Veel overuren, projecten die bijna standaard uitlopen en onzekere wetenschappelijke carrièreperspectieven. Promovendi staan flink onder druk. Langzaam komt er meer steun, maar eenvoudige oplossingen zijn er niet.
Het zat bèta-wetenschapper Eveline flink tegen tijdens haar promotieonderzoek. Een paar keer mislukten haar experimenten. En tot overmaat van ramp was haar dagelijks begeleider meerdere keren langdurig ziek, maar nam niemand zijn supervisietaak over.
‘Er waren nog twee onderzoekers van andere universiteiten betrokken bij mijn project, maar die zaten te ver weg om mij goed te kunnen begeleiden’, vertelt ze. ‘Ik heb maandenlang lopen zwemmen.’
‘Ik heb maandenlang lopen zwemmen’
Lang twijfelde Eveline of ze wel moest doorgaan met haar promotietraject, vertelt ze aan de telefoon. Haar echte naam ziet ze liever niet gepubliceerd op deze site, omdat ze haar voormalige begeleider niet voor het hoofd wil stoten. ‘Aanvankelijk dacht ik dat ik mijn promotie misschien nog op een andere manier kon afmaken. Maar uiteindelijk besloot ik toch te stoppen.’ Een proefschrift kwam er nooit.
Werkdruk
Eveline is niet de enige die nooit promoveerde. Bijna een op de twintig Nijmeegse promovendi valt binnen anderhalf jaar uit, blijkt uit cijfers die Vox opvroeg bij de Radboud Universiteit. Een veel groter deel promoveert wél, maar bijna nooit in vier jaar – de tijd die meestal voor een traject staat. Slechts 6,5 procent rondt de PhD in vier jaar af (promovendi aan het UMC niet meegerekend). Na zes jaar is 57 procent klaar. En twee jaar na afloop van hun project is meer dan een derde nog altijd niet gepromoveerd.
Dossier werkdruk
‘Mensen vallen om’. Dat statement maakten leden van de medezeggenschap begin dit jaar in een Gezamenlijke Vergadering van de Radboud Universiteit. Eerder was uit de personeelsenquête gebleken dat de toch al hoge werkdruk van medewerkers tijdens corona nog verder was gestegen. Wat dat in de praktijk betekent, probeert Vox deze week inzichtelijk te maken in een reeks artikelen over stress, onder meer bij ICT’ers en roosteraars. Lees ook de dagboeken van wetenschappers.
Werkdruk lijkt hier een flinke invloed op te hebben. Zo’n drie op de vijf promovendi vindt deze ‘hoog’, constateerde het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) afgelopen augustus op basis van eigen onderzoek. Werkdruk onder promovendi is een veelkoppig monster, met evenzoveel tentakels. Slechte begeleiding, onderwijstaken, publicatiedruk, stress om tijdelijke aanstellingen – het is zomaar een greep uit alle aspecten die een rol spelen.
Hoogleraarschap
Om met het laatste aspect te beginnen: het is voor promovendi steeds lastiger om een wetenschappelijke carrière te doorlopen. Van elke tien jonge wetenschappers die aan een promotieonderzoek beginnen, willen er grofweg acht verder in de wetenschap, terwijl er maar voor één of twee uiteindelijk een vaste plek in het verschiet ligt.
Die disbalans was er altijd al – niet iedereen heeft nu eenmaal de vereiste academische kwaliteiten voor een hoofddocent- of hoogleraarschap – maar is de laatste decennia groter geworden (zie kader). Dat ziet ook promovenda Ella Bosch, die zich binnen het Halkes Women Faculty Netwerk en de medezeggenschap van het Donders Instituut onder meer bezighield met werkdruk. Ook coachte ze recent door de universiteit georganiseerde support sessions voor promovendi.
‘Aan de universiteit zijn veel tijdelijke contracten, zoals voor promovendi en postdocs’, legt Bosch uit, ‘maar heel weinig vaste. Dat zorgt voor competitie tussen jou en je collega’s.’ Het gevolg: jonge wetenschappers werken zich uit de naad om net iets beter onderzoek te doen en meer of betere artikelen te schrijven
‘Zowel die onzekerheid over je carrière als die onderlinge competitie leveren werkdruk op.’ Voor meerdere oud-onderzoekers die Vox voor dit artikel sprak, was dit reden om over te stappen naar een baan buiten de wetenschap.
Toenemende promovendi-aantallen
Tot de jaren tachtig was een wetenschappelijke loopbaan vooral iets voor fijnproevers. Vanaf de jaren negentig sloeg dat om, toen onderzoek steeds internationaler werd en de overheid wetenschappelijke kwaliteit meer wilde stimuleren.
