De symboliek van de vis
Copy Paste. Het is een veelbelovende titel in een tijd dat plagiaat en zelfplagiaat hot items zijn in de wetenschap. Maar het debat tussen de Vlaamse schrijfster Annelies Verbeke en emeritus-predikant Nico ter Linden gaf gisteravond in de Studentenkerk geen antwoord op de vraag: hoe legitiem is het om als auteur terug te vallen op oude vertellingen?
Op het eerste oog tonen ze weinig verwantschap: de roman Vissen Redden van de Vlaamse schrijfster Annelies Verbeke en de hervertelling van de Bijbelpassage Marcus 1, vers 14 door emeritus-predikant Nico ter Linden. De een creëert een wereld waarin de auteur de interpretatie van haar verhaal aan de lezer zelf laat. De ander legt de af en toe raadselachtige symboliek uit de Bijbel uit in hervertellingen van parabels. Beiden interpreteren een wereld op hun eigen manier en geven nieuwe betekenis aan vaak eeuwenoude symboliek. Met deze conclusie begint gespreksleidster Maaike de Haardt (hoogleraar Religie en Gender) dinsdagavond haar inleiding in de Studentenkerk, niet wetende dat ze daarmee de gehele avond al bij aanvang samenvat.
De titel Copy Paste wekt enige verwachting – zeker gezien de actualiteit van het onderwerp binnen de wetenschap. Toch blijft de discussie vooral hangen op de werken van Verbeke en Ter Linden. De beloofde diepgang over terugkerende referentie naar christelijke symboliek binnen de literatuur ontbreekt grotendeels.
De zee
Natuurlijk, Vissen Redden staat bol van de religieuze verwijzing. Op zoek naar een nieuw levensdoel stort een gekrenkte vrouw zich op het redden van de vissen. Ook in Ter Lindens hervertelling spelen deze dieren een belangrijke rol: Jezus Christus geeft daarin een aantal vissers de opdracht zich op de redding van de mensheid te storten. Beide verhalen gaan sterk over de zee, die volgens hen staat voor zowel het leven als de dood. En over het achterlaten van een oud leven wanneer een nieuw doel zich aandient.
En toch blijft de vraag over de legitimiteit van het gebruiken van deze thematiek knagen. Verbeke stelt dat ze universele motieven heeft verwerkt in het verhaal. ‘Als schrijver ben je continu bezig met het herinterpreteren van gedachtes en gebruiken. Je vertelt een verhaal en komt erachter dat je iets vertelt dat al geschreven is. Het is geen simpel knippen en plakken, meer een ketting aan associaties die automatisch opkomen en binnen elk verhaal een andere betekenis krijgen.’
Zijn er dan geen stamvertellingen, oeroude verhalen, waarop steeds weer is voortgebouwd binnen de literatuur? ‘Je moet het vooral in de overeenkomst in thematiek zoeken’, zegt Ter Linden. ‘Het Heilige Schrift staat er vol mee en volksverhalen ook. Of er echte stamverhalen zijn weet ik niet. Het is vooral steeds de herinterpretatie van zaken binnen een nieuwe context.’
Een bepaalde voorkennis is daarbij altijd gewenst volgens Ter Linden. ‘Neem het verhaal van Jona en de walvis. Iemand die niet weet dat Jona het Hebreeuwse woord voor duif is, denkt dat er echt een mens in de bek van een walvis kan zwemmen en er daarna weer uit klimt. Verhalen bestaan bij de gratie van motieven en symboliek. Daar ontkom je niet aan.’ / Jorg Leijten