Van schoenmakerszoon tot vergeten heilige: het leven van Jan Berchmans
Wie is Jan Berchmans, de man naar wie het Berchmanianum werd vernoemd, en waarom is hij heilig verklaard? Een reis in de voetsporen van de vergeten Vlaamse heilige langs Diest, Mechelen en Rome.
Rome, half augustus. In de snikhete straten van de heilige stad zoeken enkele toeristen verkoeling in de Sant’Ignazio, op vijf minuten lopen van het Pantheon. In het midden van de kerk staat een spiegel waarmee je de prachtige fresco’s van Andrea Pozzo op het plafond kunt bestuderen zonder een stijve nek te krijgen, maar de meeste bezoekers gebruiken hem voor een selfie. De kleedjes aan de ingang van de kerk waarmee vrouwen hun blote benen kunnen bedekken, blijven onaangeroerd op de stapel liggen.
In de linker kruisbeuk staat een monumentaal altaar, de marmeren pijlers reiken tot aan het plafond. Aan de muur hangen tegeltjes die werden opgestuurd door gelovigen uit de hele wereld die een gunst verkregen door te bidden tot de man die onder dit altaar begraven ligt. Het betreft Jan Berchmans, een eenvoudige jongen uit Diest in het Vlaamse Hageland, op 22-jarige leeftijd overleden in Rome, op het einde van de negentiende eeuw heilig verklaard. Hoe is het zo ver gekomen en waarom is het nieuwe bestuursgebouw van de Radboud Universiteit naar hem genoemd?
Gulden Maene
13 maart 1599, Diest, een Vlaams stadje in het oude Brabant. Zes maanden na het huwelijk van een leerlooier met de burgemeestersdochter wordt Jan Berchmans geboren.
‘Eigenlijk was hij een ongelukje. De vraag is of Berchmans ooit wel priester had kunnen worden als men dat ontdekt had’, zegt Felix Van Meerbergen, deken van Diest en een grote kenner van het leven van Berchmans. We ontmoeten elkaar in de Gulden Maene, het geboortehuis van Jan Berchmans waarin tegenwoordig een kapel is ondergebracht. Aan de muur hangen bordjes met dankwoorden voor ‘de bekomen zoon’ of ‘de goede examens.’ Af en toe loopt er iemand naar binnen om een kaars aan te steken of om te bidden op een van de kerkstoeltjes.
Vierhonderd jaar eerder is Diest een kleine stad in een wereld die in brand staat. In zeventien jaar tijd wordt het plaatsje met minder dan 3.000 inwoners zeven keer veroverd door de Spanjaarden of Geuzen. Alleen al tijdens Berchmans’ jeugd wordt de Sint-Sulpitiuskerk drie keer geplunderd. Glasramen worden ingegooid, heiligenbeelden van hun voetstuk geworpen.
Als Berchmans tien jaar oud is, komt er met het Twaalfjarig Bestand een kleine pauze in de Tachtigjarige Oorlog. In hetzelfde jaar maakt Berchmans de overstap van de cleyne naar de grote schole. In het Diestse gymnasium is Berchmans de beste leerling, na schooltijd is hij niet van zijn studieboeken weg te krijgen.
Zeventien Provinciën
In zijn vrije tijd gaat de kleine Berchmans vaak naar de Sint-Sulpitiuskerk om een rozenhoedje te bidden voor de Onze Lieve Vrouw in de kapel die vandaag aan hemzelf is gewijd. Volgens Van Meerbergen werden de verhalen over de vroege geestelijke roeping van Berchmans achteraf wel een beetje geromantiseerd. ‘Dat hij naar bedevaartsplaats Scherpenheuvel wandelde met stenen in zijn schoenen en dat hij op Goede Vrijdag de moederborst weigerde omdat hij wilde vasten lijkt me wat overdreven’, aldus de deken.
Door een familievete en de aanhoudende ziekte van Berchmans’ moeder belanden Berchmans’ ouders in de armoede. Jans vader besluit zijn zoon in de kost te doen bij de Diestse pastoor Pieter van Emmerick. Tegen een kleine vergoeding helpt Jan hem in de kerk en de pastorie.
Drie jaar later kan Berchmans’ vader de studie van zijn oudste zoon niet meer betalen. De kleine Jan ziet zijn droom om priester te worden in lucht opgaan. Gelukkig kan de veelbelovende leerling dankzij de bemiddeling van enkele geestelijken terecht bij kanunnik-cantor Froymont in Mechelen. In ruil voor gezelschap en kleine taakjes betaalt hij Berchmans’ studies.
Mechelen, pal in het midden tussen Brussel en Antwerpen, is op dat moment zowel de rechterlijke als de geestelijke hoofdstad van de Zeventien Provinciën. Bij de kanunnik veegt Berchmans de gangen en de kamers. Hij draagt de mantel van de kanunnik wanneer die zich naar de kathedraal begeeft en dient de rijke jongeren die in het huis logeren. Ondanks zijn zware takenpakket blinkt hij drie jaar lang uit aan de Grootschool.
Jezuïet
Jan is goed op weg om priester te worden, tot de jezuïeten een school openen in Mechelen. De in 1534 door Ignatius van Loyola opgerichte orde heeft een grote aantrekkingskracht op jongeren. De nieuwe wereld is pas ontdekt, jezuïeten worden vaak aalmoezenier in het leger of op een schip en lopen voorop in de strijd tegen de protestanten. Sommigen sterven zelfs de marteldood.
‘De verhalen werden gretig verteld – jezuïeten zijn altijd uitstekende propagandisten geweest’, zegt Marc Lindeijer SJ. De uit Den Helder afkomstige jezuïet studeerde in Nijmegen en was ook even archivaris in het Berchmanianum. Vandaag woont hij in Mechelen en bestudeert hij heiligenlevens bij de bollandisten in Brussel.
‘Jezuïeten zijn altijd uitstekende propagandisten geweest’
Bij een andere orde had Berchmans zijn hele leven in een abdij moeten slijten, maar bij de jezuïeten staat de missie voorop. Ze bidden niet samen, dragen geen habijt en passen zich gewoon aan de streek aan waar ze wonen. Volgens Lindeijer sprak die combinatie van factoren de jonge Berchmans erg aan.
Aan het jezuïetencollege gaat de inmiddels zestienjarige Berchmans op zijn elan door. De schoenmakerszoon verslaat de andere leerlingen in Grieks en Latijn. Als hij niet aan het leren of knechten is, dan zit hij in de kerk. Als fervent verdediger van de Heilige Maagd Maria sluit Berchmans zich aan bij de Congregatie van Maria Onbevlekte Ontvangenis die de jezuïetenpaters voor de leerlingen hebben opgericht.
Het hart van Jan Berchmans
Een zonnige septembermiddag in Mechelen. In de Bruul, de drukste winkelstraat van de stad, is het heel druk. Tijdens het shoppen wandelen honderden mensen voorbij de kerk van Onze Lieve Vrouw van Leliëndael. ‘Veel Mechelaars weten niet eens dat hier een kerk is’, zegt Marc Lindeijer. In de sacristie van de kerk haalt hij uit een kast een fraai blinkende reliekschrijn tevoorschijn, met het hart van Jan Berchmans. De reliek stond lange tijd in een speciaal ontworpen borstbeeld in de kerk, maar op een dag kwam het ongelukkig ten val. Gelukkig brak enkel de buitenste reliekhouder, de binnenste bleef goed bewaard. Sindsdien ligt het achter slot en grendel. ‘Heel uitzonderlijk komt er nog eens iemand naar het hart kijken’, aldus Lindeijer.
