Vraagt de universiteit te veel van haar studenten?
OPINIE Zowel studenten als docenten raken steeds vaker overbelast op de universiteit. Dan moet er iets niet kloppen, waarschuwt docent en promovendus bij Communicatiewetenschap Merel van Ommen. ‘Laat ons in de spiegel kijken.’
In 2011 studeerde ik twee keer cum laude af. Met de gedachte dat ik mij met slechts één afgeronde master niet meer kon onderscheiden, had ik me vastgebeten in een dubbele studie. Ik was een student die zesjes vreesde. In de avonduren werkte ik hard om mijn oplopende studieschuld te minimaliseren. Ik deed wat ‘de bedoeling’ was. In mijn veronderstelling bestond er een blauwdruk voor waardering en succes, en daar probeerde ik met alle macht aan te voldoen. Met een glimlach ook nog eens – dat ik het eigenlijk allemaal niet kon bijbenen, liet ik niet blijken, dat lag vast aan mij.
Jaren later – inmiddels werkzaam als mentor, docent en buitenpromovenda bij de studie Communicatiewetenschap – kreeg ik eindelijk de kans achter de glanzende coulissen van het studentzijn te kijken. Ik sprak met studenten die elkaar als concurrenten beschouwen. Studenten die – nog nauwelijks een voet op het “volwassen” carrièrepad gezet – al uitgeput waren. Studenten die bang zijn om ’s avonds hun laptop dicht te klappen, omdat het nooit goed genoeg is. Studenten die druk voelen ‘ergens’ in te excelleren, terwijl ze nog niet weten wat ze kunnen of willen. Of zich – met een vwo-diploma op zak – niet gelukkig voelen op een wetenschappelijke opleiding, maar hun omgeving niet willen teleurstellen.
Competitie en werkdruk
Deze gevallen staan niet op zichzelf: studenten zijn net mensen. Terwijl competitie en te hoge werkdruk op de werkvloer – ook onder academisch personeel (zie onderzoek van de FNV van vorige maand) – gemeengoed zijn geworden en burn-outs dagelijkse realiteit zijn, ‘neemt de geestelijke nood onder studenten onder invloed van prestatiedruk en keuzestress toe’, schrijft NRC Handelsblad. De krant publiceerde de resultaten naar aanleiding van een onderzoek van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), dat werd uitgevoerd met het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).
Is het alleen de maatschappelijke context – social media, opvoeding, prestatiecultuur, een overdaad aan prikkels, keuzes en informatie – die verantwoordelijk is voor de groeiende overbelasting van studenten? Of is het de universiteit die te veel vraagt? Wat kunnen wij als universiteit beter doen? Misschien zijn er geen extra studentpsychologen en extracurriculaire workshops nodig, maar moet – zoals student Harmen van der Meulen onlangs in NRC-Next betoogde – Bildung een vast onderdeel binnen het onderwijsprogramma worden.
‘Hoe kan de universiteit meer als maatpak dan als keurslijf gaan aanvoelen?’
Welke signaal geven we eigenlijk af met onze steeds nauwer geformuleerde beoordelingscriteria en antwoordmodellen in onze toetsing? In hoeverre bereiden die criteria studenten voor op het steeds complexer wordende werkveld, waarin wordt verwacht dat je zelf je eigen carrière vormgeeft? Je kunt je afvragen hoeveel energie én talent er verloren gaat als een uiterst smalle definitie van (academisch) succes ogenschijnlijk de enige zelfbestemming is. Hoe kan de universiteit – met haar brede aanbod aan opleidingen, specialisaties en cursussen – meer als maatpak dan als keurslijf gaan aanvoelen?
Vangnetten
Op de universiteit zijn meer dan genoeg vangnetten voor studenten die worstelen met de vraag wie ze zijn en waar hun grenzen liggen. Er zijn loketten waar ze kunnen reflecteren of leren hoe ze om moeten gaan met maatschappelijke druk. Maar in de praktijk betekent dit dat die groeiende groep die het niet meer bij kan bijbenen er naast het volle studieprogramma nóg meer taken bij krijgen: een afspraak met een mentor, studentenpsycholoog of studieadviseur, een spoedcursus om faalangst te beteugelen of een workshop hoe nóg efficiënter te studeren. En met dit extracurriculaire takenpakket lopen zij liever niet te koop: zelden wordt met elkaar gedeeld dat er simpelweg meer energie uitgaat dan dat er inkomt, zo valt mij iedere keer weer op in de gesprekken met mijn studenten.
Over het studentenleven doet al decennia het sprookje de ronde dat het de meest gelukkige tijd van je leven is: nog eventjes ontspannen voordat het échte leven begint. Maar ondertussen nestelt het stress- en overbelastingsvirus zich steeds dieper in het studentenbestaan. Als universiteit willen wij professionals opleiden die genoeg academisch gereedschap in handen hebben om om te gaan met de zich steeds sneller opvolgende ontwikkelingen in het werkveld. Maar als we ook professionals willen afleveren die duurzaam inzetbaar zijn, moeten de universiteit eens stilstaan bij de vraag hoe we zelf uit ons keurslijf kunnen komen.
Kortsluiting
Er dreigt kortsluiting tussen het aanbod van universiteiten en de ontwikkelingsvraag van studenten in een wereld in transitie. Dat is gemakkelijk gezegd, het vinden van een oplossing is ingewikkelder en vereist ontegenzeggelijk een lange adem. Een mooie eerste stap is een goed gesprek: tussen studenten, tussen docenten en wetenschappers én onderling – iets waar we binnen Communicatiewetenschap nu ook hard aan werken. Laten we studenten helpen hun plaats binnen de universiteit te vinden. Maar een uitkomst kan ook zijn dat ze buiten deze instelling beter op hun plek zijn. En laat ons als opleiders ook zelf in de spiegel kijken, om na te gaan of inhoud en vorm van ons aanbod nog wel aansluit op de tijdgeest. Kortsluiting komt altijd van twee kanten.
Merel van Ommen is docent en promovendus bij Communicatiewetenschap. Tevens is ze werkzaam als journalist voor onder meer de VPRO gids.
Marja schreef op 16 februari 2017 om 12:56
Ik mis in je stuk de belangrijkste reden voor stress en werkdruk onder studenten: de noodzaak om een bijbaan te hebben! In mijn studietijd was de studiefinanciering beter, was een bijbaan leuk, maar geen absolute must.
Eva schreef op 16 februari 2017 om 19:55
Het probleem is niet de bijbanen, Marja. Het probleem is de tijdsdruk. Het is de norm om als je in een jaar 60 EC zou moeten volgen, ook 60 EC te doen, en liefst nog een vak meer, i.c.m. een bestuursjaar en een bijbaan en… En als je dat niet haalt lig je een jaar achter wat vooral een financieel probleem betekent met een leenstelsel. En een CV-technisch probleem want ja leg dat ‘gat’ van een jaar maar eens uit bij die nieuwe werkgever.
Ik zie het probleem van gebrekkige onderlinge communicatie bij studenten en een taboesfeer om te zeggen dat je het niet trekt of iets niet wil, herken ik ook.
Ik heb zelf het idee dat het zelfstandig zijn mensen opbreekt, je eigen verantwoordelijkheid dragen en verantwoording afleggen voor je keuzes, altijd een antwoord klaar hebben als mensen je daar iets over vragen. Dat is iets dat middelbare scholieren nog niet hoeven, en iets dat je als student bij uitstek moet leren. Dat is moeilijk. Maar voordat je gevallen bent moet je eigenlijk alweer opgestaan zijn. Falen mag niet.
Maar of dat probleem in het curriculum ligt? Of er “kortsluiting [dreigt] tussen het aanbod van universiteiten en de ontwikkelingsvraag van studenten in een wereld in transitie”? Het curriculum verandert natuurlijk langzamer dan de wereld waarop zij betrekking heeft, al was het maar omdat de docenten hun onderwijs niet elk jaar compleet vernieuwen. Maar er is de laatste jaren al zo veel aandacht voor toepasbaarheid, voor stages, voor direct nut van wat je leert op de werkvloer. Volgens mij vergroot dat juist alleen de druk om je op al die zaken al afdoende voor te bereiden in je studietijd. Want als je een stage doet, kun je niet extra vakken volgen, en als je een taal bij wilt leren moet dat in de avonduren, want minoren zijn veel kleiner in omvang geworden en een taal leren is daarin zeker niet de bedoeling. En als je die stage niet gedaan hebt en je Engels certificaat niet hebt gehaald, ben je minder relevant voor je aanstaande werkgever dan die andere student die dat wel gedaan heeft – wat je dus direct verantwoordelijk maakt voor het feit dat je geen baan zult vinden straks dus toch nog maar even doorwerken en doorbijten.
Het idee van een universiteit waar je dingen leerde omdat je dat interessant vond, waar je je ongebreideld mocht storten op een obscuur hoekje van de rechtswetenschap waar maar 5 casussen van bestaan, waar je een vak gewoon vier keer kon doen als je het de eerste keer niet haalde, waar de hoogleraar je met drie boeken naar huis stuurde en zei ‘kom maar terug als je ze uit hebt.’ Dat is het beeld dat mijn schoonouders van 70 hebben van hun universitaire jaren. En dat is wat het al lang niet meer is: een kennisinstituut. Ik zou niet terug willen naar die jaren, al was het maar omdat nostalgie ons weinig brengt en die professoren heus niet allemaal even goed waren. Maar de universiteit vraagt niet te veel van haar studenten. De samenleving, met de studenten als belangrijkste vertegenwoordigers, vragen de universiteit iets te zijn wat zij in feite niet is: een beroepsgerichte opleiding waar je precies leert wat je nodig hebt om precies goed terecht te komen in de functie die je voor jezelf hebt uitgedacht. Omdat de universiteit dat niet is, is de student zelf verantwoordelijk voor het precies vormen zodat hij/zij wel die benodigde kennis opdoet voor de baan: met bijbanen, stages, een net vakkenpakket, een extra taal, en een bestuursjaar. Kennis voor de kennis, weten om het weten, dat is uit. Pas als werkgevers, studenten en de universiteit zelf loskomen van het idee dat je met Rechten rechter wordt en met Psychologie psycholoog, kan de druk en verantwoordelijkheid op de studenten om zich al in hun studententijd precies te vormen afnemen.
Goed, het is een lang verhaal. Ik hoop dat het iets aanvult op Merels goede verhaal.
Jv schreef op 17 februari 2017 om 11:22
Je slaat de spijker op zijn kop, Eva. Het ligt niet zozeer aan wat de universiteit verwacht, maar aan wat de samenleving verwacht dat studenten op de universiteit doen.
Ik heb lange tijd erg veel stress ervaren omdat ik als geesteswetenschapper telkens maar te horen kreeg: “maar wat kún je dan met die studie?” en daar geen duidelijk antwoord op had. Zelf begreep ik wel dat het daar helemaal niet om moet gaan op de universiteit: zij faciliteert geen beroepsopleidingen met een duidelijk bestemming. Maar leg dat tegenwoordig nog maar eens uit aan een samenleving die van starters op de arbeidsmarkt al minstens 3 jaar ervaring verwacht.