Waarom filosofen vijf keer vaker cum laude afstuderen dan juristen? De universiteit heeft geen idee
De kans dat je een opleiding cum laude afsluit, hangt onder andere af van de faculteit waaraan je studeert. Dat blijkt uit cijfers van de Radboud Universiteit. Uitschieter is de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen: daar is bijna een derde van de masterdiploma’s 'met lof'. De faculteiten tasten in het duister over de oorzaak van de verschillen.
Tot 2015 hanteerden de faculteiten verschillende regels voor cum laude. Sindsdien zijn de richtlijnen grotendeels gelijkgetrokken. Overal moeten studenten gemiddeld een acht halen voor cum laude en een negen voor summa cum laude. Ook mogen ze maximaal 10 procent van de studielast herkanst hebben.
Desalniettemin zijn er nog steeds grote verschillen zichtbaar, blijkt uit gegevens die Vox bij de Radboud Universiteit opvroeg. De gulste faculteit (FFTR) beloont studenten in de bachelor vijf keer (17,7 procent) en in de master drie keer vaker (30 procent) met cum laude dan de zuinigste faculteiten. In de bachelor is dat Rechtsgeleerdheid (3,7 procent) en in de master Managementwetenschappen (9,9 procent). Die laatste faculteit deelt ook in de bachelorfase relatief weinig diploma’s uit met het predicaat cum laude.
Verder valt op dat universiteitsbreed masterstudenten (16 procent) vaker cum laude krijgen dan bachelorstudenten (9,4 procent). Bij de bachelor stijgt het aantal studenten met cum laude al jaren gestaag: dit percentage lag in het studiejaar 2015/2016 nog op 6,2 procent. Bij de master is het aandeel studenten met cum laude sinds 2016/2017 stabiel. Alle besproken cijfers gaan over het collegejaar 2019/2020 en zijn inclusief summa cum laude. Die worden overigens nauwelijks uitgedeeld: gemiddeld minder dan tien keer per jaar.
De gegevens roepen de vraag op hoe de grote verschillen te verklaren zijn. Twee mogelijke verklaringen liggen voor de hand. Zo kan het zijn dat faculteiten verschillende typen studenten aantrekken. Wellicht zijn filosofiestudenten slimmer of werken ze harder dan rechtenstudenten? Een tweede verklaring ligt bij de faculteiten zelf. Het onderwijs is er bijvoorbeeld makkelijker, of docenten geven eerder hogere punten. Topscorer FFTR hanteert het ‘meester-gezel-systeem’, waarin docenten studenten intensief begeleiden. Zou het kunnen dat door die nauwe band docenten eerder geneigd zijn hogere punten te geven?
Faculteiten
De faculteiten weten het niet, of doen er in ieder geval geen uitspraken over. Esther-Mirjam Sent, vicedecaan onderwijs van de Faculteit der Managementwetenschappen, laat weten alleen te kunnen speculeren over de oorzaak. De ‘intrigerende cijfers’ nopen volgens haar tot nader onderzoek.
Vicedecaan Roel Schutgens van de rechtenfaculteit zegt eveneens ‘geen zinnig woord te kunnen melden, anders dan speculatie’ waarom maar 3,7 procent van zijn bachelorstudenten met lof afstudeert. Schutgens wijst erop dat rechtenstudenten in de master juist iets boven het gemiddelde zitten. ‘Dat zijn niet opeens andere mensen, en wij zijn niet opeens andere docenten. Hoe dat kan? My guess is as good as yours.’
De FFTR reageert ondanks herhaaldelijk aandringen niet op een verzoek tot commentaar. Universiteitswoordvoerder Martijn Gerritsen laat in een reactie weten dat het college van bestuur ‘streeft naar het voorkomen van onwenselijke verschillen tussen faculteiten.’ De cijfers die Vox kreeg, zo laat Gerritsen weten, zullen worden besproken met de onderwijsdirecteuren van de faculteiten. Dit overleg vindt naar verwachting in juni plaats.
