Waarom Nederland gidsland moet durven zijn

14 sep 2015

Je kunt hem kennen van De Wereld Draait Door, of van Tegenlicht. Vanavond was politicoloog Jonathan Holslag in Nijmegen om een Alternatieve Troonrede uit te spreken. Dat deed hij op uitnodiging van Radboud Reflects en LUX. ‘Laten we opnieuw bepalen wat waardevol is.’

JonathanHolslag
Jonathan Holslag. Foto: LUX

‘Dank. Ik zou mij veel zaken durven verbeelden, maar niet dat ik ooit de troonrede in Nederland zou uitspreken, ook al is Nederland me steeds nabij geweest.

Slide 1
Afbeelding 1.

Als kind groeide ik namelijk op in een klein dorp aan de grens met Nederland (Afbeelding 1). Er was een lange rechte baan met lindebomen, een douanestation, steevast een auto van de Koninklijke Marechaussee en aan het einde van die baan waren er de Edah, de Intertoys en taaitaai in de Hema als Sinterklaas weer in aantocht was. Nederland was goedkoopland. Voor de rest konden we ons er niet zoveel bij voorstellen, behalve dan dat rijke Nederlanders onze bossen opkochten om er grote villa’s neer te ploffen met hoge hekken errond. Later leerden we, na de zoveelste politie-inval, dat een aantal van die Nederlanders in hun villa’s andere dingen maakten dan taaitaai.

Ik had de indruk dat voor mij en vele andere grensdorpbewoners de baan met de lindebomen langer leek te worden al naar gelang we wat ouder werden. De betrekkingen bekoelden aanzienlijk toen onze Philippe Albert op het WK van Orlando in 1994 Nederland een 1-0-nederlaag binnen knalde. Dat onze lerares Nederlands Mulisch en Grunberg er nogal hardhandig in probeerde rammen, was evenmin bevorderlijk voor de onderlinge verstandhouding. In de fuifzalen haalden we de neus op voor Tiesto. Onze Belgische DJ’s, die hadden tenminste nog echte danseressen bij. Het Poldermodel… daar hadden we nauwelijks van gehoord.

Het is pas later dat velen van ons zijn beginnen te ontdekken dat Nederland op een aantal vlakken wel wat te bieden heeft. En vaak zit dat in kleine dingen.

slide3
Afbeelding 2.

Neem deze afbeelding: (men ziet een treintafel)
Of deze: asfalt (Afbeelding 2)
Of nog een: (men ziet een station)

Innovatiekampioen
Laten we dus eerlijk zijn, dames en heren, Nederland is nog steeds een gidsland. En dat is het eerste belangrijke argument van mijn betoog: Dat leiderschap zit in kleine dingen, kleine dingen die voor een doorsnee Nederlander erg gewoon zijn, maar toch blijk geven van enige beschavende voorsprong. Want het gaat om veel meer dan treintafeltjes en zonnecellen. In veel opzichten is Nederland voor de rest van Europa een onbetwistbare innovatiekampioen, een geduchte economische concurrent ook, zij het misschien wat in de schaduw van Duitsland.

In Vlaanderen zitten we met verbazing te kijken hoe Eindhoven bijvoorbeeld als een feniks uit zijn as herrijst. Eindhoven is één van de snelst groeiende regio’s in Europa. Ik heb de stad een paar keer mogen bezoeken en het zelfvertrouwen waarmee het zichzelf op de internationale markt plaatst is verbluffend. Eindhoven zegt veel over de technologische vooruitgang van dit land. Gemiddeld worden er in dit land jaarlijks 2,400 patentaanvragen ingediend en 15,000 wetenschappelijke artikels gepubliceerd. Het aantal technici in onderzoek en ontwikkeling is in vijf jaar tijd bijna verdubbeld.