Berchmans’ ouders verkeren nog steeds in de veronderstelling dat hun zoon priester zal worden, maar op zijn achttiende kiest de knaap voor een leven als jezuïet. Berchmans’ vader is woest, maar kan zijn zoon niet op andere gedachten brengen. ‘Indien deze kleren mij tegenhielden, zou ik ze uittrekken tot het hemd toe en naakt de Sociëteit binnentreden’, zegt Jan aan zijn vader. De eerste maand van zijn opleiding als jezuïet spendeert Berchmans in stilzwijgen en afzondering om te bidden over zijn roeping. Als zijn moeder op sterven ligt, mag hij haar niet bezoeken – hij schrijft haar slechts een afscheidsbrief.
Naar het Collegio
Nadat hij zijn geloften om jezuïet te worden heeft uitgesproken, vertrekt Berchmans naar Antwerpen om aan zijn studie filosofie te beginnen. De lessen zijn nog maar net begonnen, wanneer de pater rector Berchmans even apart neemt. ‘Je bent gekozen om je studies voor te zetten aan het befaamde Collegio Romano in Rome’, zegt hij. ‘Volgende week moet je vertrekken.’ Berchmans wil nog even afscheid nemen van zijn vader, maar die blijkt een week eerder onverwacht overleden.
Samen met drie paters begint Berchmans op 25 oktober 1618 aan een lange tocht naar Rome. Te voet en te paard reizen ze dertig kilometer per dag, overnachten doen ze in colleges en residenties van de jezuïeten. Via Gent, Douai, Parijs en Lyon bereiken ze begin december de voet van de Alpen. In die tijd is de oversteek een gevaarlijke onderneming. Gehuld in niet al te dikke kledij overleeft het viertal enkele sneeuwstormen. Daarna gaat de tocht via Milaan, Parma en Bologna naar Loreto. Op 31 december 1618 komt het viertal in Rome aan via de Porta del Popolo, net als miljoenen pelgrims voor en na hen. Berchmans krijgt een kamer op de bovenverdieping van het Collegio Romano, dé modelschool van de jezuïeten.
Zo begint Berchmans aan zijn studies in Rome. In het Collegio heeft Berchmans altijd een rozenkrans, een kruisbeeld en een regelboek van de orde op zak. Lindeijer: ‘Van Berchmans werd gezegd dat hij het regelboek zo goed opvolgde dat als alle exemplaren in de wereld zouden verloren gaan, je een nieuw zou kunnen schrijven door te kijken hoe hij zich gedroeg.’
Als beste leerling van het Collegio mag Berchmans na drie jaar studeren het Openbaar Dispuut voeren. In de zaal zitten kardinalen, ministers, hoge edellieden en professoren van andere opleidingen uit de wijde omgeving. Twee uur lang verdedigt Berchmans in vlot Latijn een aantal stellingen uit de wijsbegeerte. Alle aanwezigen worden getroffen door de slagvaardigheid van Berchmans’ antwoorden.
Maar de tijd in Rome heeft de van nature al tengere Berchmans ook uitgeput. Drie jaar lang wijdde hij zich van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aan gebed, studie, ziekenzorg en andere taken, zowel in de hete zomers als in de koude winters. Enkele dagen na het Openbaar Dispuut belandt een oververmoeide Berchmans met hoge koorts in de ziekenkamer. Zijn gezondheid gaat snel achteruit. Met zijn rozenkrans, kruisbeeld en regelboek in de hand blaast hij zijn laatste adem uit.
Stanislas, Aloysius en Jan
Rome, de hete zomer van 2018. Bijna vierhonderd jaar na zijn dood steken enkele pelgrims een kaars aan voor het graf van Sint Jan Berchmans in de Sant’Ignazio. In de kerk hebben we een afspraak met zuster Anna Nyangoma. Ze is afkomstig uit Oeganda en werkte lange tijd in Kenia, maar nu verblijft ze in Rome. Tijdens haar zomervakantie geeft de zuster rondleidingen in de kerk waar Berchmans begraven ligt, vlak naast de school waar hij drie jaar woonde en studeerde.
