Waarom Bhutan minder happy is dan het lijkt
Het arme Bhutan, midden in de Himalaya, claimt een van de gelukkigste landen ter wereld te zijn. Het land verving het bruto nationaal product als indicator door het bruto nationaal geluk. Een voorbeeld voor de rest van de wereld? De Nijmeegse hoogleraar Sociologie Gerbert Kraaykamp doet het af als 'onzin'.
Jigme Singye Wangchuk, de koning van Bhutan, baarde in 1979 opzien door in een interview te zeggen dat ‘we niet meer geloven in het bruto nationaal product. Bruto nationaal geluk is belangrijker.’ Sindsdien staat het bng in de Bhutaanse grondwet omschreven als centraal speerpunt van het regeringsbeleid. De rest van de wereld was onder de indruk van de geluksfilosofie van Bhutan: de Verenigde Naties namen een resolutie aan waarin de internationale gemeenschap zichzelf opdroeg op zoek te gaan naar andere indicatoren voor welzijn en geluk dan het bnp.
Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz vond bijvoorbeeld dat veel landen lijden aan ‘bnp-fetisjisme’. Volgens de econoom kunnen we huidige problemen als klimaatverandering niet oplossen door alleen te kijken naar de korte termijn. We moeten óók de gevolgen voor het milieu en toekomstige generaties meenemen in de berekening van het maatschappelijk welzijn.
Onzin
Maar er zijn ook critici. De Nijmeegse hoogleraar Sociologie Gerbert Kraaykamp is er een van. ‘Dat Bhutan zo gelukkig is, lijkt me echt onzin. Het land doet het op veel vlakken – zoals onderwijs, gezondheidszorg en economie – eigenlijk heel slecht. Hun bruto nationaal geluk is vooral bedoeld voor intern politiek gebruik: door middel van deze framing doet het land het opeens heel goed.’
Wie wil weten welk land het gelukkigst is, komt al snel uit bij het World Happiness Report van de VN, waarin landen zijn gerangschikt aan de hand van geluk. Respondenten werd voor het opstellen van dit rapport de simpele vraag gesteld: hoe gelukkig bent u op dit moment op een schaal van 1 tot 10? Op basis daarvan was Denemarken jarenlang het gelukkigste land ter wereld. Tot dit jaar, want Noorwegen heeft de Denen van de troon gestoten. Nederland scoort hoog in het rapport met een 6e plaats. Het o-zo-gelukkige Bhutan staat op de 97e plaats, waaruit blijkt dat de kritiek op het bruto nationaal geluk als meetinstrument niet uit de lucht komt vallen. Een andere les: een hoog inkomen per persoon staat niet garant voor meer geluk. Qatar heeft bijvoorbeeld het op twee-na-hoogste bnp per hoofd van de bevolking, maar staat in het geluksrapport op de 35e plaats.
Haken en ogen
Er zitten heel wat haken en ogen aan het meten van geluk. Of het de beste manier is om te achterhalen hoe een land ervoor staat, is twijfelachtig. Een voorbeeld: het is voor een land als Noorwegen, dat een 7,5 scoort op de geluksladder van de VN, lastig om nog een stap hoger te komen. Geluk laat zich niet meten op een schaal van 1 tot 10: iemand kan altijd gelukkiger zijn. Net als rijkdom, die kan ook altijd groter zijn, maar met het meten van het bnp is dat geen probleem.
Daarnaast blijft geluk iets subjectiefs. Kraaykamp legt uit dat vragen in een survey vaak in twee verschillende categorieën kunnen vallen: wat doe je en wat vind je? ‘De eerste vraag is objectief, waarbij we bijvoorbeeld vragen naar iemands opleiding. Geluk meet je via de tweede vraag en is per definitie subjectief.’ Landen vergelijken op basis van geluk is daarom lastig. ‘Is iemand in Nederland die zichzelf een 8 geeft, even gelukkig als iemand in China die zichzelf hetzelfde cijfer geeft op de geluksschaal?’
Rigide systemen
Vanwege de haken en ogen die aan het meten van geluk kleven, is economiehoogleraar Esther-Mirjam Sent voorstander van de Human Development Index (HDI). ‘Het grote verschil tussen de HDI en bijvoorbeeld het bruto nationaal geluk is dat de HDI is gebaseerd op de capability-benadering van Nobelprijswinnaar Amartya Sen.’ Die benadering stelt de vraag: hebben mensen de instrumenten om te doen wat ze willen in het leven? Vanuit dat perspectief wordt dus geen onderzoek gedaan naar geluk, maar naar de mogelijkheid om gelukkig te worden. Met een andere benadering komt de ranglijst er ook anders uit te zien. Zo staat Denemarken in de HDI niet op de tweede, maar op de veertiende plek.
In Nederland lijkt het beleid vooral gericht op economische groei en niet op geluk. Premier Rutte stelde dat ‘Nederland geen geluksmachine is. De overheid moet klein zijn en mensen de ruimte geven iets buitengewoons van hun leven te maken.’ Toch is er wat Esther-Mirjam Sent betreft meer nodig. ‘Economische groei is geen doel, maar een middel. Hetzelfde geldt voor de overheidsbegroting.’ De toekomstramingen van het Centraal Planbureau wegen daarin het zwaarst. ‘Eigenlijk zou een grotere rol moeten zijn weggelegd voor het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. Zo gaan we over op een breed welvaartsbegrip, waarin buiten inkomen, ook bijvoorbeeld onderwijs, gezondheid en milieu vallen.’
Optelsom
Als politici meer oog krijgen voor zaken die niet in geld uit te drukken zijn, moeten we niet verwachten dat ons geluk met sprongen vooruitgaat, meent Kraaykamp. ‘Het geluk van een land is de optelsom van het geluk van alle mensen bij elkaar. Kenmerken die geluk voorspellen, zijn vooral individueel, de kenmerken van een land hebben weinig invloed. Zaken waar een regering wél invloed op heeft – de economische welvaart, gezondheidszorg en sociale netwerken – zijn vaak verankerd in rigide systemen. We kunnen niet in één jaar ons gezondheidssysteem met een grote stap verbeteren.’
Toch vindt Kraaykamp dat wij wel een voorbeeld kunnen zijn naar de rest van de wereld. ‘Als Noord-Europa al jaren hoog scoort in de geluksindex, doen we kennelijk iets goed. De opbouw van onze democratie en economie zorgt ervoor dat burgers gelukkig worden. Daar kan de rest van de wereld best iets van leren.’
Dit artikel verscheen ook in de Vox-special over geluk.