Waarom ook universiteiten schuld hebben aan wetenschappelijk wangedrag

13 feb 2020

Waar economen zichzelf nog weleens overschrijven, zul je een historicus niet snel betrappen op zelfplagiaat. En zo zijn er binnen universiteiten nog veel meer cultuurverschillen op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Serge Horbach promoveert vandaag op dit onderwerp. ‘Een one size fits all-aanpak gaat niet werken.’

Dat wetenschappelijke integriteit een gevoelig onderwerp is, hoef je Serge Horbach (26) niet te vertellen. In de afgelopen vier jaar dat de promovendus bezig was met zijn proefschrift, liet hij twee bommetjes vallen op het terrein van de wetenschappelijke mores.

De eerste keer was in september 2017, toen Horbach, samen met zijn begeleider Willem Halffman, vaststelde dat wetenschappers op grote schaal aan zelfplagiaat doen. Vooral economen schrijven zichzelf graag over: binnen hun vakgebied bevat één op de zeven publicaties een problematische hoeveelheid gerecyclede tekst. Bovendien toonden Horbach en Halffman aan dat wetenschappers die veel publiceren, vaker oude stukken tekst hergebruiken.

Het tweede bommetje volgde slechts een maand later. Ditmaal schreef Horbach, opnieuw met zijn begeleider, dat in minimaal dertigduizend publicaties de uitkomsten gebaseerd zijn op onderzoek met verkeerde cellen (zie kader).

Horbach: ‘Je kunt er de klok op gelijkzetten: iedere keer als wij iets publiceren over wetenschappelijke integriteit, stroomt mijn e-mailbox vol. Onderzoekers schrijven dan wat zij hebben meegemaakt en tegen welke barrières ze aanlopen om daar melding van te maken.’ Wijzend op zijn proefschrift, dat 350 pagina’s telt: ‘Van die correspondentie zou ik nog zo’n boek kunnen volschrijven.’

Jij hebt je specifiek op deze twee vormen van integriteitskwesties gericht: het gebruiken van verkeerde cellen en zelfplagiaat. Waarom?

‘Dat je niet mag knoeien met data of data mag verzinnen – daar is iedereen het wel over eens. Maar de laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor gedrag waarvan we ons net zo goed afvragen: moet je dat wel doen? Questionable research practices, noemen we dat. Het zijn de grijze gebieden. Zelfplagiaat en verkeerde cellen gebruiken zijn daar voorbeelden van.’

Serge Horbach. Foto: Marjolein van Diejen

‘Ons onderzoek naar zelfplagiaat zijn we begonnen naar aanleiding van de affaire rond econoom Peter Nijkamp (wiens publicaties tegen het licht werden gehouden door de commissie wetenschappelijke integriteit van de VU in Amsterdam, red.) Hij bleek wel heel productief en publiceerde drie papers per week. Uiteindelijk bleken sommige van zijn artikelen nauwelijks nieuwe informatie te bevatten.’

Is dat erg, dat wetenschappers zichzelf overschrijven?

‘Dat hangt af van de context. Een beschrijving van een experiment hoef je niet steeds aan te passen, als je daar transparant over bent met referenties. Maar als je dezelfde inhoudelijke resultaten steeds opnieuw gebruikt voor verschillende publicaties, lijkt me dat minder zinvol.’

Wat is de reden dat wetenschappers hun eigen teksten hergebruiken?

‘Ze hebben te maken met grote tijdsdruk, terwijl ze worden afgerekend op aantallen publicaties. Het zijn echt niet alleen maar kwaadwillende wetenschappers die zich hier schuldig aan maken. Het gaat ook om mensen die opereren in een systeem met drijfveren en druk die in een bepaalde richting duwen, perverse prikkels.’

Je schrijft in je proefschrift over cultuurverschillen binnen de wetenschap. Kan je daar een voorbeeld van geven?

‘Binnen de economie is het redelijk gebruikelijk om teksten van jezelf opnieuw te gebruiken. Maar bij geschiedenis is dat not done. Wat ik met mijn onderzoek over het voetlicht wil brengen is dat die verschillen er zijn, en dat in elk vakgebied een andere aanpak nodig is.’

‘Veel van de schandalen in de wetenschap hebben zich afgespeeld in de psychologie en de biomedische wetenschappen. Het gevaar bestaat dat we de ideeën die daar bestaan over integriteit gaan vertalen naar alle wetenschapsgebieden. Terwijl een one size fits all­-aanpak niet gaat werken. Eén set met regels voor alle vakgebieden is geen goed idee. Zo is het in sommige vakgebieden een goed idee om onderzoeksprotocollen vooraf vast te leggen en openbaar te maken, maar ik zou niet weten hoe dat er in de fundamentele wiskunde of bij filosofisch onderzoek uit zou moeten zien.’

‘Voor onderzoekers met een tijdelijk contract is het moeilijker kwesties aan de kaak te stellen’

Je zei dat wetenschappers te maken hebben met systematische factoren, zoals publicatiedruk. Aan wie is het dan om wetenschappelijk wangedrag tegen te gaan?

