Natuurwetenschappers zijn wel eens sceptisch over het nut van filosofie binnen hun vakgebied. Onterecht, vindt Henk de Regt. Het vak leert wetenschappers en studenten kritisch reflecteren op hun aannames. Vanmiddag houdt de hoogleraar Filosofie der Natuurwetenschappen zijn oratie.
Iedere student op de Radboud Universiteit volgt het vak vroeg of laat, voordat hij of zij kan afstuderen: filosofie. Reflectie hoort een belangrijk aspect te zijn van de academische vorming, zo is het idee. Die gedachte heeft haar oorsprong in de katholieke wortels van de universiteit.
Voor vakgebieden binnen de geesteswetenschappen sluit filosofie natuurlijk aan bij de inhoud van de opleiding. Op de bètafaculteit daarentegen kijken studenten vaker met wat scepsis naar het nut ervan. Natuurwetten zijn immers natuurwetten, ook zonder filosofie. Die gedachte is onterecht, stelt Henk de Regt, hoogleraar filosofie van de natuurwetenschappen bij FNWI. Vandaag houdt hij zijn oratie.
Uw oratie gaat ‘over nut en nadeel van filosofie voor de wetenschap’.
‘Die titel is een verwijzing naar Nietzsche’s boek Over nut en nadeel van geschiedenis voor het leven. Daarin kijkt hij kritisch naar het nut van geschiedenis. Dat doe ik zelf met filosofie ook. Als hoogleraar op de bètafaculteit moet ik mijn meerwaarde kunnen verantwoorden, immers.’
Hoe is filosofie van belang voor de natuurwetenschappen?
‘Op verschillende manieren. In mijn oratie noem ik er twee. Allereerst leert filosofie mensen inzien dat wetenschap niet waardevrij is. Kennis staat nooit volledig los van persoonlijke of sociale waarden. Denk aan geneesmiddelenonderzoek. Om de vraag te beantwoorden of een bepaald geneesmiddel veilig is, komen kwesties om de hoek kijken als: hoe belangrijk is de werking van het medicijn, en hoe zwaar wegen bijwerkingen en andere risico’s?’
‘Ook de mannelijke bias in veel onderzoek is een voorbeeld hiervan. Veel feministische wetenschapsfilosofen hebben de invloed daarvan blootgelegd. Een beroemde casus is de jager-verzamelaartheorie binnen de paleoantropologie. De mannen zouden destijds de jagers zijn geweest, en de vrouwen de verzamelaars – heel klassiek. Het zou dan ook aan de man te danken zijn dat we nu allemaal rechtop lopen, omdat hij daardoor beter kon jagen. Tegenwoordig is duidelijk dat ook vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in de evolutionaire ontwikkeling van de mens.’
En het tweede nut?
‘Dat sluit aan bij het laatste voorbeeld. Ik zie ik het als taak van de filosofie om studenten en wetenschappers bewust te maken van hun verborgen vooronderstellingen. Als je je daar niet bewust van bent, kan dat voortuitgang in de weg zitten.’
Ook in de harde natuurwetenschappen?
‘Ja. Kijk naar de relativiteitstheorie. Vóór Einstein werden tijd en ruimte als absoluut en onafhankelijk van elkaar beschouwd, dat werd als vaststaand feit aangenomen. Doordat Einstein besefte dat dit slechts vooronderstellingen waren, ging hij dit zogenaamde feit in twijfel trekken. Zo kwam hij tot zijn relativiteitstheorie, die zegt dat ruimte en tijd relatief zijn en verbonden zijn in één ruimtetijd.’
‘Einstein, en bijvoorbeeld ook Darwin, waren wetenschappers die de grondslagen ter discussie wilden stellen. Dat heeft tot grote zogeheten paradigmaverschuivingen geleid in de natuurwetenschappen. Ons wereldbeeld is er drastisch door veranderd.’
‘Wetenschap is waardevol, zolang het geen dogma wordt’
Alles ter discussie stellen, is dat niet koren op de molen van wetenschapscritici, zoals corona-ontkenners?
‘Daar kom je aan bij een van de mogelijke nadelen van filosofie. Hier komt ook veel van de spanning vandaan tussen wetenschap en filosofie. Je moet uitkijken dat filosofie niet leidt tot extreem relativisme, vind ik, zoals in het postmodernisme. De uitdaging is volgens mij om een goede balans te vinden. Er is betrouwbare en gevestigde kennis, dat is evident. Zeker als die gebaseerd is op degelijke waarnemingen en als je die kennis kunt toepassen. Denk aan hoe je gebouwen of een brug kunt bouwen op basis van wetenschappelijke inzichten over hoe krachten werken. Wetenschap is absoluut waardevol, zolang het maar geen dogma wordt, dat is mijn punt.’
Er is dus een gradatie in de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis, zegt u.
‘Kennis kan altijd gefalsificeerd worden, heeft de wetenschapsfilosoof Karl Popper ons geleerd. Dat geldt met name als je je aan het front begeeft van een wetenschapsgebied, zoals nu bijvoorbeeld bij het coronavirus. Daar veranderen inzichten ook met de dag, maar dat is inherent onderdeel van het wetenschappelijke proces. Kennis is altijd voorlopig. Ik vind het belangrijk dat mensen, zowel wetenschappers als het algemene publiek, dat in hun achterhoofd houden. Wie zegt dat wetenschap volkomen objectief en waardevrij is en altijd meteen een juist antwoord geeft, heeft een te naïef beeld.’
De oratie van Henk de Regt als hoogleraar Filosofie der Natuurwetenschappen is vrijdag om 15.45 uur en is te volgen via een livestream.
Koen schreef op 31 mei 2021 om 14:50
Is het ook niet een vooronderstelling dat natuurwetenschappers het nut van filosofie minder inzien dan geesteswetenschappers? Of is dit aangetoond?
Henk de Regt schreef op 7 juni 2021 om 10:48
Bedankt voor je reactie. Een interessante vraag. Maar in mijn oratie doe ik het geen uitspraak over. Ik heb het alleen over natuurwetenschappers, en begin mijn betoog met de observatie dat sommige van hen het nut van filosofie niet zo inzien. Om toch een antwoord te geven op je vraag: wanneer je filosofie als een geesteswetenschap ziet, dan lijkt het me plausibel dat beoefenaren van deze geesteswetenschappers het nut van filosofie (hun eigen vakgebied) inzien. En in andere geesteswetenschappen (geschiedenis, cultuurwetenschappen, klassieke talen etc.) is filosofie ook vaak behoorlijk zichtbaar.