Via een lift in de zijbeuk begeven we ons naar het dak aan de achterkant van de kerk. Onder ons ligt het Collegio Romano, waar vandaag een van de meest elitaire gymnasia van Rome en een afdeling van het Italiaanse ministerie van Cultuur zijn ondergebracht. Met wat verbeelding zien we de jonge Berchmans samen met de andere novicen door de zuilengaanderijen onder ons lopen.
Met een grote sleutel opent zuster Anna een deur aan de achterkant van het Collegio. We lopen door een gangetje waar een afbeelding hangt van de drie jonggestorven jezuïeten Stanislas Kostka (+1568), Aloysius Gonzaga (+1591) en Jan Berchmans. Ze stierven respectievelijk als novice, student filosofie en student theologie, de drie fases van de opleiding van de orde. Bovendien zijn ze afkomstig uit Polen, Italië en de Nederlanden: drie belangrijke wingewesten van de katholieke kerk. Als je naar hun gezichten kijkt, lijken de drie beschermheiligen van de jeugd wel broers van elkaar.
Omdat het muf ruikt in het voormalige ziekenkwartier, gooit zuster Anna een luik open. De zon staat hoog aan de hemel, aan de horizon schittert het wit marmeren monument van Victor Emmanuel II. Iets dichterbij steekt de koepel van de Gesùkerk boven de daken uit, de eerste jezuïetenkerk in Rome met het graf van stichter Ignatius van Loyola. ‘In de tijd van Berchmans waren de meeste gebouwen tussen het Collegio en de Gesù eigendom van de jezuïeten, vandaag helaas niet meer’, vertelt zuster Anna.
Notitieboekjes
De voormalige ziekenkamer werd al kort na de dood van Aloysius Gonzaga in 1591 ter ere van hem ingericht. ‘Aloysius was het grote idool van Berchmans’, vertelt zuster Anna. ‘Berchmans kon uren luisteren naar de verhalen van oudere paters die Aloysius nog hadden gekend.’ Het verhaal van de Italiaanse jezuïet spreekt dan ook tot de verbeelding. Aloysius, de zoon van de markgraaf van Castiglione, zet alles wat de gemiddelde sterveling verlangt aan de kant om een simpele jezuïet te worden. Uiteindelijk sterft hij door het helpen van de pestlijders. ‘In Hollywood kunnen ze er zo een film van maken’, meent Lindeijer.
‘Aloysius Gonzaga was het grote idool van Jan Berchmans’
Niet enkel ligt het graf van Jan Berchmans in de Sant’Ignazio tegenover dat van Aloysius, in het Collegio is er naast het vertrek van Aloysius nog steeds een kamer ter ere van Jan Berchmans ingericht. In gouden letters staat de naam van de Diestenaar op de deur, in een kast liggen enkele van zijn notitieboekjes. De deur waar Berchmans drie jaar lang in- en uitliep, is intact gebleven en achter glas wordt een stuk bruin stof bewaard: een mantel die ooit nog door Berchmans werd gedragen. ‘Ik vertel het verhaal van Berchmans graag aan jongeren van arme afkomst, die weinig kansen hebben in het leven’, vertelt zuster Anna. ‘Door hard te werken naar Gods voorbeeld, kan je ver komen.’
Onbevlekte ontvangenis
Tussen Berchmans’ dood en zijn heiligverklaring liggen maar liefst 267 jaar. Meteen na zijn overlijden in 1621 begraven de jezuïeten Berchmans in de crypte bij het Collegio Romano. Terwijl hij opgebaard ligt, rukken omstaanders hem de kleren van zijn lijf. Al snel wordt geroepen om een heiligverklaring, maar die zal pas in 1888 tot stand komen.
Lindeijer, die als assistent van de postulator (persoon die processen van zalig- en heiligverklaringen voorbereidt, red.) voor de jezuïeten zeven jaar lang in Rome werkte, kent het proces van de canonisering goed. ‘Er zijn twee voorwaarden om heilig verklaard te worden: je moet dood zijn en een langdurige en wijd verbreide faam van heiligheid bezitten. Sommige mensen worden al bij hun leven of meteen na hun dood heilig verklaard, maar twintig jaar later kent niemand hen nog. Santo subito (iemand meteen na zijn dood heilig verklaren, red.) is zelden een goed idee.’
Wanneer Berchmans sterft, hebben de jezuïeten al enkele processen ter heiligverklaring lopen in het Vaticaan die allemaal tijd, geld en moeite kosten. Bovendien scherpt paus Urbanus VIII de procedure aan, waardoor heel wat dossiers vastlopen. Nog eens honderd jaar later, in 1773, wordt de jezuïetenorde opgeheven door Paus Clemens XIV. De heiligverklaring van Berchmans lijkt daarmee van de baan.
Pas in het begin van de negentiende eeuw keert het tij. In 1814 mag de jezuïetenorde opnieuw worden opgericht. Met de Belg Peter Jan Beckx aan het hoofd van de orde komt het proces in een stroomversnelling. Hij is afkomstig uit Zichem, op vijf kilometer van Diest. Onder paus Leo XIII, die als nuntius in België ooit nog een bezoek heeft gebracht aan Diest, wordt het proces over Berchmans’ deugden positief afgesloten. Daarmee begint het moeilijkste element van de zalig- en heiligverklaring: het wachten op een wonder.
Voor de zaligverklaring kan men terugvallen op drie wonderen uit de achttiende eeuw, onder meer de genezing van een Italiaanse zuster van kanker. In 1865 worden deze wonderen erkend door Paus Pius IX, die in 1854 het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria had afgekondigd. Deken van Meerbergen: ‘Op de Grootschool in Mechelen had Berchmans al met zijn bloed ondertekend dat hij zich wilde inzetten voor dat dogma. Nu was de cirkel rond.’
Op 15 januari 1888 wordt Berchmans in Rome door Paus Leo XIII heiligverklaard op basis van twee wonderen. De genezing van novice Mary Wilson in de Verenigde Staten spreekt het meest tot de verbeelding. Wilson lijdt aan chronische maagzweren met complicaties en ligt op sterven tot Jan voor haar verschijnt en zegt dat ze zal genezen, wat volgens de overlevering onmiddellijk gebeurt.
Berchmanianum
Na Berchmans’ heiligverklaring neemt zijn populariteit in Vlaanderen en de rest van de wereld een steile vlucht. Dat is ook goed nieuws voor de jezuïetenorde. ‘Een nieuwe jeugdheilige waar je kerken, kapellen en scholen aan kon wijden: dat was mooi meegenomen’, aldus Lindeijer.
In Vlaanderen worden inderdaad heel wat scholen en kerken naar Jan Berchmans genoemd. Ook de rest van de wereld blijft niet achter. Vandaag zijn er Jan-Berchmanskerken in onder andere Polen, Indië, de Filipijnen, Congo, Canada en in de Verenigde Staten. De Jan-Berchmanskerk in Shreveport, Louisiana, waar Mary Wilson is genezen, fungeert zelfs als kathedraal. De grootste verering van Berchmans vindt vandaag in Polen en in de Verenigde Staten plaats.
Als patroonheilige van de jeugd werden in België heel wat jezuïetenscholen naar Jan Berchmans genoemd, de bekendste zijn de Sint-Jan Berchmanscolleges in Antwerpen en Brussel. Aan die laatste school studeerden o.a. voormalig voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy en een tiental Belgische prinsen en prinsessen.