Ik zie dat ook als ik te gast ben bij bedrijven. En ik heb er best wat bezocht de afgelopen jaren: van Maastricht tot Groningen en van Rotterdam tot Hengelo. Nederland zit vol discrete kampioenen: middelgrote ondernemingen die wereldwijd concurrerend zijn, vaak verborgen in kleine bedrijventerreinen. In Nieuwegein was ik te gast bij een firma die voor tientallen miljoenen Euro’s aan ingewikkelde lagers uitvoerde. In Hengelo bezocht ik, weggestoken achter garages en warenhuizen, een wereldleider in radarsystemen. Waar veel West-Europese landen terrein verloren in bijvoorbeeld de productie van machines en elektronica, hield Nederland stand. De Nederlandse high-techexport bedroeg vorig jaar liefst 55 miljard Euro.

Vanuit het perspectief van vele andere lidstaten opereert de Nederlandse overheid met meedogenloze efficiëntie. Als ik landen in Azië bezoek, hoor ik van veel diplomaten uitleggen hoe sterk de Nederlandse diplomatie is in het behartigen van de economische belangen en het bevorderen van het imago bij investeerders. Ik heb de voorbije jaren zelf bijzonder graag gewerkt met Nederlandse beleidsmakers en kan alleen maar bevestigen dat de kwaliteit van de administratie hier erg hoog is en zij ook een grote mate van continuïteit en stabiliteit creëren, terwijl overheidsorganisaties in andere Europese landen bijvoorbeeld veel meer een speelbal op de electorale golven zijn. Het is niet voor niets dat Nederland door de Wereldbank bedacht wordt met de grootste onderscheiding op het gebied van goed bestuur.

Ik geloof dus dat Nederland voor vele andere Europese landen nog steeds een gidsland is, voor wat betreft bestuur en economie.

Angsthazerij
En toch zijn veel Nederlanders zelf erg kritisch. In de nationale dagbladen halen opiniemakers uit naar het gebrek aan moed van deze regering en naar de afbraak van de verzorggingsstaat. Er wordt gewag gemaakt van politieke prostitutie ten aanzien van de banken en het grootkapitaal. Op het gebied van buitenlandse politiek, wordt de overheid opportunisme aangewreven, een gebrek aan durf om mensenrechten en democratie te verdedigen, ja zelfs angsthazerij in het licht van de nieuwe Russische machtspolitiek. Dan hebben we het nog niet gehad over de benepenheid waarmee de BV-Nederland de Grieken in de tang neemt, soberheid predikt en in de onderhandelingen in Brussel bij momenten gedegradeerd lijkt tot de tassendrager van Wolfgang Schäuble. Nederland handelt als een geselland in plaats van een gidsland.

Wat verklaart dat gemor? Ik denk dat het voor een deel te wijten is aan de veeleisendheid van de Nederlanders. Eens je van succes en voorspoed hebt geproefd, wil je meer. Er zijn ook nog steeds landen die het op verschillende fronten nog beter doen: Zwitserland, Zweden, Denemarken, om er maar enkele te noemen. Maar er zijn ook aanwijzingen dat Nederland effectief het spoor bijster is en niet goed weet hoe het verder kan bouwen op de successen uit het verleden. En het wordt natuurlijk moeilijk om te blijven gidsen als de Nederlandse samenleving zelf niet overtuigd is van de koers.

Wat zijn dan de symptomen van deze desoriëntatie? Die vraag brengt me, dames en heren, bij het volgende luik van mijn betoog.

Gemor
Er zijn om te beginnen flinke barsten ontstaan in het economische zelfvertrouwen. Jazeker, er is herstel en de bedrijven doen het goed, maar veel Nederlanders voelen daar nog steeds niet veel van in de portemonnee. Het werkelijke beschikbare inkomen van de gezinnen ligt nog steeds beneden het niveau van 2007. Het aandeel van de zogenoemde transactiekosten in het gezinsbudget – transport, verzekeringen en communicatie – is ook gestegen, waardoor er minder geld overblijft voor de belangrijke zaken in het leven: voeding, onderwijs, gezondheidszorg, enzovoort. Vooral aan de basis, bij de armeren, komt dat hard aan – ondanks het feit dat de ongelijkheid in Nederland sinds 2007 significant gedaald is. Kortom: groei in de economische statistieken heeft té weinig voor tastbare verbetering gezorgd. En dan beginnen mensen te morren.

