‘Verzetshelden worden pas na de oorlog gemaakt’
Met ‘Nijmegen, collaboratie en verzet’ schreef Lennert Savenije de langverwachte oorlogsgeschiedenis van de stad. ‘Ik zat best wel dicht op de wonde.’
Hoeveel NSB’ers Nijmegen tijdens de Tweede Wereldoorlog telde, kan historicus Lennert Savenije (1985) alleen maar schatten. ‘Exacte cijfers zijn er niet’, vertelt hij. ‘Het is bovendien niet altijd duidelijk wanneer iemand collaboreert of niet. Het was ook niet mijn bedoeling om schurken of helden te benoemen. Je moet altijd de ruimte nemen om een verhaal te vertellen. Dat kan door de biografie van een persoon te schrijven, of van een hele stad.’
Savenije werkte acht jaar aan zijn proefschrift Nijmegen, collaboratie en verzet. De lijvige overzichtsstudie die ook als boek verschijnt, kent een omstreden voorgeschiedenis. Al In 1959 vroeg de gemeente Nijmegen aan professor Louis Rogier, een gerenommeerde historicus van de universiteit, om de oorlogsgeschiedenis van de stad te schrijven. Omdat het onderzoek te dichtbij kwam, maakte de professor zijn werk nooit af. ‘Hij stootte in zijn onderzoek vaak op mensen die nog een actieve rol speelden in de stad. Daar wilde hij zich niet in mengen’, zegt Savenije.
In de jaren zeventig verschenen er wel scripties over de Tweede Wereldoorlog in de stad, maar tot een echte synthese kwam het nooit. ‘Aan de ene kant is dat toeval, maar die geschiedenis bleef als een zwaard van Damocles boven mijn onderzoek hangen: zou er meer aan de hand zijn?’
Heb je zelf nog iets van die gevoeligheid gemerkt?
‘Aan het begin van mijn onderzoek heb ik enkele getuigen geïnterviewd. Tachtig- en negentigjaren die twintig waren tijdens de oorlog en voor een laatste keer hun verhaal deden. Dat was soms erg emotioneel. Sommige zijn inmiddels helaas overleden.’
‘Als professor Rogier door de stad liep, werd hij de hele tijd aangesproken – dat suggereert hij alleszins. Ik ben ook wel eens opgebeld door nabestaanden van collaborateurs en verzetslui, maar dat is slechts een fractie van wat hij in de jaren zestig moet hebben meegemaakt. De hele samenleving was toen nog doordrongen van de oorlog.’
‘Als historicus denk je twee keer na over de manier waarop je de geschiedenis presenteert’
‘Verzet en collaboratie worden vaak in termen van goed of fout gevat. Bij verzet denken mensen meestal alleen aan de tot de verbeelding sprekende verhalen die op 4 en 5 mei worden verteld, bij collaboratie aan verklikking. Het zorgt ervoor dat je als historicus twee keer nadenkt over de manier waarop je de geschiedenis presenteert. Zeker bij lokale geschiedenis zit je dicht op de wonde.’
Hoe kwamen verzet en collaboratie in Nijmegen tot stand?
‘Aan het begin van de oorlog had de bezetter een gelijkschakeling voor ogen: het nationaalsocialisme moest alle vlakken van de samenleving gaan beïnvloeden. Dat idee moest van onderuit groeien, maar dat ideaalbeeld van de bezetter zou niet slagen.’
‘Door het oorlogsverloop in de Sovjet-Unie kregen de Duitsers haast. Vanaf 1941-1942 werd de gelijkschakeling steeds repressiever. Op een gegeven moment kozen de Duitsers voor één politieke partner: de Nederlandse nationaalsocialisten. Vanaf dat moment werd verzet harder bestreden want het ondermijnde hun doel. Net dat activeerde een hele hoop mensen om zich bij het verzet aan te sluiten.’
‘Het is tekenend dat de deportatie van de Nijmeegse joden niet de beslissende duw aan het verzet heeft gegeven die de verplichte tewerkstelling wel gaf. De Nijmeegse samenleving was in sterke, op zichzelf staande zuilen verdeeld. Veel contact met de joodse gemeenschap was er niet.’
Waarom gingen Nijmegenaren in het verzet?
‘Of je als deelnemer aan het verzet een sabotageactie pleegde, iemand hielp onderduiken of eenmalig iets symbolisch deed: het is altijd een persoonlijke beslissing die historici niet tot op de minuut kunnen reconstrueren. We moeten vooral de omstandigheden schetsen waarin iets gebeurt.’
