Tijdelijke contracten: cao-afspraak blijkt boterzacht
Universitaire docenten zouden minder vaak een tijdelijk contract moeten krijgen, vinden universiteiten en vakbonden. Maar nu blijkt dat ze samen een streefcijfer hebben gekozen waar veel universiteiten allang aan voldeden.
Al jaren zijn de vele tijdelijke contracten in de wetenschap een doorn in het oog van de vakbonden. Vakbond voor de wetenschap VAWO voerde afgelopen zomer actie bij de opening van het academisch jaar.
Geen wonder dat de vakbonden er afspraken over wilden maken in de universitaire cao van januari vorig jaar. Daarin kwam te staan dat het aandeel tijdelijke contracten (korter dan vier jaar) voor docenten en hoogleraren landelijk moet worden teruggedrongen naar hooguit 22 procent.
Op het eerste gezicht lijkt dat een lastige missie. Vorige week toonden de jongste personeelscijfers van universiteitenvereniging VSNU dat vaste banen nog altijd schaars zijn aan de universiteit. Maar liefst een kwart van de docenten is in tijdelijke dienst.
Vooral de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) moest van ver komen. Daar heeft volgens de VSNU-cijfers 45 procent van de docenten een tijdelijk contract. De Radboud Universiteit scoort volgens de VSNU-cijfers gemiddeld met 24 procent.
Maar volgens EUR-woordvoerder Jacco Neleman voldoet zijn universiteit wel degelijk aan de cao-afspraak en is nieuw beleid helemaal niet nodig. De VSNU-cijfers gaan namelijk over alle tijdelijke docenten, maar in de cao gaat het alleen over docenten die een tijdelijk contract hebben dat korter dan vier jaar duurt.
Volgens die laatste definitie werkte bij de EUR volgens Neleman eind 2015 niet 45 maar 21 procent van de docenten op een tijdelijk contract. Dat is dus onder de afgesproken norm in de cao.
Wat is het waard?
Als zelfs de Erasmus Universiteit daaraan voldoet, wat is die doelstelling dan waard? VSNU-woordvoerder Bastiaan Verweij kan geen cijfers geven, maar volgens hem is de situatie aan alle universiteiten anders. ‘Als de Erasmus Universiteit aan de cao-norm voldoet, dan betekent dat niet automatisch dat de andere universiteiten daar ook in slagen. Het zal voor sommige instellingen nog heel wat inspanning vergen om de 22 procentnorm te halen.’
Voorzitter Marijtje Jongsma van wetenschapsvakbond VAWO, tevens universitair docent in Nijmegen, is blij met de afspraak, al had ze de lat graag wat hoger gelegd. ‘Maar dat is het wisselgeld wat we betaald hebben. Het is geven en nemen in onderhandelingen.’
Er is een reden dat die vierjarige contracten buiten de cao-afspraak vallen. De universiteiten wilden wetenschappers buiten de telling houden die in een zogenoemd tenure track zitten: een carrièrepad met tussentijdse up-or-out-momenten richting het hoogleraarschap. Pas na vier of vijf jaar is duidelijk of deze wetenschappers een vaste aanstelling krijgen. Maar er zijn ook docenten met langjarige tijdelijke contracten die geen tenure track doorlopen. Die vallen buiten deze cao-afspraken.
Jongsma: ‘De afgelopen vijftien jaar hebben we een wildgroei van tijdelijke functies gezien. Het onderwijs wordt steeds vaker verzorgd door ‘overig wetenschappelijk personeel onderwijs’, dat anders dan universitaire docenten, hoofddocenten en hoogleraren meestal geen vaste aanstelling krijgt. Dankzij de cao-bepaling hopen we een verdere toename van het aantal tijdelijke aanstellingen tegen te kunnen gaan.’
Promovendi
Maar jonge wetenschappers hebben twijfels bij de effectiviteit van deze norm, als universiteiten er inderdaad allang aan voldoen. Voorzitter Charlotte de Roon van het Promovendi Netwerk Nederland begrijpt wel dat er aan een onderhandelingstafel compromissen moeten worden gesloten, zegt ze. ‘Maar dit belooft geen verbetering voor jonge universitaire medewerkers, waardoor nog steeds afgedaan wordt aan de persoonlijke en professionele ontwikkeling van deze mensen.’
Promovendi, die veel onderwijs voor hun rekening nemen, vallen overigens buiten de afspraken over tijdelijke aanstellingen. Zij hebben allemaal een tijdelijk contract. / HOP, Hein Cuppen