Anoniem schreef op 21 april 2021 om 09:38
Ik snap even niet zo goed wat de Vox met dit artikel wil. Is het de bedoeling om uit te zoeken waar dat door komt? Hoe willen jullie dat dan laten doen? Honderden studenten meerdere opleidingen laten doen en dan kijken of er eentje makkelijker is?
En ik vind persoonlijk dat het de faciliteiten siert om geen speculatieve uitspraken te doen. Ik kan makkelijk drie redenen bedenken waar die verschillen vandaan zouden komen, maar dat zouden onbewezen hypothesen zijn. Niet erg wetenschappelijk om die hier dan maar te plaatsen.
Verschillen tussen faculteiten en zelfs opleidingen bestaan. Dat lijkt me niet meer dan logisch. Alle opleidingen precies even “moeilijk” (hoe we dat ook meten) maken lijkt me zowel onwenselijk als onmogelijk. De toon van dit artikel suggereert dat we daar kennelijk wel naar toe willen, maar beargumenteert dat verder niet.
Speculaas schreef op 21 april 2021 om 13:02
Verstandig dat de bestuurders niet speculeren. Ik neem die ruimte toch graag in:
Ik ben benieuwd of dit op enige manier correleert met de moeilijkheidsgraad van het behalen van het BSA. Ik vermoed dat veel studenten de mogelijkheid op cum laude in het eerste jaar verliezen wanneer alles nieuw is, het studentenleven tijd rooft, en in principe de harde eis van 42/60 ECs wordt gesteld. Dit zou kunnen lijden tot satisfying, eerder zesjes en dus geen kans meer op cum laude. Deze zelfde student kan mogelijk in jaar 2-3 bijzonder goed presteren en dit doortrekken in de master.
De druk van het BSA verschilt misschien wel tussen opleidingen (ik herhaal: speculatie) en zou een factor kunnen zijn?
Speculaas nr 2 schreef op 21 april 2021 om 14:21
Ik wil ook wel even speculeren.
FFTR heeft veel verkorte bachelors en dus veel studenten die een tweede opleiding naast hun eerste doen. Ik vermoed dat dat veel oudere en gemotiveerde studenten zijn. Die zullen het waarschijnlijk beter doen.
Masters zijn gespecialiseerder dan Bachelors, en korter. Minder vakken die je niet zo goed liggen, waarschijnlijk. Dus hogere rendementen. Ook vallen er mensen uit tussen de Bachelor en Master.
Andere mogelijkheid; ik merk dat bij verschillende vakken van verschillende faculteiten dat de normaalverdeling soms breder of smaller is. Dus al hoewel de gemiddelden volgens mij niet zo sterk verschillen, halen mensen naar mijn idee bij bepaalde studies meer 2en en 9s, en bij andere vooral 4en en 6en. En dan krijg je ook meer cum laudes. Maar dit is dus alleen maar een gokje, kan ik niet onderbouwen met cijfers.
Ik denk inderdaad dat BSA er ook mee te maken heeft. Studies met lage BSA slagingspercentages hebben misschien wel meer cum laudes? Omdat de minder goede studenten harder afvallen? Lijkt me interessant om die cijfers naast elkaar te leggen.
Speculoos schreef op 21 april 2021 om 14:50
Interessant idee! Ik denk dat de moeilijkheidsgraad niet zozeer het probleem is, als wel dat de wens cum laude te slagen pas na het eerste jaar ontstaat (al kan dat ook weer komen door de druk van het BSA…) en je dan opgescheept zit met je eerstejaarslijst.
Stijn van Uffelen schreef op 21 april 2021 om 15:12
Het is heel gek dat in dit artikel en in de verklaringen van faculteiten geen gebruik wordt gegeven van het begrip cijfercultuur. Becijfering van toetsen maakt het mogelijk om een vergelijking te maken tussen verschillende studenten die dezelfde toets hebben gemaakt, voor wat betreft die vaardigheden waar de toets op ziet. Als docenten onderling contact hebben over de manier van toetsen en becijferen, kun je het misschien iets breder trekken en resultaten vergelijken tussen verschillende toetsen van dezelfde opleiding. Maar als je naar andere opleidingen of faculteiten gaat kijken hebben deze toetsen helemaal niks meer met elkaar te maken en kan de manier van cijfers geven ook sterk uiteenlopen. Heeft dat dan iets met de studenten te maken? Het ligt veel meer voor de hand dat de verschillen ontstaan door de manier waarop docenten tegen cijfers aankijken.
