Onderzoekers van de Radboud Universiteit ontwikkelden twee computertests waarmee leraren hun (voor)oordelen over wetenschap en techniek kunnen meten. Leraren beïnvloeden – vaak onbewust – de interesse van hun leerlingen voor natuurwetenschap en techniek, zo blijkt uit onderzoek van Nijmeegse onderwijskundigen onder leiding van dr. Eddie Denessen.

Dalende interesse
Nog steeds zijn er minder meisjes die kiezen voor bètavakken of een bètaopleiding dan jongens. Niet dat ze het niet zouden kunnen, maar ze worden er minder toe gestimuleerd door hun omgeving, waaronder hun leraar. De beïnvloeding komt voor een deel omdat niet alle leraren in het basisonderwijs even enthousiast zijn over het geven van technieklessen, maar ook omdat leraren over een toekomst in de technische sector meer van jongens verwachten dan van meisjes.
Bij alle leerlingen uit de groepen 5 tot en met 8 is een duidelijke dalende interesse voor wetenschap en techniek te zien, maar bij meisjes is dat effect het grootst.

Vaker positieve feedback
‘Goed zo, jongen, probeer maar uit.’ ‘Laat mij maar doen, meisje.’ Denessen: ‘Uit verschillende onderzoeken weten we dat houdingen van leraren een rol spelen in de manier waarop ze leerlingen benaderen. Ze geven jongens meer beurten, vaker positieve feedback. En dat doen ze meestal onbewust en onbedoeld.’

In opdracht van het Platform Bèta Techniek ontwikkelde Denessen twee computertests om houdingen van leraren te meten: één test voor hun houding ten aanzien van wetenschap en techniek en één over hun vooroordelen ten aanzien van jongens en meisjes.

Collega’s van de Universiteit van Amsterdam boden de technische ondersteuning en maakten er een mooie webtool van.
Denessen: ‘Onze tests geven leraren inzicht in hun houdingen. Ze krijgen na afloop meteen feedback. Ons idee is, dat wanneer we leraren deze spiegel voorhouden, ze kunnen reflecteren op de manier waarop hun houdingen invloed hebben op hoe ze jongens en meisjes in de klas bejegenen.’

De tests zijn te vinden op http://www.vtbprogramma.nl/?pid=276