Nederland, het hoeft eigenlijk niet meer gezegd, blijft ook worstelen met migratie. Ondanks haar welvaart blijkt uit cijfers dat autochtone Nederlanders minder positief staan tegenover migranten, dan bijvoorbeeld de Duitsers of de Zweden. Falend migratiebeleid, met grote maatschappelijke polarisatie en wantrouwen tussen bevolkingsgroepen als gevolg, typeert veel landen, net zoals de vrees bij de arme lagen voor meer economische concurrentie door de immigratie. Maar wat Nederland in het bijzonder typeert, is de grote emotionaliteit die rond het debat hangt, het theatrale bijna van een figuur als wijlen Fortuyn en Wilders vandaag. Ik heb er geen wetenschappelijke verklaring voor gevonden, maar het lijkt me dat het afgeborstelde technocratische centrumpolitiek in Nederland erg kwetsbaar is voor de extreemrechtse scheldguerrilla, ook niet meteen met duidelijke oplossingen naar buiten kan komen en het daardoor lastig heeft om met een genuanceerd integratiebeleid de problemen recht te zetten.

De desoriëntatie lijkt echter nog veel dieper te zitten. De wereld kijkt naar Nederland als een welvarende, eendrachtige en zelfbewuste natie, maar uit attitudeonderzoek blijkt dat het cement van de Nederlandse samenleving lost. Over de hele natie bekeken is de deelname aan verenigingsleven groot, maar het is ook veel gepolariseerder dan in andere landen met een hele actieve elite aan de ene kant en ongeveer 47 procent van de bevolking die geheel niet participeert. Nederland scoort bijzonder zwak voor wat betreft de mate waarin burgers zich verbonden voelen met hun lokale gemeenschap. De doorsnee Nederlander is er ook minder van overtuigd dan anderen iets waardevols bij te dragen aan de omgeving. Het meest in het oog springend als je door alle cijfers gaat is het feit dat Nederlanders aangeven nauwelijks een doel in het leven te hebben. In de ESS scoort Nederland op dat vlak reeds verschillende jaren op het niveau van landen als… Rusland en Oekraïne.

Latte macchiato’s
Ik kan me best voorstellen, beste vrienden, dat het voor de meesten hier deze avond als erg vreemd overkomt, maar u bent dan waarschijnlijk ook een uitschieter in het landschap van waarden- en welbevindingsstatistieken.

Maar laten we eens door een Nederlandse stad wandelen, dan zijn er de mooie historische centra, met hun gezellige voetpaden van Ijsselsteentjes, hun grachten, hun terrassen, hun praathuizen en hun musea. Je vindt er biologische smulboetiekjes, vinylplatenzaken, hipsterkappers, designgalerijtjes en ambachtsateliers. Het is een reservaat voor dure bakfietsen, Tesla’s, latte-macchiato-slurpende bureaumannetjes en aan apps en IPhone verslaafde tieners. Sommigen wonen in het centrum, maar de meesten zijn zich door stijgende woningenprijzen gaan vestigen de in gegentrificeerde straten langsheen metro- of tramlijnen. Hier wordt nog naar de VPRO gekeken, naar Zomergasten en Tegenlicht. Pauw en Witteman zijn er helden. De Volkskrant en Trouw halen de ontbijttafel nog. Het leven is er mooi en onbezorgd. Er staan bloemetjes op de vensterbanken en een blauwe regen slingert zich steevast rond de regenpijp. Dat stadsbeeld strekt zich een beetje uit als een octopus.

Tussen zijn armen is de situatie al een flink stuk minder vrolijk. De ruimte is er opgevuld met nietszeggende gevels van jaren-negentig-kantoren, waarin nu eens een overheidsadministratie zit, dan weer een poetsbedrijf of een boekhoudkantoor, een accountant zoals ze dat hier zo anglofiel zeggen. Mensen huizen er in van die typisch Nederlandse woonbatterijen, waarin de verbeelding van de architect zich vaak beperkte tot een voordeur in kanariegeel of een hoog hek in fluorescerend groen (bijvoorbeeld Bijleveldsingel). Naar de buitenrand van de stad toe, komen er dan kleine tuintjes bij, met veel betonnen plavuizen, onkruid en zo nu en dan een tuinkabouter. Niet zelden vind je er een Action of een andere dumpwinkel in de buurt. (bijvoorbeeld Willemskwartier en Zwanenveld) De helft van de bewoners is er van vreemde origine en de andere helft voelt zich vreemde in eigen land.