In Europese context zijn die verschillen nog veel sterker. Daarom wordt bij uitwisselingen ook al sinds jaar en dag gebruik gemaakt van een omrekentabel. Waar men in het ene land een 9 geeft voor een ‘zeer goed’ gemaakte toets, krijg je daar elders een 7 voor. Niet omdat men daar minder slim is, maar omdat de docenten een andere koppeling maken tussen de kwaliteit van de student en de cijferschaal.
Ook tussen faculteiten zou je eenvoudig een dergelijke omrekentabel kunnen maken. Maar dat is oneerlijk tegenover de studenten die op hun faculteit hoge cijfers krijgen. Op de arbeidsmarkt concurreren bijvoorbeeld dokters en juristen niet zoveel met elkaar, maar zij concurreren wel met studenten van soortgelijke opleidingen op andere universiteiten. Veel interessanter is dan ook of die cijfercultuur binnen vakgebieden binnen Nederland overeenkomt of niet. Als een uitmuntende dokter op een universiteit een 9 krijgt, maar ergens anders een 8 had gekregen voor dezelfde prestaties, dan wekt dat onterecht de indruk dat studenten van die eerste universiteit beter zijn. Maar om dat goed te onderzoeken is het niet genoeg om de cijfers naast elkaar te leggen.
LJ Lekkerkerk (Hans) schreef op 21 april 2021 om 17:23
Er lijkt zeker verschil in zwaarte of werkhouding. Een observatie vanuit mijn vak OrganisatieOntwerp (6EC), voor 3e-jaars bedrijfskunde (Bdk), voor premasters bij Bdk, voor de minor Bdk voor informatici.
De eerste twee groepen klagen net geen steen en been, wel: ‘veel’ en ‘moeilijk’ (maar vinden het ook heel interessant).
Uit de derde groep bereikte mij het bericht: net zoveel werk als een 3EC-vak bij FNWI en mbv de samenvatting en de werkcolleges makkelijk te halen …
Zelfs als ik er wat bluf vanaf trekt toch wel intrigerend verschil.
Gaan de betere VWO-ers naar FNWI en mensen met een pretpakket naar Bedrijfskunde?
Speculoosletter schreef op 21 april 2021 om 20:24
“Verder valt op dat universiteitsbreed masterstudenten (16 procent) vaker cum laude krijgen dan bachelorstudenten (9,4 procent).” Kan de redacteur even nadenken en beseffen dat het gewoonweg moeilijker is om gedurende drie jaar voldoende hoge cijfers te halen dan voor één jaar? En wat betreft die opmerkelijke cijfers voor de FFTR: krijgen we ook even de absolute aantallen te zien? Het is een piepkleine faculteit! Als van de 2 afstudeerders bij theologie er jaarlijks 1 cum laude heeft zegt dat echt niet zó veel tegenover 47 van de 216 juristen. Maar die staafdiagrammen hierboven zorhen voor een lekkerder verhaal.
F. De Knudt schreef op 21 april 2021 om 20:28
“Verder valt op dat universiteitsbreed masterstudenten (16 procent) vaker cum laude krijgen dan bachelorstudenten (9,4 procent).” Kan de redacteur even nadenken en beseffen dat het gewoonweg moeilijker is om gedurende drie jaar voldoende hoge cijfers te halen dan voor één jaar? En wat betreft die opmerkelijke cijfers voor de FFTR: krijgen we ook even de absolute aantallen te zien? Het is een piepkleine faculteit! Als van de 2 afstudeerders bij theologie er jaarlijks 1 cum laude heeft zegt dat echt niet zó veel tegenover 47 van de 216 juristen. Maar die staafdiagrammen hierboven zorhen voor een lekkerder verhaal.