Taalkundehoogleraar schiet te hulp in juridische strijd tussen gemeente en flitsbezorger
Wat weet Marc van Oostendorp nou helemaal over de detailhandel? Niet veel. En toch trad de hoogleraar Nederlands en Academische Communicatie al vier keer op in juridische geschillen tussen gemeentes en flitsbezorgers. 'Blijkbaar ben ik een specialist.'
Afgelopen voorjaar werd Marc van Oostendorp voor het eerst benaderd door een advocaat met de vraag om de definitie van het woord ‘detailhandel’ van een gemeente onder de loep te nemen. ‘Wellicht kwam de advocaat via Google bij mij terecht, de naam van mijn leerstoel is Nederlands en Academische Communicatie’, verklaart Van Oostendorp aan de telefoon.
Darkstores
Wat de hoogleraar op dat moment niet weet, is dat het woord detailhandel een belangrijke rol speelt in juridische geschillen tussen gemeentes en flitsbezorgers. Flitsbezorgers – denk aan de fietskoeriers van bedrijven als Gorillas of Getir – vestigen hun dark stores sinds enkele jaren namelijk steeds vaker in het centrum van grote steden. Omwonenden zijn daar niet altijd blij mee: het komen en gaan van fietskoeriers van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat brengt overlast met zich mee.
Gemeentes willen flitsbezorgers daarom steeds vaker naar bedrijventerreinen buiten de stad dirigeren. Daar zijn de dark stores het dan weer niet mee eens, want zij willen hun klanten zo snel mogelijk kunnen bedienen. Daarom voeren sommige flitsbezorgers voor de rechter aan dat ze een supermarkt zijn, waardoor ze onder de detailhandel zouden vallen.
Spaghetti
En precies daarvoor komen advocaten bij Marc van Oostendorp terecht: vallen flitsbezorgers wel of niet onder de definitie die de gemeentes in kwestie van het woord detailhandel voeren? ‘Een advocaat vertelde me dat de Hoge Raad voor dit soort rechtszaken heeft bepaald dat niet de juridische interpretatie van het woord van belang is, maar wel wat het in Algemeen Nederlands betekent. Daarvoor had de advocaat een specialist nodig.’ Lachend: ‘En blijkbaar ben ik dat.’
Al vier keer moest Van Oostendorp zijn licht laten schijnen op definities van het woord ‘detailhandel’, onder andere voor de gemeentes Amsterdam en Tilburg. ‘Daarbij viel het me op dat gemeentes deze definities van elkaar kopiëren’, zegt Van Oostendorp. ‘Soms laten ze iets weg of voegen ze er iets nieuws aan toe. Zo wordt de definitie een bord spaghetti met veel vreemde ingrediënten en slordige verwoordingen. Volgens de definitie van sommige gemeentes zouden bakkers bijvoorbeeld verplicht moeten worden om niet alleen broden te verkopen, maar ook te verhuren.’
Uitstalling ten verkoop
In principe, aldus Van Oostendorp, komen de zaken altijd op hetzelfde neer. Flitsbezorgers hebben goederen, maar geen winkel. Daar willen gemeentes ze op pakken. Dat kan op basis van de definitie van het woord ‘detailhandel’, waar flitsbezorgers onder vallen. ‘Daarin is vaak opgenomen dat ze onder andere moeten voldoen aan “uitstalling ten verkoop” – denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van goederen in winkelrekken, zoals in supermarkten. Doen ze dat niet, dan kunnen gemeentes de bedrijven op basis hiervan naar een bedrijventerrein verbannen.’
‘Ik heb gewoon mijn gezond verstand gebruikt’
In één of twee A4’tjes zet de hoogleraar vervolgens zijn visie op de feiten op papier. ‘Daarin probeer ik gewoon uit te leggen wat er in de definitie staat, met name of iets volgens een definitie wel of geen verplichte voorwaarde is,’ zegt Van Oostendorp. ‘Daarvoor hoef je echt niet gestudeerd te hebben, ik gebruik gewoon mijn gezond verstand. Hooguit kan ik het beter verwoorden dan anderen.’
Woordverklaarder
In het verleden werd Van Oostendorp overigens al vaker gevraagd om taalkundig advies te verlenen in juridische geschillen. ‘Dat gebeurde bij rechtszaken waarbij de claim van de ene partij was dat een merknaam te veel leek op een andere’, aldus de hoogleraar, ‘zoals bij de bieren Kornuit en Kordaat.’
Of Van Oostendorp in de toekomst een rol als woordverklaarder voor zichzelf ziet weggelegd? ‘Het is interessant om te doen, maar ik wil er niet mijn hoofdbetrekking van maken’, zegt hij. ‘Ik zie het meer als deel van de maatschappelijke taak van een academicus. Maar ik hoop vooral dat gemeentes in de toekomst minder slordig omspringen met dit soort definities. Eigenlijk moeten ze gewoon de huidige definities weggooien en ze helder opnieuw opschrijven.’