‘Een voorbeeld: in de jaren veertig waren de autoriteiten en overheden nog toonaangevender dan vandaag. Veel mensen waren sneller geneigd om geld te geven aan een fonds voor onderduikers of om een opdracht bij de politie te weigeren wanneer daartoe werd opgeroepen in de kerk. Dat is maar een van de vele factoren die collaboratie en verzet in werking konden laten treden.’
‘Nijmegenaren beslisten soms ook om niet in verzet te komen, omdat dat het dagelijks leven te veel zou ontregelen. Een beweging als de Nederlandsche Unie zocht in de eerste oorlogsjaren die tussenvorm op, omdat ze wilde voorkomen dat de NSB de macht overnam. Ze wilde een alternatief bieden dat voortborduurde op de ideeën van de jaren dertig over de vernieuwing van de samenleving.’
‘De meeste Nijmegenaren waren niet betrokken bij de politieke kant van de bezetting’
‘De grootste groep Nijmegenaren was niet betrokken bij de politieke kant van de bezetting, maar heeft de oorlog gewoon beleefd. Ook zij moesten vaak hartverscheurende keuzes maken.’
Hoe was het verzet in de stad georganiseerd – of was het dat helemaal niet?
‘Mensen die sabotageacties pleegden en distributiekantoren overvielen krijgen traditiegetrouw veel aandacht. Dat konden ze alleen maar doen omdat een groep mensen ervoor zorgde dat ze over valse papieren of over een treinkaartje beschikten. Zo is er een hele keten van medewerkers.’
‘Die netwerkverbanden konden hun oorsprong vinden in een politieke achtergrond, bijvoorbeeld van de socialistische kring. In het parochieleven speelden kapelaans een rol bij de onderduikhulp. Families hielpen familieleden om onder te duiken, die op zich weer door de buren werden geholpen.’
‘We moeten op een andere manier naar verzet en collaboratie leren kijken. We spreken in Nederland graag over het verzet als een soort monoliet tegen de bezetter, terwijl het iets heel gefragmenteerds is. Als je historisch onderzoek doet, is het goed om het verzet nog eens te ontleden tot wat het werkelijk was, namelijk een dynamisch geheel.’
‘Voor collaboratie geldt hetzelfde. Er zijn verschillende redenen waarom iemand lid werd van de NSB. Omdat de man des huizes lid werd van de NSB, werd de hele familie dat.’
‘Collaboratie betreft ook het al dan niet uitvoeren van bezettingsmaatregelen. Gemeenteambtenaren werden soms met lastige dilemma’s geconfronteerd. Moesten ze het dans- of fotografieverbod van de bezetter doorvoeren? Als ze dat niet deden, riskeerde het hele openbaar bestuur te worden ontmanteld. Dat is het bekende hellend vlak. Op het moment dat de bezetter maatregelen tegen de joodse gemeenschap begon te nemen, werden de dilemma’s nog veel moeilijker.’
Speelde de ligging vlakbij de Duitse grens een bijzondere rol in de Nijmeegse oorlogsgeschiedenis?
‘Aan de grens was er meer contact tussen Nederland en Duitsland. De Nederlands-Duitse Kultuurgemeenschap was hier in tegenstelling tot de rest van Nederland bijvoorbeeld redelijk groot. De afdelingen van Nijmegen en Kleve gingen vaak bij elkaar op bezoek.’
‘Of de ligging een rol speelde in de aantrekkingskracht van het nationaalsocialisme is moeilijker in kaart te brengen. Je vindt het na de oorlog wel terug in getuigenissen van mensen in het kader van bijzondere rechtspleging: dat ze Duitse ideeën hadden omdat ze op Duitsland georiënteerd waren.’
‘Het omgekeerde zou ook kunnen: dat mensen sneller in aanraking kwamen met de keerzijde van de medaille. Bij de grens werden de tegenstellingen tussen nationaalsocialisme en communisme in ieder geval wel opgezocht. Mensen verspreidden pamfletten, er werd gespioneerd. Maar of dat nu heel bepalend is geweest voor Nijmegen, dat weet ik niet.’
‘Ook binnen Nederland was Nijmegen een grensplaats, maar dan tussen het katholieke zuiden en het protestantse noorden. Het verzet gebruikte Nijmegen om te overleggen. Tegelijk worstelden enkele katholieke Nijmegenaren met de manier waarop de NSB door de katholieke kerk werd uitgesloten.’
Ben je tijdens je onderzoek op nieuwe verzetshelden gestoten of heb je er andere van hun voetstuk geduwd?
‘Verzetshelden worden pas na de oorlog gemaakt – tijdens de bezetting gebeurde dat niet. Meestal betreft het gesneuvelde verzetsdeelnemers.’
