021 om 14:59
Ik merk dat Voxweb zich steeds vaker schuldig maakt aan het publiceren van dit soort onwetenschappelijke postmodernistische onzin waarbij er de nadruk wordt gelegd op het problematiseren van alles waar letterlijk niemand iets om geeft.
In een onderzoek kwam gisteren naar voren dat 26% van de studenten er wel eens over gedacht heeft liever dood te zijn. Maar laten we onze energie vooral daar niet in steken, laten we ons focussen op dit “problematische” fenomeen over hoe mensen ervoor kiezen om hun taal te gebruiken of te interpreteren want daar is pas echt behoefte aan.
Voxweb, wordt alsjeblieft een fatsoenlijke journalistieke website of hef jezelf op want deze neerwaartse spiraal is al een tijdje bezig.