Wanneer in 1923 de Katholieke Universiteit Nijmegen wordt opgericht, openen veel religieuze instellingen een gebouw in de stad. Voor hun filosofieopleiding stichten de jezuïeten een college aan de Houtlaan. Voor een naam wordt in eerste instantie aan de Nijmeegse theoloog en jezuïet Petrus Canisius gedacht, maar in de stad werden al enkele gebouwen naar hem genoemd. Aangezien Berchmans tijdens zijn filosofieopleiding stierf en hij patroonheilige is van de jezuïetenstudenten filosofie, is hij een logische tweede keuze. Zo wordt het Berchmanianum geboren.
Wat is vandaag nog de betekenis van de schoenmakerszoon uit Diest? Bijna vierhonderd jaar na zijn overlijden en 130 jaar na zijn heiligverklaring noemt deken Van Meerbergen Jan Berchmans een vergeten heilige in Vlaanderen. ‘Berchmans wordt vaak als een seut (een loser, red.) afgebeeld. Ten onrechte: om aan het begin van de winter over de Alpen en de Apennijnen te trekken, moet je heel moedig zijn. In Rome trok hij ook altijd naar de armste buurten om catechese te geven.’
Lindeijer: ‘Zoals Berchmans waren er wellicht veel. En toch! Van al die studenten in het Collegio was hij de enige die er uitsprong. Zijn altijd kritische medestudenten en professoren zagen in hem iets wat ze in anderen niet zagen. Een Instagrampagina zou Berchmans helemaal niet geïnteresseerd hebben. Het enige dat voor hem telde was hoe God hem zag: dat was het ideaal waaraan hij wilde beantwoorden. We leven in een wereld waarin schijn meer en meer de werkelijkheid probeert te bepalen, maar Jan Berchmans heeft nooit iemand anders willen zijn dan Jan Berchmans.’
‘Jan Berchmans heeft nooit iemand anders willen zijn dan Jan Berchmans’
Volgens deken van Meerbergen is het vooral tijdens de examenperiodes druk in het geboortehuis van de patroonheilige van de jeugd en studenten. Aan jongeren die enkel dan kaarsjes komen branden, vertelt hij altijd hetzelfde: ‘De prof zal niet milder zijn omdat je tot Jan Berchmans hebt gebeden, maar ik hoop dat je door het bidden tot rust komt en vrede vindt zodat je stevig op je poten staat.’
Op Radboud Invites (6 oktober) opent het Berchmanianum als academiegebouw van de Radboud Universiteit. Kunsthistorica Lillian Waanders verzorgt een hele dag rondleidingen in het opgeknapte gebouw.
Verantwoording: Voor dit verhaal is rijkelijk geput uit gesprekken met priester Servaas Bosch, deken Felix van Meerbergen, Marc Lindeijer SJ, zuster Anna Nyangoma en Remy Ramaekers en uit het geschreven werk van Père Boero (Saint-Jean Berchmans), K. Schoeters (Jan Berchmans van Diest), A. De Laet (Sint Jan Berchmans en voorouders) en het Jaarboek 2013 van de vrienden van de Sint-Sulpitiuskerk (Jan Berchmans van Diest. De verre tocht naar het licht). Dit verhaal is geschreven door Ken Lambeets, Leoni Andriessen maakte de video.
Dank gaat uit naar bovenvermelde mensen en het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome.
Peeters Theo schreef op 28 november 2018 om 12:18
Mijn dank voor dit uitvoerig verslag over het leven van Sint Jan Berchmans, een streekgenoot die spijtig als maar meer vergeten wordt, en niet alleen deze heilige.
M.A. Vermolen-Donders schreef op 5 april 2019 om 16:38
Deze levensbeschrijving van Johannes Berchmans heeft mij zeer geboeid en gesticht!
Bij de Zusters Franciscanessen van Breda heb ik een Eerwaarde Zuster Berchmans gekend
die ik zeer hoog acht. Als leek kwam ik naar het klooster voor de administratieve werkzaamheden tijdens het te houden kapittel.
Mark schreef op 9 september 2022 om 08:44
Hartelijke dank. Mooi en ontroerend! Groeten uit Vlaanderen!