‘Het bekendste voorbeeld is Jan van Hoof, de student die voorkomen zou hebben dat de Duitsers de Waalbrug hadden opgeblazen in 1944. De bevrijding is wel uitgevoerd door de Amerikaanse paratroopers die hier zijn geland, maar een belangrijke rol zou weggelegd zijn voor de Nijmeegse jongen. Al vlak na de bevrijding werd er aan getwijfeld of hij die brug wel echt heeft gered. Dat heeft hij heel waarschijnlijk niet gedaan. Toch is dat nooit heel nadrukkelijk uitgesproken, omdat zo de scheppingsmythe van het naoorlogse Nijmegen ter discussie zou komen te staan.’
‘Al vlak na de bevrijding werd eraan getwijfeld of Jan van Hoof de Waalbrug wel echt heeft gered’
‘Tijdens mijn onderzoek viel me op hoe belangrijk de Nijmeegse artsengemeenschap is geweest. Daniel van Vugt en Hessel Groeneveld speelden al snel een rol in het artsenverzet door zich tegen de gelijkschakeling te wapenen. Later boden ze hulp aan onderduikers.’
Het venijn van de oorlog zat voor Nijmegenaren in de staart.
‘Het bombardement van de stad op 22 februari 1944 kwam helemaal uit het niets, het was een grote ramp. Als je kijkt naar het aantal slachtoffers is dit het zwaarste bombardement dat tijdens de bezetting is uitgevoerd (het Duitse bombardement op Rotterdam werd uitgevoerd tijdens de veroveringsoorlog, red.). De term vergissingsbombardement ligt gevoelig, omdat het geen recht doet aan het leed dat de verwoesting heeft veroorzaakt.’
‘Het is opvallend hoe snel het dagelijks leven werd hervat. Bij de bevrijding kreeg je een korte culminatie van geweld, aan alle kanten lag de stad overhoop. Er ontstond een grote chaos. Nijmegen lag pal aan het front. Er heerste een continue angst dat er elk moment een salvo granaten kon vallen. En toch gingen mensen de straat op. Een bizarre, surrealistische ervaring, vergelijkbaar met de Joegoslavische burgeroorlog of de oorlog in Syrië.’
Wat hebben die vijf oorlogsjaren uiteindelijk betekend in de hele geschiedenis van de stad?
‘In de brede geschiedenis van Nijmegen was het niet de eerste keer dat de stad bezet werd. Toch mag je vanwege de schaal van de verwoesting en het aantal slachtoffers spreken van een kantelpunt. Dat Nijmegen geen historisch stadscentrum heeft zoals Zwolle, Deventer of Amsterdam, is aan de Tweede Wereldoorlog te wijten.’
‘Vijfenzeventig jaar later is de oorlog nog steeds aanwezig in de monumenten, musea en de vele manifestaties in de stad. Ook in de publieke cultuur is de Tweede Wereldoorlog nooit weggeweest. We worden van jongs af aan opgevoed met de morele kwesties van toen.’
Je hebt acht jaar van je leven aan dit boek gegeven. Ben je nu helemaal klaar met Nijmegen in de Tweede Wereldoorlog?
‘Het is wel goed om iets nieuws te gaan doen (lacht). Aan de andere kant kom ik hier nooit van af. Iemand zei me onlangs dat mensen me altijd met dit onderzoek zullen blijven associëren. Dat is geen straf.’
‘Het is geen straf om altijd met dit onderzoek geassocieerd te worden’
‘Ik wil heel nadrukkelijk het signaal geven dat het onderzoek nog niet af is. Wie materiaal van zijn ouders of grootouders over de oorlog vindt: breng dit naar een archief. Historici zijn afhankelijk van dit soort bronnen voor hun onderzoek. Als ik daar nog een rol in kan spelen, dan doe ik het graag.’
De universiteit tijdens WO II
De Nederlandse bisschoppen spraken zich in de jaren dertig sterk tegen het nationaalsocialisme uit. De bestuurders van de Nijmeegse universiteit vrezen daarom al aan het begin van de oorlog dat ze met moeilijke dilemma’s zullen worden geconfronteerd.
In eerste instantie gaan er enkele problemen aan de universiteit voorbij. De ondertekening van de Ariërverklaring, die in Leiden wegens protest tot de sluiting van de universiteit leidt, vormt voor Nijmegen geen onoverkomelijk probleem: er zijn geen prominente joodse medewerkers of studenten.
Bij de verplichte ondertekening van de loyaliteitsverklaring in 1943 is er veel duidelijker sprake van een verzetsbereidheid. Studenten maken verzetskranten en roepen op tot stakingen.
De bestuurders van de Nijmeegse universiteit beslissen als enige Nederlandse universiteit om het loyaliteitsdocument niet eens aan de studenten voor te leggen. De universiteit gaat dicht. Dat betekent meteen ook dat studenten moeten onderduiken als ze niet in Duitsland willen gaan werken.