Lege straten
De tentakels van de stad strekken zich uiteindelijk uit tot talrijke kleinere slaapsteden en -dorpen, waar het voor de middenklasse nog goedkoop en comfortabel wonen is, maar van waar uit het vaak toch al snel een half uur naar het werk rijden is. Dan komen de lange dagen op het werk hard aan natuurlijk: ’s ochtends vroeg vertrekken, kinderen snel afzetten bij de opvang, dan de overvolle treinen of overvolle wegen, het landschapskantoor, het computerscherm, slappe automaatkoffie, ‘s avonds rond vijven weer terug door het spitsuur, kinderen ophalen, met het laatste beetje energie nog wat eten maken, via de buis wat brio van Matthijs van Nieuwkerk binnentrekken, de weekends vullen met de noodzakelijke winkelsessies, poetsen,… De straten zijn leeg. Veel ruimte voor verenigingsleven is er niet, ruimte voor luxe al evenmin, want de rekeningen van de nutsvoorzieningen en verzekeraars knallen elke maand onverbiddelijk de brievenbus in.

Ik stel de zaken natuurlijk op scherp, maar zo beeld ik me de Nederlandse samenleving anno 2015 in. De situatie is allerminst dramatisch en dat is misschien ook het probleem, want het laat een groot deel van de bevolking toe om te berusten. Toch kan het niet zo blijven duren. Een nieuwe economische crisis of een nieuwe aanslepende migratiecrisis en het is prijs. Het land zal politiek verder versplinteren en quasi onbestuurbaar worden, etnische spanningen zullen oplopen en vroeg of laat gebeurt er geheid weer iets tragisch: een aanslag, rellen, of wat dan ook.

Wat doen we daar dan aan? Moeten de hipsters op bloemetjesfietsen dan echt Nederland gaan veroveren? Moeten we de VPRO-belt uitbreiden naar de uitgebluste stadsranden? Dit brengt ons bij de kern van mijn betoog: we moeten de omslag maken van een samenlevingsmodel dat nog steeds respect afdwingt maar zijn houdbaarheidsdatum heeft bereikt naar een samenlevingsmodel dat nog beter is.

Creatieve economie
Ik drukte het net misschien wat karikaturaal uit, maar ik geloof inderdaad, dames en heren, dat het een zaak is om een groter deel van de Nederlandse samenleving te laten participeren in de nieuwe creatieve economie en het rijke culturele leven dat ik in vele Nederlandse stadscentra aantref. De aanzet tot de vooruitgang wordt dus eigenlijk al gegeven, door kleine creatieve bedrijfjes, door jongeren die opnieuw tastbare dingen willen gaan vervaardigen, door de poging om met duurzaamheid een verschil maken, de belangstelling om met gemeenschappen te investeren in publieke voorzieningen … Het zou niet meer dan logisch zijn dat we daarop verder bouwen. Dat is wat ik in mijn Europa-boek beschreef als een nieuwe beschavingssprong.

De voorwaarde om dat mogelijk te maken is dat we opnieuw egoïstisch worden. U hoort het goed: we moeten meer egoïstisch worden en dat egoïsme vooral niet beperken tot materiële zaken, tot de grootte van de auto die we bezitten, tot het aantal technologische gadgets dat we in ons huis halen. Egoïsme betekent vooral dat we verwachten meer van onze behoeften te vervullen, dus naast de basisbehoeften ook de behoefte aan samenhorigheid, erkenning, zelfontplooiing en zingeving, nét die zaken dus waar Nederland thans niet zo goed in is. Dit staat natuurlijk haaks op de soberheidsgedachte, waarbij het allemaal minder moet en elke verzuchting naar cultuur, schoonheid of het behoud van onze natuur wordt afgedaan als ongeoorloofde luxe.

De mens moet dus opnieuw de maatstaf van de vooruitgang worden en dan houden we een veel andere definitie van vooruitgang over als degene die vandaag gangbaar zijn. Vooruitgang hoeft bijvoorbeeld niet technologisch te zijn. Ik beschouw vooruitgang als het vermogen van een samenleving om zoveel mogelijk van onze behoeften te realiseren door zoveel mogelijk van onze talenten en capaciteiten te activeren. Vooruitgang is dus het vermogen om meer mens te kunnen en te willen zijn.

