Welters’ weemoedige wereld: Heilig vuur
Wat is de taak van de filosofie? Met deze loodzware vraag heb ik me dit weekend bezig gehouden. Aangezien statisch denken niet echt mijn ding is, doordacht ik mijn diepste gedachten zaterdag vier uur op de racefiets en zondag dik een uur met korte felle intervallen op hardloopschoenen en daarna anderhalf uur alles uit de kast rammend op de veldrijfiets.
Laatstgenoemde purgerende activiteit geheel tegen de tijdsgeest in, zónder helm. Want het moet wel een beetje spannend blijven. Zoals Heidegger in Sein und Zeit (1927) wonderschoon laat zien: de authentieke mens leeft zijn leven in het besef van een Sein-zum-Tode. Immers, zonder doodsbesef heb je welbeschouwd ook geen leven.
Wat betekent dit semi-mystieke zijnsverstaan (‘De wereld wereldt’ en ‘het niets nietst’) echter op de concrete onderwijskundige werkvloer, met al zijn geroep om operationaliseerbaarheid, interactiviteit en meetbare output? Dient de wijsbegeerte enkel door andere wetenschappen gebruikte concepten kritisch tegen het licht te houden? Of vermag de filosoferende filosoof zélf nog iets tastbaars bijdragen?
Ik denk van wel. Zo vind ik het haast moreel verplicht om actief mee te denken met Olympisch Vuur, de topzware lobbyclub die de Olympische Spelen in 2028 naar Nederland probeert te halen. Inderdaad, precies 100 jaar na de Spelen van Amsterdam, toen voor het eerst de Olympische vlam werd ontstoken. Nederland had namelijk aardgas, vandaar. De eerste gesponsorde Spelen (Coca Cola) en met de eerste man die de 100 meter vrije slag onder de minuut afraffelde: Johnny Weismüller, de latere Tarzan-acteur.
De eerste Spelen ook met 800 meter hardlopen voor vrouwen. De Telegraaf van toen: ‘Alleen de winster Frau Radke leek nog tamelijk fit, en ook de Japanse, die tweede werd. De rest duizelde, voor zoover niet volkomen buiten kennis, zwaaiend en tollend van uitputting over de eindstreep. Het heele stel had tien minuten nodig om weer op adem te komen, waarop het grienend zwikje met uitzondering van de winster elkander melodramatisch de schouders omvattend uit het gezichtsveld verdween. Laat dit de laatste maal zijn, Heeren voorbereiders van Olympiades.’ Waarna dit mensonterend vrouwennummer tot 1960 werd geschrapt.
Volgens goed Nederlands gebruik spitst de discussie over het Olympische bod zich bij ons weer toe op de pecunia. Misschien leggen we er wel een paar miljard op toe. Vast. Maar wie de plannen van Olympisch Vuur goed leest, ziet dat de zestien dagen durende hoogmis voor de wereldsportelite is ingebed in een baaierd van aandacht voor de gewone sterveling. De 21ste-eeuwse Spelen zijn een mooie aanleiding om iedereen op een gepast niveau aan het bewegen en ontvetten te krijgen. Daarnaast is er ook volop aandacht voor duurzaam groen. Niet alleen tijdens de Spelen zelf, maar ook in de aanloop en de hopelijk lange nasleep.
Dat is inderdaad zeer doelgerichte praktische actiefilosofie, die bepaald niet ongevoelig is voor persoonlijke sportieve dwanghandelingen. Maar aangezien die Spelen toch wel doorgaan, kunnen we ze net zo goed zo ethisch en praktisch schoon mogelijk binnendijks halen. Met een vrouwenmarathon op leven en dood.