Dossier

Wat maakt een vader? (6): Ouderschap in den vreemde

09 jul 2019

Redacteur Mathijs Noij (29) koppelt zijn persoonlijke ervaringen als vader aan de wetenschap. In deel 6 een antropologische blik op het vaderschap. Want vaders zijn er in soorten en maten.

Ik heb niks tegen mijn oom en tante, integendeel. Vooral als kind liep ik de deur bij hen plat. Maar om ze vader en moeder te noemen? Dat lijkt me heel raar. Binnen die categorieën heb ik er echt maar één.

Toch zijn er samenlevingen, zoals in Hawaii, die geen aparte term hebben voor oom en tante: daar zijn het allemaal vaders en moeders. Ook neven en nichten zijn broers en zussen. Als antropoloog wijst Toon van Meijl er graag op dat wat wij een vader of broer noemen, in een andere cultuur niet hetzelfde hoeft te betekenen.

Zuid-Afrika

Van het woord brother wist ik dat natuurlijk al wel. Als student sociale geografie deed ik voor mijn scriptie een paar maanden onderzoek naar sociale relaties tussen stad en platteland in Zuid-Afrika. Ik herinner me nog goed dat mijn Nijmeegse studiegenoot en ik Phumlani ontmoetten, een jonge Zuid-Afrikaan die vanuit een klein dorp naar Kaapstad was verhuisd. Aangekomen in de Kaapse pub, bleek Phumlani in het goede gezelschap te zijn van twee brothers.

Het kostte tijdens dat gesprek enige moeite om te achterhalen wat nu in biologische zin de verwantschap was tussen die drie mannen. Wat bleek: de drie hadden alle drie verschillende ouders, maar waren wel in hetzelfde plattelandsdorpje opgegroeid. Brothers dus, in de Zuid-Afrikaanse betekenis van het woord. Of beter: in die van de Xhosa, een van de volken van de Rainbow Nation, die Zuid-Afrika ook wel genoemd wordt.

Dat mijn studiegenoot en ik moeite hadden om die drie mannen als echte broers te zien, zegt een hoop over de cultuur waarin wij zijn opgegroeid. Bij ons staat de term broer nu eenmaal gelijk aan een biologische broer, maar daar denken ze in Zuid-Afrika anders over.

Ander taalgebruik

‘Verwantschap is een van de klassieke thema’s in de antropologie’, doceert hoogleraar Van Meijl. ‘En het biologische aspect daarin is heel betrekkelijk. In verschillende samenlevingen krijgen relaties verschillende betekenissen.’ En dat vertaalt zich dus naar een ander taalgebruik.

Dat geldt ook voor de Maori, de eerste bewoners van Nieuw-Zeeland. Van Meijl woonde als antropoloog drie jaar in een Maori-gemeenschap en zoekt die van tijd tot tijd weer op, al 37 jaar lang. Waar de meeste Nederlandse kinderen opgroeien met een vader, moeder en een of meer broers of zussen, is bij de Maori de gemeenschap als geheel veel belangrijker: ze ontleden hun identiteit veel meer aan hun clan dan aan hun directe familie of gezin.

‘Als een kind niet gelegen komt binnen een gezin, gaat die naar een ander stel, die dat jaar géén kind hebben gehad’

Bij de Maori lopen kinderen kriskras door elkaar en trekken veel meer met elkaar op. De opvoeding ligt daarom niet alleen in handen van de ouders, maar ook bij andere volwassenen. It takes a village to raise a child is een Afrikaans spreekwoord, maar geldt ook voor de Maori in Nieuw-Zeeland.

Het aantal geadopteerde kinderen is bij de Maori opvallend hoog, weet Van Meijl. Met adoptie wordt veel flexibeler omgegaan dan bij ons. ‘Als een kind bijvoorbeeld niet gelegen komt binnen een gezin, dan gaat dat naar een ander stel, dat géén kind heeft gehad. Dan wordt het kind daar opgevoed.’ Daar wordt vervolgens niet geheimzinnig over gedaan: kinderen weten heel goed wie hun biologische ouders zijn, maar dat wil niet zeggen dat ze hen daarom extra veel opzoeken.

Niets te verbergen

Dat de Maori geen geheimen hebben voor elkaar, is een eigenschap die Van Meijl bevalt. Hij probeert dat ook toe te passen op zijn eigen rol als vader van drie dochters. ‘Mijn adagium in de opvoeding: alles is bespreekbaar, ik heb niets te verbergen.’

Dat is niet altijd vanzelfsprekend in de westerse cultuur, weet de antropoloog. ‘Ik had ooit buren waarvan de grootouders gingen scheiden. De ouders besloten dat niet te vertellen aan hun kinderen. Dan denk ik: óóit komen ze er toch wel achter, en dan vertrouwen ze je niet meer. Dat wil ik als vader voorkomen.’

1 reactie

  1. Henk Donkers schreef op 29 juli 2019 om 11:41

    Dat een kind overging naar een ander gezin zonder kinderen kwam vroeger (jaren 1950) bij ons in Brabant/Peel ook voor. Tegenover onze boerderij woonde een boer/boerin zonder kinderen. Op een gegeven moment was er ineens een kind van een jaar of 2 à 3, van mijn leeftijd. Hij was afgestaan door de zus van onze buurvrouw die een hele trits kinderen had. Hij hield wel zijn achternaam, is nooit officieel geadopteerd. Hij zat bij mij in de eerste klas op de lagere school (63 kinderen!). Ik kan me niet herinneren dat zijn broers en zussen wel eens met hem kwamen spelen. Ik kwam er vaak maar kan me niet herinneren er ooit een gezien te hebben. Hij ging er met zijn ‘ouders’ af en toe wel eens op bezoek en wist ook wel dat dat zijn echte ouders waren. Hij was in de eerste klas wel één van de drie leerlingen die bleven zitten (de andere 60 gingen over). Of dat iets te maken had met de overgang naar een andere gezin, hechtingsproblemen of wat dan ook, weet ik niet. De andere leerjaren is hij normaal doorlopen. Hij heeft de varkensboerderij van zijn ‘ouders’ overgenomen en ‘goed geboerd’. Het zou interessant zijn hem nog eens op te zoeken en hoe hij dit allemaal ervaren heeft.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!