Waarde(n)
Als we dat toepassen op de economie, krijg je ook een hele andere interpretatie van groei. Het komt er eerst op aan de waarden achter de waarde te bepalen! Ik hoor onze politici steevast spreken over productiviteit. Het is natuurlijk belangrijk dat we efficiënt zijn en onze rijkdom zo doeltreffend mogelijk inzetten. Maar hoe kunnen we beoordelen of we productief zijn als de doelen niet duidelijk zijn. Geloof me: we kunnen nog veel productiviteitswinst behalen, productieprocessen optimaliseren en toch ter plaatse blijven trappelen – toch het gevoel te hebben dat we niet vooruit gaan, minder in plaats van meer van onze behoeften te realiseren, minder in plaats van meer van onze talenten in te kunnen zetten.

Eigenlijk komt het er dus op aan dat we de markt herinrichten. Eerst komen de waarden. Dan kunnen we praten over waarde, geldwaarde. Daarna kunnen we nadenken over de effectiviteit van het waarde toevoegen, productiviteit dus, en pas nadien kunnen we evalueren of er zoiets is als groei. Waarden, waarde, productiviteit, groei: dat is de sequentie.

Ik denk dat Nederland hier het voortouw in kan nemen. Enerzijds moet het daarvoor ambitieuze durven zijn in de basisvoorwaarden om op de markt mee te mogen spelen. Elke producent zou een positief antwoord op de volgende drie vragen moeten kunnen geven. Kun je garanderen dat jij en je toeleveranciers de acht fundamentele internationale regels over waardig werk respecteren? Kun je garanderen dat je productie klimaat- en grondstoffenneutraal is? Kun je garanderen inspanningen te leveren om vakmanschap, creativiteit, design, lokale eigenheid en cultuur te promoten? Het resultaat van zo’n regels is dat een groot aantal spelers niet meer concurrerend zullen zijn, maar dat erg veel lokale bedrijven net meer ruimte zullen hebben en onvermijdelijk ook dat er heel veel nieuwe ondernemers zullen komen. Die regels schakelen overigens de vrije markt niet uit, ze verhogen het speelveld alleen en zorgen voor de transparantie die er vandaag niet is.

Productiviteit
Standaarden zijn één ding, maar anderzijds moeten we ook stoppen om als samenleving een groot aantal verdoken of externe kosten op ons te nemen. Laten we nog eens uitgaan van het gegeven productiviteit. Volgens de cijfers van de OESO is de productiviteit van de Nederlander toegenomen van 45 Euro per uur in 2005 tot 53 Euro per uur in 2014. Maar hoeveel van die stijging zou er overblijven als we er de volgende kosten van aftrekken:

Het toegenomen tijdverlies in het woon-werkverkeer: dit is de laatste tien jaar toegenomen van 25 minuten tot 35 minuten. Omgezet in het gemiddelde uurloon betekent dit een kost van pakweg 40 miljard Euro per jaar. Dan is er de toegenomen kost van het wagenpark voor het woon-werkverkeer en goederentransport. Die kosten namen toe van 50 tot 60 miljard Euro, en dan maken we dus nog niet eens gewag van het wegenonderhoud, het openbaar vervoer, etc.

Dan is er de toename van stress op het werk, vooral het gevolg van routine, werkdruk en het gebrek aan beweging: goed voor ongeveer 6 miljard per jaar volgens het RSI.

De rechtstreekse impact van CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde, door het transport, slecht geïsoleerde woningen, maar ook door vervuilende fabrieken die voor ons produceren in ontwikkelingslanden: zal 600 miljoen tot een miljard per jaar om de dijken te verhogen. Ik denk dat we best ook de impact van klimaatvluchtelingen anticiperen, van misoogsten als gevolg van meer onvoorspelbare neerslag, ja zelfs van het onvoorspelbaarder worden van het debiet van onze eigen rivieren als gevolg van smeltende gletsjers in de Alpen.

