‘Van spelling moet je zo min mogelijk last hebben’
Ze was actief als onderzoeker, jureerde bij het nationaal dictee en werkte mee aan de laatste, veel bekritiseerde spellingvernieuwing. Nog steeds weet taal Anneke Neijt te verrassen. De scheidende hoogleraar Nederlandse taalkunde heeft nog wel twee wensen: maak het taalonderwijs creatiever en herschrijf 'die bizarre uitleg' in het Groene Boekje.
Werkend in Word heeft Anneke Neijt altijd de spellingchecker aan staan. Best opmerkelijk voor de specialist in spelling en grammatica, die nota bene van 1990 tot 1994 lid was van de spellingcommissie en jarenlang in de jury van het nationaal dictee zat. Anneke Neijt doet er zelf laconiek over. ‘Ik ben geen spellingsterk persoon, hoor. Pas nog heb ik een stukje ingeleverd met ‘tractatie’, dat moet dus met een k.’
Voor 1995 mochten beide vormen. Waarom moest dat zo nodig veranderd worden?
‘Een vast spellingbeeld is belangrijk. Tot 1995 hadden we een voorkeur- en toegelaten spelling naast elkaar, dat maakte mensen erg onzeker. Die vormen werden ook oneigenlijk gebruikt. Een school die zich als alternatief wilde afficheren, had een ‘direkteur’ en als je van de oude stempel was, schreef je ‘directeur’. Dat zijn geen dingen die je in de spelling wilt hebben, die is er om de woorden goed weer te geven en te zorgen dat je een taal vloeiend kunt lezen. De spelling mag zich best loszingen van de klanken. Wij spellen zonder problemen ‘hond’ met een ‘d’, ook al hoor je een ‘t’, want in het Nederlands zeggen we altijd een ‘t’ aan het eind van een woord. Daar heb je als lezer helemaal geen last van, zolang die spelling maar stabiel is. Maar als er telkens variatie is in hoe een woord gespeld wordt, blijf je traag in lezen, dat wil je niet. Van spelling moet je zo min mogelijk last hebben.’
U zat destijds in de spellingcommissie om die c/k-kwestie te regelen. Hoe kijkt u daarop terug?
‘Onze opdracht was om een consistente spelling te bedenken voor dat rommeltje van de voorkeur- en toegelaten spelling. Die vonden we in het gegeven dat het Nederlands eigenlijk aparte spellingen kent voor inheemse woorden, die krijgen een ‘k’, en bastaardwoorden, die krijgen een ‘c’. Ons voorstel heeft het helaas niet gehaald, ons rapport is in de prullenmand beland en de Taalunie heeft zonder blikken of blozen de voorkeurspelling tot voorgeschreven spelling verheven. Ik ben heel erg teleurgesteld door het gebrek aan consistentie in die c/k-spelling. Als docent kun je dat niet uitleggen. Voor de didactiek is dat echt een gemiste kans.’
Voor de leek was destijds het hete hangijzer dat we opeens ‘pannenkoek’ moesten schrijven in plaats van ‘pannekoek’. Dat kwam uit jullie koker. Hebt u daar spijt van?
‘Nee, dat is helemaal de goede keuze geweest. We hebben er in de commissie best lang over nagedacht, misschien wel langer dan over de k en de c, terwijl dat onze hoofdopdracht was. De toenmalige regels voor tussenklanken bij samenstellingen waren echt lastig. Je moest bedenken of het eerste lid van de samenstelling nou per se meervoud of enkelvoud was om te weten of je ‘e’ of ‘en’ als tussenklank moest schrijven.
