Waarom hokjesdenken niet fout is

01 jun 2015

HOKJESDENKERS Het nieuwe nummer van Vox staat in het teken van stereotypen. Maar wat zijn dat? In een dagelijkse serie laten onderzoekers hun licht schijnen over het denken in hokjes. Vandaag sociaal psycholoog Daniël Wigboldus over nut en nadeel van het stereotyperen.

Hokjesdenken. Illustratie: Roel Venderbosch
Hokjesdenken is heel normaal, zegt Daniël Wigboldus. Illustratie: Roel Venderbosch

Ziet hoogleraar Daniël Wigboldus aan de foto’s die voor hem liggen bij welke faculteiten de geportretteerde studenten horen? Hij kijkt de twee interviewers van Vox aan en schudt zijn hoofd. Hij laat zich niet verleiden om mee te doen aan het raadspelletje. Niet voor hij een en ander heeft gezegd over stereotypen, de expertise van de huidige decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen.

Kijk, in de kern zijn alle mensen sociale wezens, begint hij. Ze willen bij een groep horen. Dat is maar goed ook. Onze verre voorouderen zouden het niet lang gered hebben als ze niet samen hadden opgetrokken en slimme manieren hadden bedacht om tijgers en andere roofdieren buiten de deur te houden. ‘Wie ergens bij hoort, heeft meer kans op succes’, doceert Wigboldus. Groepsdenken zit verankerd in ons brein, met dank aan de evolutie. ‘Er bestond vroeger geen ergere straf dan verbannen te worden uit de groep.’ Het is zo oud als de mensheid zelf: bij wie hoor ik, bij wie hoor jij?

De negatieve bijklank die hokjesdenken heeft, vindt Wigboldus dan ook niet terecht. Categoriseren is simpelweg een efficiënte manier om de wereld te versimpelen. Het zou niet best zijn als je elke keer als je een stoel zag, de poten en de zitting eerst apart moest identificeren. Daarom deelt het brein wat je ziet direct in in hokjes. Je denkt ‘hé, een peuter’ of ‘hé, een puber’, en past je houding daar op aan.

Foto: Fred van Diem
Daniël Wigboldus tijdens de Universiteit van Nederland. Foto: Fred van Diem

Hij refereert aan een oude campagne van stichting SIRE, die hokjesdenken aan de kaak stelde. ‘Vanuit wetenschappelijk oogpunt was dat een zinloze campagne. Hokjesdenken is een natuurlijk proces, niet te stoppen. Een leven zonder zou praktisch onmogelijk zijn.’ Wat nuttiger was geweest volgens Wigboldus: investeer in de bewustwording van onwenselijk gedrag dat een gevolg kan zijn van hokjesdenken. Bijvoorbeeld: overgeneraliseren (‘alle pubers zijn recalcitrant’). Leer mensen dat discriminatie op de loer ligt. Want dát is wel fout.

Buitenstaander
Terug naar de foto’s van Radboudstudenten (Wigboldus waagt zich nog altijd niet aan het raadspel). Het is logisch dat zij zichzelf en elkaar indelen in groepen. Maar: deze groepsindelingen zijn flexibel. Een student sociologie die samen met een groep psychologen een college volgt, voelt zich een buitenstaander. Totdat hij samen met een psycholoog een vak volgt bij rechten. Samen zijn zij dan ‘sociale wetenschappers’. De juristen zijn “de anderen”. Wigboldus: ‘De context bepaalt welk groepslidmaatschap saillant is.’

Individuen zien niet alleen zichzelf, maar ook de ander, afhankelijk van de situatie als lid van groep A of groep B. De hoogleraar geeft een simpel voorbeeld: ‘Een man in driedelig pak brengt zijn kind in kinderwagen naar de crèche. Wat valt op als hij bij de crèche aankomt? Juist, de man heeft een pak aan. Mensen zullen hem in de groep zakenmannen plaatsen. Na het afgeven van zijn kind, loopt hij met lege kinderwagen naar kantoor. Wat zal de collega’s opvallen? De kinderwagen. De categorie waar de man in geplaatst wordt, is nu niet meer zakenman, maar vader.’

Door het denken in hokjes – zakenman, vader, man, of iets anders – wordt het brein automatisch aan het werk gezet. Als je iemand ontmoet die je nog niet kent, wordt eerder opgedane stereotiepe kennis over de groep waarin je deze persoon plaatst, geactiveerd. ‘Het brein is een voorspellingsmachine’, zegt Wigboldus. Op deze wijze kunnen we op grond van deze kennis over groepen voorspellingen doen over individuen die we niet eerder ontmoet hebben.

Een psycholoog die het Grotiusgebouw binnenwandelt om college te geven, kan denken: “de studenten die ik ga tegenkomen, dragen vast een colbert”. Waar stereotypen zoals deze op kennis gebaseerd zijn, gaan vooroordelen een stapje verder. Het woord zegt het al: daarbij heb je al meteen een positief of negatief oordeel klaar over iemand die hoort bij een bepaalde groep. Alle rechtenstudenten zijn slecht gekleed, bijvoorbeeld.

‘Studenten vragen wel eens aan mij: “maar sommige stereotypen en vooroordelen zijn toch gewoon wáár?” Mijn les: je mag die niet een-op-een betrekken op het individu. Daarvoor zijn mensen te verschillend.’ Ook niet als het een positief vooroordeel betreft. ‘Het is een veelvoorkomend misverstand dat vooroordelen altijd negatief zijn. Ze kunnen net zo goed positief zijn. Aziaten worden bijvoorbeeld door velen geassocieerd met slim zijn. Maar ook dat kan voor een individu negatief uitpakken, bijvoorbeeld als een Aziatisch kind overschat wordt door een juf of meester en als gevolg hiervan niet de begeleiding krijgt die het nodig heeft.’

Wigboldus wijst de juiste studenten aan.
Waarom wijst Wigboldus de juiste faculteit aan? Foto: Mathijs Noij

Prooi
Uiteindelijk buigt de hoogleraar zich dan toch over de foto’s van studenten. ‘Ik zou hier eigenlijk niets over moeten zeggen. Maar ja, ik ben ook een mens en ook ik val ten prooi aan mijn eigen stereotypen. Dus als je een pistool op mijn hoofd zou zetten, zou ik zeggen dat dit de rechtenstudenten zijn, dit de filosofen en dit de sociale wetenschappers.’

Alle drie goed, applaudisseren de Vox-interviewers. Hoe verklaart de sociaal psycholoog dit? ‘Nou, mijn stereotiepe beelden over de stijl van filosofen zie ik terug op de foto’s.’ Maar wat ook een verklaring zou kunnen zijn: de studenten die gevraagd zijn voor een Vox-fotoshoot, zijn uitgekozen omdat ze voldoen aan het stereotiepe beeld.

‘Hoe hebben jullie de studenten eigenlijk geselecteerd?’ Van het antwoord van de interviewers – ‘zo willekeurig mogelijk,’ – is Wigboldus niet onder de indruk. ‘Het proces van selecteren op basis van jullie eigen stereotypen kan ook onbewust in gang zijn gezet. Dus het zou zomaar kunnen dat deze foto’s meer zeggen over jullie eigen stereotypen, dan over de studenten op de foto’s. Iedereen denkt in hokjes. Juist daarom is onderzoek doen naar stereotypen zo verschrikkelijk moeilijk en interessant.’ / Annemarie Haverkamp & Mathijs Noij

Sociaal psycholoog Daniel Wigboldus is decaan en hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen. Hij heeft twee reeksen colleges gegeven voor de Universiteit van Nederland. Deze zijn hier te bekijken.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!