Tunnelvisie bij de politie

05 jun 2015

HOKJESDENKERS Het meinummer van Vox staat in het teken van stereotypen. Maar wat zijn dat? In een dagelijkse serie laten onderzoekers hun licht schijnen over het denken in hokjes. Vandaag criminologe Renze Salet van de rechtenfaculteit over ‘tegensprekers’, rechercheurs die tunnelvisie in opsporingsonderzoek moeten voorkomen. 

Hokjesdenken. Illustratie: Roel Venderbosch
Hokjesdenken. Illustratie: Roel Venderbosch

Op 22 juni 2000 werden Nienke en Maikel in het Beatrixpark in Schiedam door een man de bosjes ingelokt. De kinderen van 10 en 11 jaar werden misbruikt en mishandeld. Alleen Maikel overleefde, door voor te wenden dat hij dood was. Kees B., een voorbijganger die de politie alarmeerde, werd al snel als verdachte aangemerkt. Onder druk van de politie legde hij een bekentenis af en verdween achter de tralies. Vier jaar later meldde de dader zich.

De Schiedammer Park-moordzaak staat te boek als een zaak waarbij politie, justitie en deskundigen grove fouten hebben gemaakt. Achteraf  bleek sprake te zijn van tunnelvisie, waardoor alternatieve daders weer snel uit beeld verdwenen. Kees B. was al eens betrapt op seksuele handelingen met een minderjarige. Een politieman had bovendien ontdekt dat Kees B. zijn zoontje op straat had lastig gevallen. Het beeld van Kees B. als moordende pedoseksueel kon niet meer stuk.
En dat terwijl er hard bewijs was voor zijn onschuld: deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut hadden géén DNA-materiaal van hem kunnen vinden op de plaats delict. Kees B. voldeed evenmin aan het signalement dat het slachtoffertje Maikel had doorgegeven aan de politie.

Renze Salet
Renze Salet

Speelruimte
De blunders in deze moordzaak staan niet op zichzelf, zegt criminologe Renze Salet van de rechtenfaculteit. De politie heeft volgens haar vaker de neiging om verdachten neer te zetten als een bepaald type en daar dan naar te handelen. Dat kan een risico vormen in het opsporingsproces, als een ander perspectief te snel aan de kant wordt geschoven. ‘Onderzoeksteams hebben de speelruimte om stil te staan bij nieuwe en afwijkende informatie, bijvoorbeeld over de verdachte, maar ze gebruiken die ruimte niet altijd.’
De Schiedammer Park-moordzaak was voor justitie wel de aanleiding om de opsporing te veranderen. Een van de maatregelen is de zogenaamde ‘tegenspraak’, waarbij rechercheurs aan het onderzoek worden toegevoegd die niet direct bij het onderzoek zijn betrokken en dus makkelijker een tegengeluid kunnen laten horen. Ze moeten als tegensprekers kritische vragen stellen bij de gemaakte keuzes in de opsporing.

Scenario’s
Salet promoveerde afgelopen 13 mei op onderzoek naar de bijdrage van deze maatregel aan de opsporing. Ze ontdekte dat tegenspraak in de praktijk uiteen loopt van het wijzen op schrijffouten tot het aandragen van alternatieven, maar dat de maatregel hoe dan ook de opsporing verbetert. ‘Je ziet dat door tegenspraak andere scenario’s worden uitgewerkt of andere onderzoeksmethoden worden gebruikt dan de voor de hand liggende’.
Salet vindt daarom dat tegenspraak een vaste plaats moet krijgen in grootschalige rechercheonderzoeken. En dat er liefst twee tegensprekers moeten zijn, van wie één van buiten de politieorganisatie afkomstig is.

Wellicht had het leven van Kees B. er heel anders uit gezien als tegensprekers bij de politie hadden gehamerd op het ontbrekende DNA en het afwijkende signalement./Martine Zuidweg

 

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!