Als we al deze kosten consequent zouden doorrekenen in de prijs en ook in de prijs van de ingevoerde goederen, zal er opnieuw meer ruimte komen voor productie in Nederland, voor lokale productie, voor duurzame productie.

Bron van geluk
Het voordeel van lokale productie is natuurlijk dat de makt transparanter wordt. En zoals Adam Smith dat reeds opmerkte, transparantie is de voorwaarde voor een goed functionerende markt. We zouden beter kunnen inschatten hoe ons gedrag als koper onze kansen als producent beïnvloedt en dan krijg je automatisch een grotere positieve wederkerigheid én kwaliteit.

Afbeelding 3.
Afbeelding 3.

We kunnen daardoor ook de hele kostenstructuur op zijn kop zetten. Neem vandaag de prijs van een ‘kleedje’ (afbeelding 3): 100 Euro, laat ons zeggen. Dik 20 Euro gaat naar de overheid als belastingen, gemakkelijk 50 Euro gaat naar het merk en de winkel, dan is er 20 Euro voor het transport, de distributie en de verpakking en 10 Euro blijft erover voor de producent en de grondstoffen. Als we dat omdraaien en 70 Euro van de kostprijs beschikbaar stellen voor de producent, door de kost van de hele doorgeefeconomie bijna tot nul te herleiden, kunnen we eigenlijk bijna alles in eigen land maken op een manier dat producenten er goed aan verdienen, zelf creatief kunnen zijn en niet eens op erg grote schaal hoeven te produceren. Door de verschuiving in de kostenstructuur maken we van arbeid en ondernemen weer een bron van geluk.

Laten we dat concreet maken: een kleine stad met 50,000: het volstaat dat 1 op 50 inwoners één maal een kleedje of iets anders bij de producent komen om aan omzet van 100,000 Euro te geraken en een inkomen van pakweg 70,000 Euro. Kleinschalig, lokaal, duurzaam en creatief: het kan eigenlijk allemaal. Ik stel me daar dan ook bij voor dat we een groter stuk van de grondstoffen bij plaatselijke landbouwers betrekken: vlas, wol, of andere vezels, of uit stadsmijnen, die afval opwerken tot grondstof en dus gestalte geven aan een circulaire economie.

Globalisering van kwaliteit
En dat hoeft geen economie van naald en draad te worden. Lokale productie kan perfect gepaard haan met hightech. Ik geloof heel erg in een toekomst van kleine producenten die hun creativiteit en verbeelding inzetten, maar dat doen met geavanceerde machines, 3D modellen enzovoort. Ik geloof ook dat zij via het internet wereldwijd kennis kunnen uitwisselen en zelfs producten kunnen verhandelen, maar om een product dan ook fysiek te verschepen naar China of van China naar Nederland zal het al heel erg de moeite moeten zijn. De globalisering zal zich dus verderzetten, maar het zal een globalisering van kwaliteit zijn.

Dus laten we de automatisering en de technologische vooruitgang zien als een kans, een kans om productief te zijn in wat waarde- en waarde(n)vol is, een kans ook om net dat te automatiseren wat vandaag breindodende routine, ons geen genoegdoening geeft en ons als mens niet prikkelt om echt mens te zijn. Automatisering kan ons ook in staat stellen om onze arbeid te concentreren op boeiend werk en ook meer tijd voor andere dingen over te houden, voor onze kinderen, voor de ouderen, voor sport, voor een terras, voor cultuur…

Ik meen ook dat we als samenleving aandeelhouder moeten worden in die technologische vooruitgang, in plaats van nog meer afhankelijk te worden van enkele grote multinationals die miljarden winst opstrijken en die winst vervolgens doorstorten naar een of ander belastingparadijs, om dan vervolgens voor een stukje terug te komen als belegging in een of ander Amsterdams grachtenpand en daardoor van de mooie steden een rijkemensenmuseum dreigen te maken. Als we zelf meer participeren in de technologische vooruitgang ploegen we de winst onder in onze eigen economie en worden alle Nederlanders er beter van.

Dat brengt me bij een ander punt: kapitaal. Ik geloof niet dat het zin heeft om de overheid meer bevoegdheid te geven om via allerlei heffingen het kapitaal te gaan herverdelen. Evenmin ben ik een grote liefhebber van het idee van het basisinkomen. In beide gevallen riskeer je gewoon een parallel circuit op te zetten, naast een economisch model dat eigenlijk de schop op moet. Waar het mij om gaat is de economie zodanig vorm te geven, dat er voor iedereen basiskansen zijn, kansen om je maatschappelijk zinvol bezig te houden, kansen om jezelf te ontplooien en daarvoor goed beloond te worden. Maar we moeten dat dus niet naast de traditionele economie gaan doen, we moeten de traditionele economie vooral erg grondig gaan hervormen. Pleiten voor een basisinkomen betekent dus eigenlijk dat we de hoop opgeven om de problemen ten gronde aan te pakken. Ik geloof dat in de economie en de samenleving die ik net schetste, de rijkdom zich sowieso weer zal verspreiden omdat ze kleinschaliger zal zijn.

Bakker
In de economie die ik voor ogen heb wordt geld weer een krachtig middel om te belonen wat goed en waardevol is. In de economie die ik voor ogen heb wordt geld opnieuw een middel om geluk over te dragen: de aankoop van de ene is een kans voor de andere om te doen wat hij graag doet en daardoor bij te dragen aan een betere samenleving. Financieel belonen klinkt misschien zakelijk, maar er is niets mis mee. We zouden gewoon méér dingen beter moeten belonen.

Een bakker die geweldige kwaliteit aflevert en daarvoor goed beloond wordt, kan met zijn inkomen de kwaliteit van een graanboer of een machineleverancier belonen, die op hun beurt dan wat meer kunnen betalen voor een uitstekende lerares of een meubelmaker uit de buurt. Het is dus een fictie dat kwaliteit onbetaalbaar is en weggegeld voor de rijken. Ik ben ervan overtuigd dat we van kwaliteit en duurzaamheid een krachtiger verdelingsmechanisme hebben als met de huidige markt. Luxe wordt het nieuwe normaal. Ik ben ervan overtuigd dat het nét die mensen ten goede zal komen die nu in de armzalige categorieën van ZZP-baantjes worden gedwongen.

Indien we het inkomen beter herverdelen, zou niets ons in de weg mogen staan om zelf ook actiever te gaan meespelen als actieve investeerder, investeerder in ons eigen geluk, maar ook investeerder in publieke goederen: scholen, pleinen, ziekenhuizen, zwembaden… Vandaag zijn we teveel passieve belastingbetaler. Alles gaat in een grote doos en daardoor verzwakt de betrokkenheid. Ik vermoed dat een lokale economie sowieso leidt tot meer binding met de stad of het dorp en dat als mensen zelf betrokken worden bij de beslissingen over investeringen, ze er ook op zullen toezien dat het hun levenskwaliteit ten goede komt, dat er kwaliteit wordt afgeleverd, dat er kansen voor lokale toeleveranciers zijn, en dat de infrastructuur goed wordt beheerd,… Kortom: ik zie de burgers zelf in de toekomst meer instaan voor projecten in hun steden, via sociale obligaties en collectieve financiering. De overheid wordt dus vooral een regelgever, eerder dan een investeerder. Via eenvoudige wetten en regels moet het ervoor zorgen dat de marktplaats een weerspiegeling is van onze behoeften en ambities en dan is het aan ons om te ondernemen, te consumeren, te produceren en vooral erg betrokken te zijn.

Spiegelen
Regels, standaarden en de werking van de markt zijn belangrijk, maar we moeten mensen en vooral jongeren ook overtuigen van hun belang. Daar ligt voor mij een belangrijke taak weg voor het onderwijs. Ik heb het reeds vaak gezegd: maar ik begrijp niet dat we onze kinderen jaren lang vormen om goede producenten te worden, maar nauwelijks om goede consumenten of burgers te worden. Ik denk dat Nederland zich in dat opzicht kans spiegelen aan bijvoorbeeld Denemarken, Zwitserland of Oostenrijk, waar een grotere nadruk op kwaliteit en duurzaamheid een merkbare impact heeft op de consumentenverwachtingen en dus ook op de manier waarop geproduceerd wordt.