Bovendien wilde de overheid het aandeel hogeropgeleiden vergroten – het aandeel doctors in Duitsland en de VS was, en is nog altijd groter dan in Nederland. Er kwam een aio-systeem (‘assistent-in-opleiding’), waarbij mensen in vier jaar een proefschrift moesten schrijven. Daarvóór deden academici dit ‘ernaast’, parallel aan hun onderwijs- en onderzoekstaken, zonder harde einddatum of voorwaarde om door te kunnen groeien.
Ook kwam er een financiële prikkel: elke afgeleverde promovendus leverde de universiteit geld op. Hoe sneller zij hun proefschrift afrondden, hoe beter voor het academische huishoudboekje.
Dat verklaart voor een groot deel de situatie zoals hij nu is. Wat niet hielp: toenmalig OCW-minister Ronald Plasterk hevelde vanaf 2008 jaarlijks 100 miljoen euro aan structurele financiering van universiteiten over naar onderzoeksfinancier NWO. Dat geld werd voortaan als subsidie verdeeld. Competitie versterkt innovatie en kwaliteit, was de achterliggende gedachte.
Beide ontwikkelingen hadden nadelige effecten voor de perspectieven van promovendi. Enerzijds was er minder structureel geld voor vaste aanstellingen als UD, UHD of prof, anderzijds kwamen er steeds meer collega-promovendi (en dus concurrenten) bij. Dat waren immers de mensen die het wetenschappelijke handwerk van al die NWO-projecten moesten uitvoeren. Het aantal promoties nam dan ook navenant toe, van minder dan 2000 (voornamelijk mannen) in collegejaar 1990/1991 tot bijna vijfduizend in 2018/2019.
De stijging van vaste posities bleef echter achter, liet onder andere een rapport van het Rathenau Instituut onlangs zien.
‘Overwerk is niet incidenteel, het hele academische systeem is erop ingericht’, zegt Marc Vervuurt, promovendus op het Radboudumc en bestuurslid van PNN. ‘De hoge competitie veroorzaakt ontzettende prestatiedruk in sommige vakgebieden. Er wordt daardoor soms meer van mensen gevraagd dan ze aankunnen. Van sommige verhalen die ik hoor, schrik ik. Zo ken ik mensen die werkweken van wel zestig uur maken, met incidentele uitschieters tot tachtig uur.’
‘Overwerk is niet incidenteel, het hele academische systeem is erop ingericht’
Die uren zijn bijvoorbeeld nodig om zo veel mogelijk resultaat te slepen uit een tijdelijke aanstelling. Dat verhoogt weer de kans op een succesvolle beursaanvraag. Een subsidie maakt het vaak een stuk makkelijker om een vaste aanstelling te bemachtigen in vakgebieden met weinig geld, zoals de geesteswetenschappen, of veel concurrentie, zoals bij de bèta’s.
Begeleiders
Communicatie met de supervisor was niet voor niets het eerste thema van de support sessions die ze begeleidde voor promovendi, zegt promovenda Ella Bosch lachend. ‘Begeleiding speelt zeker een rol in de stress die PhD’ers ervaren. Sommige supervisors zijn briljante wetenschappers, maar geen goede managers. En sommigen zijn zelf workaholic of hebben enorm hard moeten werken voor hun positie, en projecteren dat weer op hun studenten.’
Begeleiders kunnen veeleisend zijn en druk zetten om te ‘leveren’, zeker op afdelingen die meedraaien met de wereldtop, ziet Willem Halffman, wetenschapssocioloog en docent wetenschapsgeschiedenis bij de bètafaculteit. Diezelfde begeleiders hebben soms maar weinig tijd voor supervisie, mede door de toegenomen projectfinanciering.
‘Daar is nu eenmaal het geld te halen’, vertelt hij. ‘Ook vakgebieden waarin mensen vroeger gewend waren het werk vooral zelf uit te voeren, zoals de sociologie, ontkomen er niet meer aan om nu meer en meer promovendi en postdocs aan te stellen.’
Het gevolg is wel dat de begeleidingstijd per promovendus automatisch minder wordt. Halffman: ‘Reken maar uit. Als je vijftien promovendi minstens eens per week een uur wilt spreken, zit je werkweek al bijna voor de helft vol.’
‘Soms is het incompetentie of onwetendheid van begeleiders’, zegt Bosch. ‘En in de ergste gevallen is het gewoon misbruik. Begeleiders profiteren namelijk van de publicaties van PhD-studenten. Dat brengt een risico van uitbuiting mee. “Ik word er beter van als jij goed werkt. Dus ik vraag, nee ik zég gewoon, jij moet het zo en zo doen”.’
Meer studenten
Dan is er ook nog de werkdruk die het geven van onderwijs promovendi oplevert. Vervuurt: ‘Veel promovendi hebben een onderwijstaak van ongeveer een dag in de week. In de praktijk gaan ze daar echter vaak fors overheen. Sommigen hebben zelfs helemaal geen formele onderwijslast, maar worden toch geacht onderwijs te geven.’