Prullenbak bijvoorbeeld: doe ik er nou één prul in of meer? Met dat soort onzindingen wil je toch ook het onderwijs niet belasten. Dat we die betekenislink kwijt zijn, is heel goed. En natuurlijk geeft die ‘-en’ eerst nog een meervoudsmaakje, maar dat gaat er wel weer af. Ik ben zelf al lang gewend aan ‘bananenschil’ en ‘pannenkoek’. We hebben later nog eens experimenten gedaan om te kijken of die ‘n’ behulpzaam is voor de lezer en dat bleek het geval. Dus naar alle kanten is het een goede keuze geweest. Waar ik niet tevreden over ben, is de uitleg over de spelling in het Groene Boekje. Die is echt fout en gaat in tegen de intuïtie van de taalgebruiker. Er staat bijvoorbeeld dat ‘fietsster’ een uitzondering is. Dat klopt niet: ‘fiets’ plus ‘ster’ is net zo regelmatig als ‘naai’ plus ‘ster’.’
Daar hebt u als lid van de spellingcommissie geen invloed op gehad?
‘Dat lidmaatschap eindigde in 1994, maar ik ben natuurlijk aan de Taalunie gaan vertellen dat ze het niet goed doen. Ik heb zelfs met een collega de goede en minder goede uitleg van de tussenklank onderzocht. Met de goede manier gaan leerlingen vooruit, maar met die van het Groene Boekje blijven ze op hetzelfde niveau of gaan ze zelfs achteruit! Dat is toch een situatie die je niet kunt laten voortbestaan?!’
Supertrots
Ze is ooit Nederlands gaan studeren met het idee om leraar te worden, maar viel uiteindelijk als een blok voor taalkundeonderzoek. Memorabel vindt ze nog steeds het Europese project over automatisch vertalen waaraan ze meewerkte. ‘Dat was ongelooflijk spannend. Ik herinner me felle discussies op Corfu tot diep in de nacht. Een Duitser hield bij hoog en bij laag vol dat alleen dode talen automatisch vertaald zouden kunnen worden. Daar was ik het helemaal niet mee eens, maar ik was dol op dergelijke discussies.’
Hoe kan spelling een wetenschapper veertig jaar lang fascineren?
‘Doordat je steeds nieuwe dingen ontdekt. Taal is een gelaagd systeem. Je hebt klanken, zinsbouw, toonhoogte en ik gebruik zelfs mijn handen en mimiek in de gesproken taal. De spelling is daar als laag bijgekomen en ook daarbinnen komen er steeds weer lagen bij. We begonnen ooit met alleen maar hoofdletters zonder spaties en interpunctie en nu zie je de smileys erbij komen. De mens heeft echt de neiging om laag op laag te bouwen, om alle mogelijke vormmiddelen in te zetten om te communiceren of je gedachten te ordenen.’
Veel mensen verfoeien die emoticons en noemen het taalverloedering. Ik begrijp dat u het juist een verrijking vindt?
‘Jazeker. Het zijn tekentjes en vormpjes die de modaliteit uitdrukken van wat ik zeg: hoe waarschijnlijk is het wat ik zeg, hoe graag wil ik het zeggen of met hoeveel tegenzin, hoe bedroefd ben ik erover? Wat in gesproken taal allang aanwezig was door mimiek, zie je in geschreven taal nu voor je ogen gebeuren. Dat is toch fascinerend?!’
Noam Chomsky probeerde daarvoor een universele grammatica te beschrijven. U bent in zijn school opgeleid. Was hij voor u een held?
‘Ja! En nog steeds. Voor mij is Chomsky de belangrijkste taalkundige van de vorige eeuw. Ik ben supertrots dat mijn proefschrift over samentrekkingen is gepubliceerd in dezelfde reeks waarin ook een boek van hem is verschenen.’
Maar hij is wetenschappelijk toch wel van zijn voetstuk gevallen?
‘Nou ja, kijk, Chomsky zegt dat we een aangeboren vermogen voor taal hebben, dat we eenheden willen herkennen en combineren. Om te ontdekken wat dat vermogen precies is, kijkt hij met de ogen van een wiskundige. Ik denk nog steeds dat Chomsky daarmee, om de recursiviteit te ontrafelen, op het juiste pad zit, maar hij heeft geen oog voor ons vermogen om al die verschillende lagen van taal te stapelen. Dat vind ik zo stimulerend van werken aan de Radboud Universiteit. In Leiden was ik alleen maar bezig met de theoretische taalkunde, maar hier was veel meer diversiteit, zoals aandacht voor sociolinguïstiek, psycholinguïstiek, databestanden en experimenteren. Ik heb met plezier onderzoek gedaan in het Max Planck Instituut.’