Zo, dames en heren, dit zijn mijn aanbevelingen om de Nederlandse samenleving die beschavingssprong te doen zetten, om verder te bouwen op de verwezenlijkingen van onze voorouders. Want dat blijft de uitdaging: na de Renaissance, de Verlichting, de industriële revolutie, de sociale revolutie, de democratisering, de duurzaamheidsrevolutie en de genderrevolutie is het u tijd om te consolideren, om een samenleving neer te zetten die veilig, concurrerend, duurzaam en gezellig is. Onze voorouders hebben zich daarvoor in het zweet gewerkt, strijd geleverd… Het is aan ons om op die verwezenlijkingen verder te bouwen, niet om ze af te breken.

Het is geen plan van rechts, het is geen plan van links, niet van rood, niet van blauw – het is een plan dat progressief is in de oorspronkelijke zin van het woord: vooruitgang met wijzelf, behoeftige doch vernuftige mensen, als ijkpunt.

Ik geloof dat Nederland bijzonder goed geplaatst is om deze nieuwe revolutie mee in gang te zetten. Ik geloof dat we van Nederland het meest aantrekkelijkste land ter wereld kunnen maken.

Want beeldt u zich in wat het resultaat wordt. Over heel Nederland zie je steden en dorpen herleven. Gedaan met leeglopende stadskernen, of wijken waar mensen enkel zijn om te slapen. De welvaart spreidt zich opnieuw uit over het hele grondgebied van Nederland. Er komen nieuwe stadsateliers, waar dingen gemaakt worden, en duurzame stadsfabrieken in de stadsrand, aangesloten op hoogwaardige landbouw en stadsmijnen die onze grondstoffen in een circulair model klaarmaken voor een nieuw leven. Re-shoren heet dat in het jargon, maar we re-shoren dan wel op ene manier dat we met het terughalen van de maakindustrie en andere economische activiteiten ook een sterkere samenleving bouwen, aangenamere steden en een groter bewustzijn van de waarden die ons uniek maken.

Schoonheid 
We wonen en werken op één plaats. We sparen ruim een half uur per dag uit aan zinloze pendeltijd, waardoor er meer gelegenheid is om een praatje te slaan, deel te nemen aan het verenigingsleven, en dus om ons gemeenschapsgevoel te versterken. Door de economische transitie scheppen we kansen, ook voor de mensen die zich nu onderaan de samenleving bevinden, en vervagen de grenzen tussen bevolkingsgroepen, zoals dat ook het geval was in de Gouden Eeuw of tijdens de industrialisatie. Er vormt zich een nieuwe gemeenschap met een nieuwe identiteit, lokaal en globaal tegelijkertijd. In die samenleving streven we naar schoonheid in de dagelijkse dingen en laten we onze professionele verbeelding prikkelen door kunstenaars, schrijvers en denkers.

Dat is een belangrijk principe, want pas als we evenveel schoonheid scheppen als we consumeren, maken we steden aantrekkelijker en veelzijdiger als bestemming van reizigers en voorkomen we dat de schaarse plekken van schoonheid steeds meer overrompeld worden door massatoerisme. De nieuwe verstedelijking is dus geen uiting van provincialisme; zij moet net meer plekken het ontdekken waard maken.

Dat is voor mij de toekomst van Nederland: productief zijn in waardevolle en mooie dingen. Het zal een sterker Nederland zijn, een veiliger Nederland, een eendrachtiger Nederland en een bewuster Nederland, klaar om voor nog eens voor lange tijd zijn rol te vervullen als gidsland.’

0 reacties

  1. Yolande Zelders schreef op 15 september 2015 om 17:16

    Ik was erbij gisteren. Als je goed luisterde kon je zijn concrete plannen voor de economie eruit filteren. Met alles was ik het eens, zo denken veel mensen al jaren. Alleen kan je dit niet verwezenlijken zonder een basisinkomen. Dan komt er ontspanning in de samenleving, het (werk) plezier terug, authentieke doelen in ieders leven. Het door Jonothan geschetste is een direct gevolg van een basisinkomen. Maar zonder dat is het een prachtige luchtballon. Dit alles in de INternationale Week van het Basisinkomen. Denk en praat hierover mee!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!