‘Universiteiten kunnen eenvoudig zelf de buitenlandse instroom beperken’
OPINIE - In de discussie over de grote toestroom van buitenlandse studenten worden veel oneigenlijke argumenten gebruikt. Dat universiteiten vervolgens naar Den Haag wijzen voor de oplossing is onterecht, betoogt universitair hoofddocent Jaap-Henk Hoepman.
Universiteiten willen het grote aantal buitenlandse studenten indammen. Vreemd genoeg kijkt de koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) voor oplossingen naar Den Haag. Terwijl ze het probleem toch echt zelf hebben gecreëerd, en de oplossing ook zelf in de hand hebben.
De oorzaak is het groeiende aantal Engelstalige opleidingen die de universiteiten aanbieden. Niet alleen in de masterfase, maar steeds vaker ook in de bachelorfase. De universiteiten zijn hiertoe verleid door een financieringsmodel waarin universiteiten meer geld ontvangen als ze meer studenten hebben. Inmiddels zitten niet alleen de universiteiten zelf met de gebakken peren (uitpuilende collegezalen, overwerkte docenten, verschraald onderwijs, scriptiebegeleiding als lopendebandwerk en colleges en tentamens in de avonduren), maar ook de universiteitssteden, die het steeds grotere aantal studenten niet langer kunnen huisvesten.
De oplossing ligt voor de hand: minder Engelstalige opleidingen aanbieden. Maar in de discussie worden allerlei oneigenlijke bezwaren tegen deze simpele en doeltreffende oplossing aangedragen.
Karikatuur
Het eerste bezwaar maakt van deze oplossing een karikatuur door te doen alsof hiermee alle Engelstalige opleidingen zouden verdwijnen, geen enkel vak meer in het Engels gegeven zou kunnen of mogen worden en niet gebruik zou kunnen maken van Engelstalige literatuur. Dit is onzin: het niet aanbieden van een volledig Engelstalige opleiding sluit absoluut niet uit dat bepaalde vakken in het Engels worden gegeven. Dat kan ook niet anders, omdat een deel van het docentenkorps aan de universiteit internationaal is en het Nederlands onvoldoende machtig is. Ook sluit de oplossing niet uit dat sommige opleidingen wel in het Engels worden aangeboden. Wel dat het er veel minder moeten zijn dan nu het geval is.
‘Door studenten enkel in het Engels te onderwijzen, leren ze niet om in het Nederlands over hun vakgebied te communiceren’
Een ander argument is dat de voertaal van de wetenschap nu eenmaal Engels is (dat hangt overigens van het vakgebied af en ontkent dat een groot aantal wetenschappers in bijvoorbeeld het Chinees publiceert). Met dat in het achterhoofd, is er zeker in de masterfase een toegevoegde waarde om opleidingen in het Engels aan te bieden, om de studenten wegwijs te maken in het vaak Engelstalige discours, het op wetenschappelijk niveau communiceren in het Engels en zo voor te bereiden op een eventueel wetenschappelijke carrière. Maar zelfs dan is dit te realiseren door een deel van de vakken, zeker niet alle, in het Engels te geven. In de bachelorfase zie ik die toegevoegde waarde niet.
Kennisoverdracht
Deze argumentatie wijst overigens ook op een heel ander belang van juist Nederlandstalige opleidingen: door studenten vanaf het allereerste jaar enkel in het Engels te onderwijzen, leren ze niet om in het Nederlands over hun vakgebied te communiceren.
Zo wordt de kennisoverdracht naar het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid bemoeilijkt, omdat de voertaal daar nog steeds, zeker bij de overheid en het mkb, hoofdzakelijk Nederlands is. Ook vergroot dit de kloof tussen de wetenschap en de samenleving in het algemeen. Dat is wellicht niet verstandig als het vertrouwen en geloof in de wetenschap afkalft onder de burger. Het is daarom flauw om een pleidooi voor Nederlandstalige opleidingen af te doen als plat provincialisme.
Een derde, en meest valide argument is dat een Engelstalige opleiding leidt tot een diversere studentenpopulatie. Of dat destijds een echt belangrijk element in de discussie voor de oprichting van Engelstalige opleidingen was, is maar de vraag. Het is niettemin een belangrijke positieve bijvangst: het perspectief van studenten wordt verbreed door een breder palet aan ziens- en denkwijzen en zij leren samen te werken met studenten met een andere culturele achtergrond.
Dit vooronderstelt overigens wel dat de Engelstalige opleiding niet naast en gescheiden van een Nederlandstalige variant wordt aangeboden, wat soms wel het geval is. En het vereist ook dat studenten inderdaad worden gedwongen in gemengde groepen samen te werken.
Ook hier geldt dat een dergelijke vergroting van de diversiteit kan worden bereikt door gericht bepaalde masteropleidingen in het Engels aan te bieden. En door ondertussen na te denken over andere manieren om aandacht voor diversiteit en interculturele samenwerking expliciet in het curriculum op te nemen.
De oplossing om de instroom te verlagen hebben de universiteiten dus zelf in de hand, door bijvoorbeeld geen Engelstalige bacheloropleidingen meer aan te bieden. Alhoewel een steuntje in de rug vanuit Den Haag, door middel van een minder op in- en uitstroom gebaseerd financieringsmodel, natuurlijk welkom zou zijn.
Jaap-Henk Hoepman is universitair hoofddocent bij Interdisciplinary Hub for Digitalization and Society (iHub). Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant.