Een poederdoos in de ministerkast
Hoogleraar Vergelijkende politicologie Monique Leyenaar interviewde alle vrouwelijke ministers tot nu toe. Ze vroeg onder meer of het vrouw-zijn een rol speelde in hun topbaan. Nee, antwoordden ze dan. Of misschien toch.
Dankzij een alerte collega sprak Monique Leyenaar óók met de allereerste vrouwelijke minister: Marga Klompé. ‘Als je haar nog iets wilt vragen, moet je dat nú doen’, had de collega gezegd, nu alweer dertig jaar geleden, want de gezondheid van Klompé liep in de jaren tachtig snel terug. Leyenaar sprak Klompé, die in 1956 minister werd, in haar statige huis vlakbij het Binnenhof in Den Haag. En hoorde daar al wat latere vrouwelijke ministers ook zouden zeggen: ‘Nee hoor, mijn vrouw-zijn speelt bij het uitoefenen van mijn werk geen rol. Het enige verschil is dat er nu een poederdoos in de ministerkast ligt.’
Borrel
Maar als Leyenaar dan doorvroeg bleken ze toch verschillen te zien tussen henzelf en hun mannelijke collega’s. Klompé zegt in 1986 dat vrouwelijke ministers ‘andere elementen in de discussie brengen en meer op details letten.’ Minister Edith Schippers valt op dat vrouwen meer to the point zijn en korter spreken in de ministerraad en volgens oud-minister Tineke Netelenbos hebben vrouwen meer oog voor contacten met burgers.
Til Gardeniers had genoeg aan 4 tot 5 uur slaap en dronk graag een borrel mee aan het einde van de week
De hoogleraar Vergelijkende politicologie was het interview met de eerste vrouwelijke minister bijna vergeten, toen ze opeens – jaren later – het cassettebandje vond. ‘Toen is het idee ontstaan om onderzoek te gaan doen naar vrouwelijke ministers.’ Sommige ministers waren inmiddels overleden, twee oud-ministers weigerden een interview. Uiteindelijk sprak ze er 27 van de 33, waarover ze vandaag publiceert in Hare Excellentie. 60 jaar vrouwelijke ministers in Nederland.
In het boek bekijkt Leyenaar het ministerschap vanuit het perspectief van deze vrouwen. Aan de orde komt onder meer hoe ze uiteindelijk minister zijn geworden, hun ervaringen in de ministerraad en in de Tweede kamer, hun relatie met de media en dus ook: de betekenis van het vrouw-zijn.
Excuus-Truus
Tot eind jaren zeventig telden de kabinetten niet meer vrouwen dan de noodzakelijke excuus-Truus: één vrouwelijke minister of staatssecretaris. Deze eenlingen deden hard hun best zich niet op het vrouw-zijn te laten voorstaan. Ze moesten immers voldoen aan het beeld van een politicus: een man. Voor de een was dat lastiger dan voor de ander. Irene Vorink, in 1973 de enige vrouwelijke minister in het kabinet-Den Uyl, voelde zich vaak alleen. Het borreltje drinken deden de mannen onder elkaar. Til Gardeniers, minister in alle drie de kabinetten-Van Agt, had daarentegen genoeg aan vier tot vijf uur slaap en dronk graag een borrel mee aan het einde van de week, de benen op tafel. Leyenaar: ‘Ze zegt dat het haar heeft geholpen om goed te functioneren.’
Klompé had de gewoonte om, wanneer de echtgenote van een van haar collega-ministers ziek was, naar haar gezondheid te informeren en dan een bloemetje te sturen. Dat zul je de huidige vrouwelijke ministers niet snel zien doen. Leyenaar verwacht niet dat ze zich met de echtgenotes van de mannelijke ministers associëren. ‘Veel meer dan vroeger vormen de vrouwen en mannen nu samen het regeringsteam.’
‘Als men overtuigd is dat jij macht hebt, dan luisteren ze wel naar je’
Langzamerhand heeft volgens Leyenaar het minister-zijn het vrouw-zijn naar de achtergrond verdrongen. Tineke Huizinga, staatssecretaris (in 2006) en waarnemend minister (in 2010), vertelde Leyenaar: ‘Als er maar een titel op je kaartje staat, dan bén je de minister. En wat uiteindelijk overtuigt, is macht. Als men overtuigd is dat jij macht hebt, dan luisteren ze wel naar je.’
De binnenlandse pers heeft er volgens de ministers wel een handje van hen aan te spreken op het vrouw-zijn. Ze ergeren zich aan vragen over de manier waarop ze hun werk combineren met het gezin. Maar in de ministerraad of op werkbezoek in het land worden de ministers vooral gezien als deskundigen, ervaren ze zelf. Zeker in het buitenland speelt het vrouw-zijn geen rol van betekenis. Gerda Verburg, minister van 2007 tot 2010: ‘Je vertegenwoordigt daar toch je ambt, men ontvangt de minister. Of de minister dan groot of klein, of dik of dun, of man of vrouw is, dat blijft gelijk.’
Premier
Het wachten is op een mevrouw de premier. ‘De tijd is er absoluut rijp voor’, zegt Leyenaar. ‘Net zoals de norm voor het aandeel vrouwen in een kabinet met de tijd is verschoven van excuus-Truus naar ten minste een derde, is ook het stereotiepe beeld dat een minister-president per definitie een man moet zijn aan het vervagen.’
Maar in de gesprekken met de (ex-)ministers heeft Leyenaar bij geen van de vrouwen een grote wens kunnen bespeuren om minister-president te worden. Edith Schippers en Jeanine Hennis bijvoorbeeld geven aan meer waardering te hebben voor de beleidsinhoudelijke kant dan voor de coördinatie en representatieve taken van een premier. Wat overigens nog niet betekent dat ze nooit premier zullen worden.
Een politieke carrière, vertrouwt Hennis aan Leyenaar toe, is niet goed te voorspellen. ‘Je kunt alles niet precies uitstippelen. Ik had ook niet bedacht dat ik Kamerlid zou worden en daarna minister. Maar het is wel zo gelopen, en ik vind het fantastisch.’