Deze studenten vind je niet in de kroeg
Studeren en (top)sporten, gaat dat samen? Vandaag vertellen Lianne Tan en Jeroen Aaldering van wel. Al schiet het studentenleven er vaak bij in. ‘Van sporten, studeren en feesten kan je er maar twee doen. Drie is te veel.'
Jeroen Aaldering (23), student Sport, Gezondheid en Management, HAN. Sport: Survival Run, topprestatie: overall winner Survival Run korte afstand (2016): ‘Vorig jaar werd ik Nederlands kampioen Survival Run op de acht kilometer. ‘Huh? Survival Run?’ reageren veel mensen. Basically is het een hardloopwedstrijd op onverhard terrein. Je rent over akkers en moet allerlei hindernissen overbruggen. Het is niet de grootste sport van Nederland, maar aan de meeste wedstrijden doen toch tussen de duizend en vijftienhonderd deelnemers mee. Soms ben ik zo druk met trainen dat ik vergeet de boeken in te duiken. Ik ben graag buiten. Als je mij vraagt of ik me meer student of sporter voel, hoef ik niet lang na te denken: sporter. Laat mij maar in de touwen klimmen. Deze zomervakantie werkte ik in een café en daardoor drink ik nu meer biertjes dan voorheen. Zodra de competitie weer begint, stop ik daarmee. Dan ga ik terug naar hooguit een biertje per week. Vorig jaar deed ik mee aan een 64 kilometer-run in Engeland. Daarbij ben ik fysiek en mentaal zo over mijn grens gegaan, dat ik er drie maanden van moest herstellen. Ik heb een vak laten vallen dat ik dit jaar moet herkansen. Toch is er niet alleen conflict tussen mijn sport en mijn studie. Tijdens de intro gaf ik trainingen aan honderd nieuwe studenten. Al mijn docenten stonden er trots bij te kijken. Ze kenden mij alleen als een student die binnen achter zijn laptop zit, maar op de baan zagen ze me ineens voor een groep staan. In de wereld van de Survival Run voel ik me het meest op mijn gemak.’
Lianne Tan (25). Student tandheelkunde, Radboud Universiteit. Sport: badminton, topprestatie: meervoudig Belgisch kampioen badminton, deelname aan Olympische Spelen Rio (2016): ‘Ik ben net terug uit Rio. Samen met mijn broer kwam ik uit voor België. Ik heb een wedstrijd gewonnen en er twee verloren. Het verlies was geen verrassing; ik speelde tegen een Chinees meisje dat vier jaar geleden nog goud haalde op de Spelen. Badminton is echt een Aziatische sport. Mijn vader komt uit Indonesië. Niet zo gek dus dat mijn broer en ik beiden badmintonnen. Afgelopen jaar moest ik me kwalificeren voor de Olympische Spelen en tegelijkertijd ging ik het drukste jaar van tandheelkunde in. Ik had 22 toernooien waarvan de meeste in Europa. Maar ik moest ook in Brazilië en Tahiti spelen en dan mis je dus zo een hele week van je studie. Mijn boeken neem ik altijd mee, maar helaas gaan die niet zo vaak open. Daar komt bij dat ik in het vliegtuig altijd in slaap val. Ik heb wel eens tentamens gehad op de dag dat ik terugkwam van een toernooi. Niet ideaal. Tijdens een training ben ik soms met mijn hoofd bij de studie en andersom. Maar als ik moet kiezen, mis ik liever een training dan een practicum. Mijn studie is het belangrijkst, en tot nu toe heb ik alle tentamens gehaald. Voor een typisch studentenleven heb ik simpelweg geen tijd. Van sporten, studeren en feesten kan je er maar twee doen. Drie is te veel. Dat besef ik heel goed. Maar ik heb de keuze zo gemaakt en heb er tot nu toe nooit spijt van gehad.’
Dit artikel verscheen ook in de Vox-special over sport.