Welke inzichten heeft dat opgeleverd?
‘Als je alleen zinnetjes op papier bekijkt, mis je dingen of loop je vast. Bij de zinsbouw heb je wel eens vormen waarvan je denkt: dat kan ik helemaal niet ontleden, dat onttrekt zich aan de algemene regels. Voeg je er, zoals in gesproken taal, prosodie ofwel klemtonen aan toe, dan ontstaat er een systeem van ritme dat volledig regelmatig is. Dat was voor mij een eyeopener. Dat Chomsky daar niet meer naar gekeken heeft, vind ik jammer. Als ik jou roep van de overkant van de straat is het ‘Beeee-a!’ Een lange beklemtoonde lettergreep en direct daarna gaat de melodie naar beneden. Maar als ik ‘Anastasiaatje’ roep, gaat de melodie veel later naar beneden. Dat doe je automatisch en heel systematisch.’
Er zijn ook mensen die zeggen dat grammatica niet bestaat, laat staan een universele. Dat we geen regels in ons hoofd hebben, alleen maar een schat aan tijdens ons leven opgeslagen woorden en zinsdelen. Daar is Neijt het dus niet mee eens. ‘In het ritmische en klanksysteem zie je de regels gewoon voor je, absoluut uitzonderingsloos. Wel weten we sinds enige tijd dat naast regels opslag heel belangrijk is. We plukken woorden en stukken zinsbouw kant-en-klaar uit ons geheugen. Daarom mislukte destijds dat automatisch vertalen, want als je alles via regels wilt ophalen, kost dat veel te veel tijd. Op een zin van twaalf woorden stonden die computers 24 uur te stampen.’
Geschrokken
Begin 2016 verscheen het ‘Manifest Nederlands op school’, waarin taalkundigen de noodklok luidden over het schoolvak Nederlands. Neijt was een van de initiatiefnemers.
Wat deugt er niet aan?
‘We zijn echt geschrokken van de schoolboeken. De overheid heeft referentieniveaus geformuleerd voor wat leerlingen moeten kunnen. Daardoor is het vak helemaal verkaveld en zit er geen sjeu meer in. In ons manifest pleiten wij ervoor om bewuste taalvaardigheid en bewuste geletterdheid op te nemen in de eindtermen van het voortgezet onderwijs. Ook zo erg: in de huidige kerndoelen voor de onderbouw staat voor vakken als geschiedenis en wiskunde wel dat je een onderzoekende houding moet hebben, maar voor taal niet. Dat is toch raar. In het taalonderwijs is de nadruk op vaardigheden echt doorgeslagen.’
Rekent u dat uzelf aan?
‘Als wetenschappers hebben we zeker een steek laten vallen. Aandacht voor het voortgezet onderwijs stond niet op onze agenda. Best begrijpelijk natuurlijk, we moeten allemaal scoren met internationale publicaties, maar het had niet mogen gebeuren. Dus die band met het onderwijs moeten we snel zien te repareren.’
Laten we positief eindigen: van welk nieuw taalinzicht werd u gelukkig?
‘Een hoogtepunt in mijn ervaring van hoe mooi het taalsysteem in elkaar zit, was de ontdekking dat gelijktijdigheid zo belangrijk is. Al die lagen die je kunt stapelen. Door bijvoorbeeld heel gesynchroniseerd klanken plus prosodie te gebruiken, kun je betekenis overdragen. Zo kun je een en dezelfde zin hele verschillende betekenissen meegeven.’ (Lachend): ‘Je hoort het, ik zeg gewoon ‘hele verschillende’ in plaats van ‘heel verschillende’, zoals het hoort. Dat gaat straks veranderen, dat is niet meer terug te draaien, hoor.’
Daar maakt u zich geen zorgen over?
‘De taalkundige maakt zich daar nooit zorgen over.’
Dit verhaal verscheen eerder in Radboud Magazine 48.