André Kuipers: ‘We profiteren elke dag van ruimteraketten’
Als er iemand ervaring heeft met social distancing, dan is het astronaut André Kuipers wel. Anderhalve meter? Ruim zes maanden lang hield hij 400.000 meter afstand, in ruimtestation ISS. Zondag vertelt hij in een lezing over zijn ruimte-ervaringen, tijdens de (online) opening van de introductie.
Ja, er zijn duidelijk parallellen tussen het leven in een coronacrisis en het werk als astronaut, beaamt André Kuipers (61). Neem de quarantaineperiode van twee weken, die elke ruimtevaarder moet doormaken vlak voordat hij of zij ‘naar boven’ gaat. ‘Die is bedoeld om te voorkomen dat virussen of andere ziekmakers tot problemen leiden aan boord van het internationale ruimtestation ISS en de missie in gevaar brengen’, vertelt Kuipers aan de telefoon.
Toch wordt er af en toe gesmokkeld, geeft hij toe, net als tijdens de huidige epidemie. Zo mochten Kuipers vrouw Helen en zijn oudste kinderen Robin en Megan hem tijdens zijn quarantaine nog aanraken en vasthouden (‘eventjes maar, in mijn eigen belang’), twee dagen voordat hij voor de tweede keer met een Russische Sojoez-raket naar het ISS vloog, eind 2011 (zie kader). Daarna moesten ze het ruim zes maanden doen met Skype- en telefooncontact.
Dreiging
Het is misschien wel de extreemste vorm van social distancing, aan boord zitten van een ruimteschip in een baan om de aarde. Kuipers: ‘Je zit opgesloten, en kunt niet alles doen wat je wilt. Een zeker gevoel van dreiging als bij de corona-lockdown heerst er ook. Je kunt niet zomaar gered worden als het misgaat.’
En evenals de corona-maatregelen nu, duurde ook Kuipers’ verblijf op 400 kilometer hoogte langer dan verwacht. Een technicus op aarde verknalde de Sojoez-capsule voor de volgende bemanning van het ISS, waardoor Kuipers zes weken langer in het ruimtestation moest blijven. ‘Dat was vervelend, want ik miste daardoor onder andere de diploma-uitreiking van mijn dochter. En de verjaardag van mijn zoontje, aan wie ik beloofd had op tijd terug te zijn.’
Eerstejaarsstudenten misten ook de uitreiking van hun middelbareschooldiploma en hun studententijd begint sociaal gezien karig. Zelfs de introductieweek is nu grotendeels online. Hoe ging u om met het missen van belangrijke momenten?
‘Tja, die uitgestelde terugvlucht was overmacht. We konden er niks aan veranderen. Al had ik terug naar de aarde gewild, dan had het niet gemogen. Uiteindelijk vond ik het niet erg om te blijven, want ik vond het te gek daarboven. Het was zo boeiend en mooi, het had nóg wel een half jaar mogen duren. Ik kon de tijd ook goed gebruiken, bijvoorbeeld om foto’s en filmpjes te maken.’
‘Je moet nooit denken dat je niet goed genoeg bent’
U wilde al sinds uw twaalfde de ruimte in. Veel studenten en wetenschappers hebben ook een droom: chirurg of schrijver worden bijvoorbeeld, of Nobelprijswinnaar. Hoe bereik je dat?
‘Ik denk dat veel mensen die op universiteiten rondlopen al de juiste eigenschappen hebben, anders waren ze er nooit terechtgekomen. Voor mij waren frustratietolerantie, doorzettingsvermogen en geduld belangrijke eigenschappen. Astronaut worden kost jaren werk, met het risico dat het alsnog niet lukt.’
‘Dat geldt ook als je eerstejaarsstudent bent en chirurg wilt worden, of droomt van een Nobelprijs. Je moet bedenken: waar wil ik over tien jaar zijn, en wat moet ik daarvoor nú doen? Het belangrijkste is dat je geen stok in je eigen wielen steekt, bijvoorbeeld door te denken dat je niet goed genoeg bent. Laat anderen daar maar over beslissen.’
‘Maar de belangrijkste eigenschap is motivatie. Je moet iets heel graag willen en die passie actief achternagaan. Er is niemand die zegt: “hé, ik heb een leuke baan voor je als astronaut”. Als ik niet gemotiveerd was, had ik bijvoorbeeld de wervingsadvertentie van de ESA (de Europese tegenhanger van de NASA, red.) gemist, in september 1990. Doordat ik van tevoren al vaak had geïnformeerd, wist ik dat er een astronauten-vacature kwam.’
‘Als je een vriendin hebt die zegt: ik wil niet dat je het doet, dan heb je de verkeerde vriendin’
Een flinke portie geluk komt ook van pas. In 1992 schopt Kuipers het tot de laatste selectieronde – uit 22.000 kandidaten – maar valt uiteindelijk af, omdat de ESA toch minder nieuwe astronauten kan aannemen dan aanvankelijk gedacht. Kuipers verkent ook alternatieve carrières (al blijft ruimtevaart op één staan), solliciteert naar een opleidingsplek als chirurg, binnen zijn oude vakgebied de geneeskunde. Maar met zijn 34 jaar is hij daarvoor inmiddels aan de oude kant. De keuze voor de ruimtevaart blijkt ook andere interessante deuren dicht te hebben gegooid.
Zes jaar later valt het dubbeltje wel de goede kant op. Kuipers – die uiteindelijk toch dicht bij zijn hart bleef en wetenschappelijk coördinator werd bij ESTEC in Noordwijk (het technische centrum van de ESA) – kan zijn geluk niet op. Vanwege een organisatorische wijziging komt er alsnog een plekje vrij voor hem binnen het Europese astronautencorps.
