Waarheid of verantwoordelijkheid?
OPINIE Resultaten van onderzoek leveren vaak ronkende publieke commentaren op. "Dat klopt niet!" "Het bestaat wel!" Wetenschappers zouden zich bewust moeten zijn welke verantwoordelijkheid op hun schouders rust. Want in het publiek debat gaat het om zoveel meer dan de 'waarheid'. Dit betoogt Jan Bransen, hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen.
“Dyslexie bestaat!” meldt het Expertisecentrum Nederlands, gelieerd aan de Radboud Universiteit een paar dagen nadat Anna Bosman, hoogleraar aan diezelfde universiteit, op het journaal heeft betwijfeld of dyslexie wel bestaat. Even later wordt de pers opnieuw verrast door nieuws van diezelfde universiteit: Barbara Franke van het Radboudumc heeft ontdekt dat bij mensen met ADHD vijf hersengebieden kleiner zijn dan bij mensen zonder ADHD. Laura Batstra van de Universiteit van Groningen reageert een dag later met een venijnige kop in Trouw: “Peperdure hersenstudie ADHD levert niks op”.
Dergelijke meningsverschillen zijn alledaagse kost voor wetenschappers, hoewel zij op hun eigen werkvloer geen behoefte hebben aan ronkende krantenkoppen. Het is echter onduidelijk wat wij als leken met dit soort berichten moeten. Of wat we ermee kunnen.
En de wetenschappers moeten zich dat aantrekken. Zij moeten zich realiseren dat zijzelf verantwoordelijk zijn voor de pijnlijke en onfortuinlijke verstoring van waar zij het over hebben. Of over zouden moeten hebben.
Alsof waarheid het verschil maakt
Wetenschappers en leken zijn nog steeds gevangen in de fictie dat het in dit soort discussies over de waarheid gaat. Alsof die er toe doet. Alsof die het verschil gaat maken. En alsof technische termen als “dyslexie”, “ADHD” en “hersengebied” die waarheid dienen. Ik maakte mij daar al eerder druk over, in mijn boek Laat je niets wijsmaken, en in een opiniestuk in de Volkskrant van 19 oktober 2016.
Mijn boosheid geldt de naïviteit waarmee de wetenschappers voorbijgaan aan wat het échte onderwerp is waarover zij schrijven, een onderwerp dat zij niet bestuderen en dat zij vermoedelijk niet eens herkennen als het onderwerp waarover al dit soort discussies gaan: hoe organiseren wij met elkaar onze verantwoordelijkheid voor de problemen die wij in ons leven tegenkomen?
Kijk maar eens naar de conclusie van het expertisecentrum: “Met elkaar moeten we ervoor zorgen dat leerlingen met dyslexie krijgen wat ze nodig hebben: goed onderwijs, maar bij ernstige leesproblemen zeker ook erkenning van hun dyslexie!”
Erkenning voor hun inspanningen
Dit gaat helemaal niet over de waarheid. En het gaat helemaal niet over dyslexie. Dit gaat over verantwoordelijkheid. De ouders en onderwijzers die zo hard werken en hun best doen, willen erkenning voor hun inspanningen en hun goede bedoelingen. Ze hebben de verantwoordelijkheid voor de leesproblemen van hun kind op zich genomen, maar de hardnekkigheid van die problemen eist hun tol. Ze verdienen een excuus. En de hersenwetenschap geeft hen een excuus. Ze kunnen er niets aan doen. Dat wil zeggen: ze kunnen er met hun harde werken en hun goede bedoelingen niets aan doen. Want het zit fout in de hersenen. Hun kind heeft dyslexie. Dat wil zeggen: hun kind heeft leesproblemen-waaraan-je-zonder-wetenschappelijke-interventies-niets-kunt-doen.
Hetzelfde geldt in het geval van ADHD. Ook dat zit in de hersenen. Het is eindelijk aangetoond: 81 wetenschappers uit diverse landen hebben intensief samengewerkt en hebben bij 1713 mensen met ADHD kunnen zien dat zij vijf kleinere hersengebieden hebben.
Dat het om gemiddelden gaat, om een gruwelijk kleine effectmaat, om een correlationele studie, en om een onvoorstelbaar plastisch orgaan – dat zijn voor de leek onbegrijpelijke details. Dat zijn bijeffecten van een taal die wij als leek niet machtig zijn. Maar die quasi-wetenschappelijke taal is wel in ons leven binnengedrongen. Dat behoren de wetenschappers zich te realiseren. En daar moeten zij hun verantwoordelijkheid voor nemen. Taal is van iedereen, ook van hen die er niet correct mee kunnen omgaan. (Dat weet iedere filosoof die hersenwetenschappers over de vrije wil hoort spreken.) En de taal van diagnoses is de taal van verantwoordelijkheid, erkenning en excuus. Of er nu al dan niet door deskundigen genuanceerd gesproken kan worden over de juiste interpretatie van de onderzoeksbevindingen… Daar gaat het in de publieke opinie helemaal niet om.
Correctie op moraliserend gepraat
De medicalisering van gedragsproblemen heeft ons gedwongen ongenuanceerd moraliserend gepraat te corrigeren. Dat is winst. Verslaving is geen wilszwakte, dyslexie geen domheid en ADHD geen lompheid. Maar deze broodnodige correctie heeft onze verantwoordelijkheden drastisch verlegd. Want we zijn als leken voortaan machteloos overgeleverd aan de deskundigen. De verslaafde heeft een intensieve behandeling in een ontwenningskliniek nodig, de dyslecticus remedial teaching, extra tentamentijd en een leesluwe omgeving en de ADHD-er zijn Ritalin.
Is dit wat de wetenschap heeft beoogd? Is dit hoe wij onze verantwoordelijkheden willen hebben liggen? Is dit slechts een kwestie van waarheidsvinding?
Of zullen we de vraag waar we met zijn allen omheen draaien nu eindelijk eens echt onder ogen zien. Want dit is waarover ons samenleven gaat: wie kan waarom waarop aangesproken worden? Dát is de vraag die de wetenschappelijke agenda hoort te bepalen. (En de politieke trouwens ook!)
Jan Bransen is hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen