Van de Amazone naar het Waterkwartier: Peruviaanse wetenschapper neemt het ‘Nimweegs’ onder de loep
De deur van zijn werkkamer in de Erasmustoren lijkt op de slaapkamerdeur van een jonge voetbalsupporter. Stickers met ‘Nimweegs mot blieve’ en ‘Al mot ik krupe’ doen niet vermoeden dat in dit kantoor een doctor uit Peru bezig is met wetenschappelijk onderzoek. Na promotieonderzoek in de Amazone focust Luis Miguel Rojas-Berscia zich nu op het Nijmeegs dialect.
In de hal van het Erasmusgebouw staat Luis Miguel Rojas-Berscia (Lima, 1991) te wachten. In zijn hand houdt hij Kie(k) däör, wà röär en Zeg’t mar op z’n Nimwèègs, de twee Nijmeegse woordenboeken. ‘Hier draait het allemaal om’, zegt de 31-jarige Peruviaan. Als we naar de fiets lopen groet de portier ons. ‘We sien mekuir‘, roept hij. Rojas-Berscia lacht en vindt het prachtig. ‘Mooi hé, dat Nimweegs’, antwoordt hij. ‘Haije!’
Elf talen
We fietsen naar het Waterkwartier, waar we hebben afgesproken met een bekende inwoner van de stad. ‘Da’s oek ruir, hoe ken da nou?‘, reageert Hennie Linders al meteen zodra hij hoort dat zijn bezoek uit Peru komt, maar wel Nijmeegs verstaat. De markante Nijmegenaar runt al jaren de Jan Linders, een kleine kruidenierswinkel aan de Weurtseweg. De eigenaar staat bekend om zijn Nijmeegse taalgebruik en is vandaag de perfecte gesprekspartner voor Rojas-Berscia. De vraag van Linders is wel gerechtvaardigd, want hoe komt een geboren Peruaan in Nijmegen terecht om onderzoek te doen naar de lokale taal?
‘Ik spreek meerdere talen maar nu ik in Nijmegen woon wil ik ook echt onderzoek doen naar het Nijmeegs’, antwoordt Rojas-Berscia in accentloos Nederlands. ‘Het Nimweegs zelf beheers ik nog niet zo goed’, zegt hij voordat hij zijn achtergrond toelicht.
‘Klasgenoten hadden moeite met taal. Ik had wel door dat ik daar anders in was’
‘Ik groeide op in Lima en van huis uit leerde ik Spaans, Italiaans en Piëmontees, een Italiaanse streektaal. Op de basisschool kwam daar Frans bij en later Chinees.’ De taalwetenschapper ontwikkelde een indrukwekkende talenknobbel. Hij is hyperpolyglot, wat betekent dat hij meer dan elf talen vloeiend spreekt. ‘In totaal denk ik een stuk of achttien, maar ik tel ze eigenlijk niet meer.’ Hij was een bijzondere leerling. ‘Om me heen zag ik klasgenoten moeite hebben met taal. Ik had wel door dat ik daar anders in was. Ik hield altijd al van talen, was erg gedisciplineerd en rond mijn veertiende wist ik zeker dat ik hier mijn beroep van wilde maken.’
Docent Chinees
Om dat doel te bereiken studeerde hij taalkunde en literatuur in zijn thuisstad Lima en werkte hij in de tussentijd als docent Chinees. Via een cursus Duits in Essen kwam Rojas-Berscia in 2013 in Nijmegen terecht voor de master Taalwetenschappen.
Na het behalen van zijn diploma startte hij als promovendus aan het Max Planck Instituut en de letterenfaculteit. Hier deed hij onderzoek naar de taal van de indianenstam Shawi in Zuid-Amerika en was hij vaak onderweg voor veldwerk diep in de Amazone. Rojas-Berscia blikt terug: ‘Hun taal wordt nog maar door 15 tot 20.000 mensen gesproken. Ik werd toegelaten tot hun leefgebied en bracht de ontwikkeling van de taal in kaart. Dat werk is belangrijk, want daarmee groeit de kans dat een taal officieel wordt erkend en eerder behouden blijft. De Shawi ontlenen hun identiteit ook voor een belangrijk deel aan de taal en misschien is dat wel vergelijkbaar met het Nimweegs. Het zit sterk verankerd in de ideologie van veel mensen.’ Gelach klinkt als reactie. ‘Da’s eg heul speciaol’, vindt Linders.
Benedenstad
In het Amazonegebied verdwijnen veel inheemse talen en volkeren, is het Nijmeegs misschien ook bedreigd? ‘Dat verdwijnen gebeurt vanzelf als mensen geen baat meer hebben bij het spreken van de taal’, zegt de goedlachse Peruviaan. ‘In Zuid-Amerika worden indianen door veel mensen als tweederangsburgers beschouwd. Als je een goede baan wilt, of als je niet gediscrimineerd wilt worden, is het verstandiger om Spaans te spreken. Dat is zeker vergelijkbaar met het Nimweegs, want veel Nijmegenaren spreken de taal niet meer of zijn bang dat het niet netjes overkomt bij anderen. Ze veranderen hun gedrag en dat is gevaarlijk voor het voortbestaan van een taal.’
