Wat als hier ebola uitbreekt?
Wat moet je als zorgverlener doen als ebola of Q-koorts uitbreekt? Evelien Belfroid schreef een proefschrift met aanbevelingen. 'Tot nu toe ging alles een beetje hap-snap.'
Stel: een avontuurlijke vakantieganger meldt zich na een verblijf in Congo bij zijn huisarts. Hij heeft koorts en hoest bloed op. Zijn gezinsleden hebben vergelijkbare klachten. Misschien wel ebola, vermoeden de artsen. Hoe moet je als zorginstelling omgaan met een dreigende uitbraak? En hoe stel je medewerkers gerust die bang zijn voor besmetting? Voor het eerst zijn er nu overzichtelijke aanbevelingen, dankzij het promotieonderzoek van Evelien Belfroid (30), onderzoeker bij IQ healthcare (Radboudumc) en het RIVM. Vanmiddag promoveert ze aan de Radboud Universiteit.
Zorginstellingen zijn goed voorbereid op veel voorkomende epidemieën zoals de wintergriep, legt Belfroid uit, maar de voorbereiding op uitbraken van nieuwe of zeldzame infecties, zoals ebola, SARS, en de Q-koorts is lastiger. Een goed overzicht van wat er dan moet gebeuren ontbreekt, vooral bij kleine instellingen zoals huisartsenpraktijken.
Dat is geen overbodige luxe, nu ebola en polio weer opnieuw de kop op steken in Congo en de vaccinatiegraad voor ziektes als de mazelen afneemt. ‘De informatie is op zich wel te vinden, maar fragmentarisch. Dus grijpen artsen vaak maar terug op de aanpak bij eerdere situaties: hoe hebben we het de vorige keer ook alweer gedaan? Een beetje hap-snap.’
Angst voor besmetting
En daar gaat het mis. ‘Bij de Q-koorts waren er bijvoorbeeld veel problemen in de communicatie met patiënten en de algemene bevolking’, vertelt de onderzoekster van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM.
Bij ebola was de angst onder zorgverleners juist een belangrijk leerpunt. Dat bleek uit gesprekken die Belfroid had met artsen en verpleegkundigen die met verdachte gevallen te maken hadden gehad in Nederlandse ziekenhuizen. ‘De dodelijkheid en het besmettingsgevaar triggerde veel angst bij hen, zonder dat ze daarop voorbereid waren.’
“Er zullen altijd nieuwe uitbraken komen”
In haar proefschrift heeft Belfroid nu voor het eerst een overzicht gemaakt voor hulpverleners waarmee deze de uitbraak van infectieziektes gerichter kunnen voorbereiden en bestrijden. ‘Van iedere uitbraak kunnen we waardevolle lessen trekken voor een volgende keer. Die hebben we nu geïntegreerd in een soort tool voor zorgverleners, handvatten voor wat ze kunnen doen als er een uitbraak komt, los van om welke ziekte het precies gaat.’
Een van deze handvatten is het advies om zorgverleners voor te bereiden op de spanning en angst die om de hoek komt kijken bij uitbraken van besmettelijke ziektes: de psychosociale kant. Dat kan al heel eenvoudig, ontdekte de biomedisch wetenschapper tijdens haar onderzoek. ‘In sommige organisaties vragen leidinggevenden: als er een uitbraak komt, wil je dan in het verzorgingsteam? In andere wordt gewoonweg medegedeeld: als er een uitbraak komt, dan kom jij in het team. Die eerste groep ervaarde minder stress.’
Welke van de aanbevelingen uit haar onderzoek de belangrijkste zijn, is nog niet zo eenvoudig te zeggen, constateert Belfroid; het hangt erg af wie je het vraagt. ‘De crisisbestrijders benadrukken bijvoorbeeld het hebben van een goed preparedness plan, maar zorgverleners zelf vinden praktische aanbevelingen weer belangrijker, zoals hoe je met beschermende kleding om moet gaan.’
Monnikenwerk
Koos van der Velden van het Radboudumc is enthousiast over Belfroids werk. De hoogleraar Public Health – tevens oud-tropenarts – zit in Belfroids oppositie en spreekt regelmatig over epidemieën waaronder de ebola-uitbraak van 2014, zoals tijdens actualiteitencolleges. ‘Tot nu toe waren de voorbereidingen op infectie-uitbraken heel ad hoc’, legt hij uit. ‘Het is goed dat er nu een protocol ligt. Evelien Belfroid heeft daar wel echt monnikenwerk voor moeten verrichten, heel knap.’
Ook is hij positief dat er nu aandacht is voor de psychosociale kant van uitbraken. ‘Crisisbestrijders zijn vaak toch meer met de korte termijn bezig, maar je wilt niet dat zorgverleners psychische klachten overhouden.’ Van der Velden vraagt zich wel af of de aanbevelingen alle huisartsenpraktijken even goed bereiken, omdat deze niet centraal aangestuurd worden zoals ziekenhuizen, en de aandacht daar vaak meer bij chronische aandoeningen ligt. ‘Al is de Q-koorts-uitbraak ook door een oplettende huisarts ontdekt’.
Voorbereid zijn
Belfroids volgende stap is om de prioritering van haar aanbevelingen in de praktijk te onderzoeken. ‘Uiteindelijk wil ik zeggen welke elementen uit de voorbereiding essentieel zijn voor een goede bestrijding’, licht ze toe. Of ze nu dus eigenlijk op een nieuwe uitbraak hoopt? ‘Nou, schrijf dat maar niet op, haha!’ Er zullen altijd uitbraken komen, benadrukt ze, of we het nu willen of niet. Dan kunnen we er maar beter goed op voorbereid zijn.