‘Iedereen heeft te maken met hetzelfde systeem. Toch weten sommige onderzoekers de verleiding te weerstaan, en anderen niet. Elk individu heeft dus een verantwoordelijkheid, maar nu benadrukken we die individuele verantwoordelijkheid wel erg sterk. Je ziet vaak dat wetenschappers persoonlijk worden aangevallen, terwijl de organisaties waarin zij werken misschien wel belangrijker zijn om onder de loep te nemen.’

Wat kan een universiteit dan doen?

‘Er worden goede discussies gevoerd over de manier waarop wetenschappers beoordeeld moeten worden. Moeten we elkaar afrekenen door het tellen van publicaties? Bovendien hamert het Nijmeegse college van bestuur op het creëren van een cultuur waarin elkaars werk in openheid besproken en bediscussieerd wordt. Zo vergroot je de controle op elkaar. Dat lijkt me goed.’

Is die cultuur er in jouw ogen nog onvoldoende?

‘Voor jonge onderzoekers met een tijdelijk contract is het moeilijker om kwesties aan de kaak te stellen. Zij zijn bang om niet serieus genomen te worden of te maken te krijgen met repercussies van bovenaf. Die informatie baseer ik op een survey die is uitgevoerd onder het personeel van zeven Europese universiteiten, waaronder de Radboud Universiteit. Alle persoonlijke verhalen die ik van wetenschappers zelf hoor, komen daar bovenop, maar dat is anekdotisch bewijs.’

Naast de universiteiten schrijf jij over de rol van wetenschappelijke uitgeverijen. Die zouden een belangrijkere rol kunnen spelen bij het tegengaan van wetenschappelijk wangedrag. Hoe?

‘Als er weer een schandaal is, zeggen veel mensen: “Hoe heeft dit ooit door het peerreviewsysteem kunnen komen? Dit hadden we moeten zien.” In zekere zin is dat misschien zo. Maar je kunt niet alles van peer reviewers verwachten. Het is allemaal vrijwilligerswerk.’

‘Als jonge onderzoeker begin je vol vertrouwen in de wetenschap. Ik ben wel wat cynischer geworden’

‘Uitgeverijen kunnen een grotere rol spelen. Ze hebben het beste met de wetenschap voor – ook zij willen goede wetenschap in hun bladen – maar andere belangen wegen voor hen net zo zwaar. Commerciële argumenten om wel of niet te veranderen staan voorop – ze zijn bijvoorbeeld vooral geïnteresseerd in het sneller maken van processen of het verwerven van een betere reputatie.’

Welke innovaties houden ze tegen?

‘Neem de registered reports. Dit is een systeem dat nog maar mondjesmaat wordt ingevoerd. Het idee is dat onderzoekers vóórdat ze hun onderzoek gaan uitvoeren al een introductie schrijven met daarin de vraag die ze willen beantwoorden en met welke methode ze dat gaan doen. Op basis daarvan beslist een tijdschrift of het interessant is om te plaatsen. De uitkomst bepaalt op die manier niet of iets gepubliceerd wordt. Dit systeem kost extra tijd, maar kan een oplossing zijn voor het feit dat nu vooral spectaculaire vondsten worden gepubliceerd. Terwijl het net zo waardevol kan zijn om te publiceren over een causaal verband dan niet wordt aangetoond. Bovendien zorgt deze methode ervoor dat onderzoekers niet achteraf hun hypothese gaan bijstellen en dan zeggen: “kijk dit hadden we precies verwacht”.’

Je hebt je vier jaar lang bezig gehouden met wetenschappelijk integriteit. Wat heeft dat gedaan met jouw vertrouwen in de wetenschap?

(lacht) ‘Dat gaat met golfbewegingen op en neer. Als jonge onderzoeker begin je natuurlijk vol vertrouwen in de wetenschap. En dat vertrouwen hebben – gelukkig – heel veel mensen. Maar naarmate ik vorderde in mijn onderzoek werd ik wel wat cynischer. Dan lees je weer in de krant dat iets zogenaamd wetenschappelijk bewezen is, en dan denk je weleens: dat zal wel.’

‘Maar als ik de balans opmaak, heb ik nog steeds geloof in de wetenschap. Het meeste onderzoek levert goede, relevante kennis op. Maar we moeten wel kritisch blijven op onszelf.’

Jouw bevindingen over verkeerde cellijnen en zelfplagiërende onderzoekers komt het vertrouwen van de wetenschap niet erg ten goede.

‘Terecht punt. Dat speelt inderdaad door mijn hoofd en ik ben me daar bewust van. Als ik bijvoorbeeld journalisten te woord sta, zoek ik naar een balans: ik wil laten zien dat er dingen misgaan, maar ben er niet op uit om de hele wetenschap in een kwaad daglicht te stellen. Ik wil niet allerlei post truth en alternative facts-sentimenten voeden.’

Hoe doe je dat dan in praktijk?

‘Door ook aandacht te besteden aan de hoopvolle ontwikkelingen: er worden bijvoorbeeld goede discussies gevoerd over het beoordelingsmodel van wetenschappers. En ik zet dingen in perspectief. 30.000 publicaties die gebaseerd zijn op onderzoek met verkeerde cellen klinkt als een groot aantal, maar is misschien slechts een procent van al het biomedische onderzoek dat is gedaan.’

1 reactie

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!