‘Door maatschappelijke en sociale verschillen gingen mensen Nimweegs associëren met verpaupering’
‘Toen ik klein was sprak iedereen hier in de buurt nog wel Nimweegs’, vertelt Linders aan Rojas-Berscia. ‘Waarom is dat nu anders?’ ‘Precies dáár gaat mijn onderzoek over’, countert Rojas-Berscia. Hij ontwikkelde al een theorie over hoe taal verandert door sociale gebeurtenissen en wat daar de impact van is. Hij legt uit hoe zijn onderzoek tot stand kwam: ‘Nijmeegs was een belangrijk onderwerp van de sociolinguïstiek in de jaren tachtig en negentig. Toen begonnen ze wereldwijd ook meer met het bestuderen van inheemse talen, bijvoorbeeld in de Amazone. Het idee was eigenlijk altijd al om de onderzoeksvragen uit die oorspronkelijke onderzoeken terug te brengen naar de oorsprong. Dat wil ik nu dus gaan doen. Welke overeenkomsten zijn er tussen het gebruik van taal? Hoe wordt er gekeken naar de veroudering ervan? In de kern kun je het Nijmeegs prima bestuderen als een inheemse taal’, zegt Rojas-Berscia.
‘Vroeger spraken inderdaad veel meer mensen Nimweegs. Zeker op de plek die ze de Benedenstad noemen’, vervolgt hij. ‘Door de eeuwen heen verpauperde dat gedeelte van de stad. Vanwege nationaal strategisch belang mocht Nijmegen niet bouwen buiten de veilige stadsmuren. Rijkere inwoners van de stad verhuisden wel naar de omgeving van de Grote Markt, waar veel meer mensen uit allerlei windstreken samenkwamen. Toen de muren in 1874 eindelijk gesloopt werden kon de stad worden uitgebreid. De Oranjesingel is hier een goed voorbeeld van. Door al die verschuivingen veranderde het lokale dialect, verschoof de overheersende taal naar wat we nu Standaardnederlands noemen. Door die maatschappelijke en sociale verschillen gingen mensen Nimweegs associëren met verpaupering. Ze wilden zich daarvan distantiëren, terwijl het eigenlijk gewoon hun moedertaal was. Volgens mij zie je dat nu ook nog een beetje terug bij Nijmegenaren die hun eigen taal lelijk noemen of het liever helemaal niet spreken.’
In de kroeg
We lopen verder naar Café de Beurs in de Lange Hezelstraat. De kroeg is een garantie op Nimweegse gezelligheid en dus een plek voor inspiratie voor Rojas-Berscia. ‘Wah mohjij suupe?’, vraagt Linders hem vriendelijk. ‘Voor mij graag een biertje’, antwoordt Rojas-Berscia als hij het Nimweegs Woordenboek voor zich op de bar neerlegt. Het in Nijmegen bekende boek dient als inspiratiebron, maar vormt geen onderdeel van de studie. ‘De morfologie van de taal is al goed beschreven en de woordenlijst erg interessant, maar daar gaat mijn onderzoek niet over.’ Rojas-Berscia luistert aandachtig naar alle aanwezigen in de kroeg, maakt soms een aantekening. Doel van zijn nieuwe onderzoek is dus niet een nieuwe woordenlijst aanleggen, maar wel de dynamiek van het Nijmeegs. ‘Die wil ik begrijpen en de plaats ervan in het taallandschap duiden.’
‘Dit onderzoek is ook een manier om mijn waardering voor de stad kenbaar te maken’
Hoe gaat hij dat precies doen? ‘De bedoeling van het onderzoek is om Nijmegenaren in tweetallen met elkaar te laten praten. Dat kan in de kroeg maar ook op kantoor. Ik neem alle gesprekken op en laat ze transcriberen. De opnames moeten inzicht geven in wat de Nijmeegse taal precies voor de Nijmegenaren betekent.’ Met name het sociale aspect is daarin belangrijk. ‘Wat is het belang van de taal voor mensen die het nog graag spreken? Dat kan per persoon enorm verschillen en ik wil kijken hoe Nijmegenaren hun taal beleven.’
Duidelijk is dat Rojas-Berscia voorlopig in de Keizerstad te vinden is. Plannen om voor langere tijd terug te keren naar Latijns-Amerika heeft hij sowieso niet. ‘Ik heb echt een warme band met Nijmegen. Dit is nu mijn stad en hier voel ik me ontzettend thuis. Bovendien heb ik mijn werk aan deze stad te danken’, klinkt hij erkentelijk. ‘Dit onderzoek is ook een manier om mijn waardering voor de stad kenbaar te maken, een soort bedankje.’
Uiteindelijk wil hij alle gesprekken die hij voor zijn onderzoek gebruikt, uitgeven in een boek dat verkrijgbaar moet zijn voor alle Nijmegenaren. ‘Dat is inderdaad een beetje hetzelfde als wat ik voor de Shawi in de Amazone heb gedaan, haha’, besluit de wetenschapper.
Het onderzoek van Rojas-Berscia begint officieel komende maand. Hij hoopt de onderzoeksresultaten en het boek met alle gesprekken in 2025 te presenteren.