Arts in de ruimte
Andre Kuipers (Amsterdam, 5 oktober 1958) groeit op in een arbeidersgezin, met twee oudere broers. Hij studeert geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en doet artsexamen in 1987. Vanaf 1991 werkt hij bij ESA en in 1998 wordt hij lid van het Europese Astronautenteam.
Van 19 tot 30 april 2004 maakt Kuipers zijn eerste ruimtereis naar het ISS, als 432ste astronaut ter wereld, en de tweede met een Nederlandse nationaliteit (na Wubbo Ockels in 1985). Van 21 december 2011 tot 1 juli 2012 verblijft hij een tweede keer in het ruimtestation – 193 dagen, een Europees record. Naast zijn activiteiten in de ruimtevaart, houdt Kuipers tegenwoordig lezingen en is hij onder andere ambassadeur voor WNF.
Kuipers woont met zijn vrouw Helen in Vijfhuizen, en heeft drie dochters en een zoon.
In uw biografie Droomvlucht zegt u: “Voor mijn eerste missie was ik bereid alles en iedereen op te geven, zo sterk was mijn droom om naar de ruimte te gaan.” U was zelfs bereid geweest uw relatie te verbreken. Dat is nogal…
‘…obsessief? Ik vergelijk het vaak met topsport. Je hebt een doel, en daar moet je dingen voor láten. Ik zal niet over lijken gaan, maar voor de rest moest alles wijken. Als je een vriendin hebt die zegt: ik wil niet dat je het doet, dan heb je de verkeerde vriendin. Je moet elkaar de ruimte geven.’
Hoe voorkwam u dat u in een zwart gat viel? Voormalig astronauten als maanwandelaar Buzz Aldrin en Joeri Gagarin raakten aan de drank.
‘Die voorbeelden zijn niet representatief. Niets menselijks is ook astronauten vreemd, ze zijn onderling net zo verschillend als andere mensen. Zelf had ik bijvoorbeeld geen last van een zwart gat. Dat komt, denk ik, omdat ik nog steeds bij ruimtevaart betrokken ben. Bijvoorbeeld bij Capcom (dat de communicatie vanaf de grond met het ISS onderhoudt), of om apparatuur te testen als ervaringsdeskundige. Ook zit ik in medisch-ethische en veiligheidscommissies. Nieuwe ruimtevluchten zijn voor de volgende generatie – hoe graag ik ook zelf bijvoorbeeld naar de maan of Mars zou willen.’
‘Ruimtevaart is hartstikke duurzaam!’
U houdt tegenwoordig ook lezingen over duurzaamheid, en bent ambassadeur voor WNF. We moeten onze kwetsbare aarde beschermen, is steevast uw pleidooi. Maar ruimtevaart is moeilijk duurzaam te noemen.
Fel: ‘Ruimtevaart is hartstikke duurzaam!’
Een Sojoezlancering zorgt voor een uitstoot van 243.000 kilo CO2 en 400 kilo aan stikstofoxides. Dat is evenveel CO2 als wat vijftien auto’s samen gedurende vijf jaar uitstoten.
‘Het nut van ruimtevaart is veel groter dan de schade. We gebruiken iedere dag satellieten, voor navigatie in onze auto’s, voor communicatie, en om het weer te voorspellen. En de experimenten in het ISS vergroten onze kennis, van vloeistoffysica bijvoorbeeld, of ons eigen lichaam. Hoe leidt ons evenwichtsorgaan tot zeeziekte? Hoe kunnen we botontkalking tegenhouden?’
‘Ook het milieu profiteert. Denk aan nauwkeurige observaties die efficiënte precisie-landbouw mogelijk maken, en waarmee we ontbossing luchtvervuiling kunnen meten. En in de toekomst halen we misschien onze delfstoffen of energie wel van asteroïden of van de maan, in plaats van uit gevaarlijke en vervuilende mijnen op aarde.’
U klinkt als een rasoptimist.
‘Ja, ik geloof sterk in maakbaarheid en in de mogelijkheid om met technologie milieuproblemen en ongelijk verdeelde welvaart op te lossen.’
‘Ik maak me zorgen over mensen die op Facebook luisteren naar populisten, die propaganda verspreiden of wetenschap ontkennen’
U ziet het vast ook wel eens niet zitten.
‘Natuurlijk. Waar ik me bijvoorbeeld zorgen over maak is het opkomende fascisme. Af en toe zie ik de bui hangen van de jaren dertig. Net als nu was er toen ook een crisis. Toen kozen mensen voor de politieke flanken, extreem-links of -rechts, in plaats van het midden. Nu is er eenzelfde tendens door domme, agressieve mensen op Twitter of Facebook, die hun onderbuikgevoel volgen. Daardoor gaan ze luisteren naar populisten, die propaganda verspreiden of wetenschap ontkennen – van corona-sceptici tot mensen die zeggen dat de aarde plat is.’
Ligt daar een taak voor universiteiten?
‘Universiteiten moeten zoveel mogelijk laten zien hoe de wereld echt in elkaar zit en wat de wetenschappelijke feiten zijn. Dat doen ze gelukkig ook. Het is een moeilijke strijd, want het manco van wetenschappers is natuurlijk dat ze twijfelen – dat hoort bij hun vak. Maar wat sommige media doen is daar bijvoorbeeld een felle anti-vaxxer tegenover zetten die geen verstand heeft van ziektes of vaccinaties. Dan denken mensen: hij of zij weet het wél zeker. Dat moeten media echt beter doen. Laat alsjeblieft mensen met elkaar praten die allebei verstand van zaken hebben.’