Een deel van deze onderwijslast komt door de alsmaar stijgende studenteninstroom op universiteiten, zegt Vervuurt. ‘De grootte van de staf groeit onvoldoende mee. Vaak draaien promovendi en postdocs op voor het geven van de colleges.’
Die onderwijstaken leveren voor veel promovendi stress op, legt neurowetenschapper Bosch uit, omdat ze ten koste gaan van de tijd voor onderzoek. ‘Voor beurzen worden wetenschappers beoordeeld op hun onderzoeksresultaten.’
Onderzoekstijd kom je in feite dus altijd te kort als promovendus, zegt Bosch – niet voor niets lopen zo veel projecten uit. ‘Binnen vier jaar is het gewoon niet te doen. Ik haal het zelf ook niet.’
Ondanks de hoge werkdrukcijfers meldt maar weinig wetenschappelijk personeel zich ziek, op de Radboud Universiteit slechts 22 procent in 2020. Dat is minder paradoxaal dan het lijkt, zegt Vervuurt. ‘Als promovendus wordt je continu verteld dat jij de baas bent over je project. En je doet het omdat je gepassioneerd bent over het onderwerp. De lat om je ziek te melden ligt daardoor erg hoog.’
Graduate Schools
De Radboud Universiteit heeft door de jaren heen steeds meer maatregelen genomen ter verbetering van promotietrajecten. Zo zijn er inmiddels zogeheten Graduate Schools. Die zorgen dat promovendi een opleidings- en begeleidingsplan hebben, en cursussen kunnen volgen voor hun professionele ontwikkeling.
In de praktijk werkt dat echter niet altijd, zegt de gestopte promovenda Eveline. Toen zij in de problemen kwam vanwege haar zieke begeleider, had ze geen idee bij wie ze moest aankloppen. ‘Het zou bijvoorbeeld fijn zijn geweest als ik een tweede Nijmeegse begeleider had gehad. Dat heb ik later ook aangekaart bij de afdeling personeel en organisatie.’
De universiteit komt in september met een nieuw promotiereglement
Om dit soort problemen in de toekomst te verminderen, komt de universiteit vanaf september met een nieuw promotiereglement. Beleidsmedewerker Steffie Hampsink van de afdeling Research & Impact Strategy schreef hieraan mee.
Het reglement zoals het nu is, beschrijft alleen de formaliteiten aan het einde van een promotieproject, als het proefschrift bijna af is. Zoals de aanstelling van een leescommissie en wanneer precies een promotiedatum ingepland kan worden. Hampsink: ‘Over de beginfase van het traject was niets vastgelegd. Vanaf september moeten mensen zich inschrijven in een promotievolgsysteem, meteen aan het begin van hun traject.’ Door mensen vanaf het begin al te volgen, krijgt de universiteit een beter beeld van hoeveel promovendi rondlopen op de campus.
Bovendien moet het volgsysteem, Hora Finita gedoopt, helpen problemen eerder te signaleren. Zo vullen promovendi voortaan jaarlijkse vragenlijsten in die alleen naar de Graduate School-coördinator gaat, en niet naar de begeleiders. ‘Die kan het dan zien als een promovendus niet tevreden is over een van de begeleiders, en in actie komen.’
Dat moet ook helpen tegenwicht te bieden aan de afhankelijkheid die promovendi hebben van hun (co)promotor. Een ander onderdeel van het nieuwe reglement is de verplichting van minimaal twee begeleiders. ‘Dit borgt het vier-ogenprincipe en zorgt dat de een-op-een kwetsbaarheid verdwijnt’, zegt Hampsink. Met trainingen voor beginnende begeleiders en masterclasses voor meer ervaren supervisors wil de universiteit tot slot de kwaliteit van de begeleiding gaan opkrikken.
Financieringsstructuur
De oplossing moet niet alleen komen van het beter ondersteunen van promovendi, zegt wetenschapssocioloog Halffman, die ook actief is bij actiegroep WOinActie. ‘Het dominante idee is nu: wat kunnen we doen om individuele mensen te helpen. Uiteindelijk moeten we naar het systeem kijken voor een oplossing. Naar de financieringsstructuur en hoe we wetenschappers beoordelen.’
Zelf voert hij daarom aanstaande dinsdag actie in Nijmegen, wanneer bijna de gehele academische gemeenschap demonstreert voor een ‘Normaal Academisch Peil’. De wetenschappers eisen dat de overheid structureel 1,1, miljard euro extra per jaar gaat investeren in de universitaire wereld.
Voor oud-promovenda Eveline, die na haar burn-out stopte met haar proefschrift, komen de nieuwe plannen en acties te laat, al is ze daar niet rouwig om. Na haar gesneefde project verliet ze de wetenschap, ze staat nu voor de klas. ‘Dat is nog geen dag tegengevallen.’
Marieke schreef op 1 april 2021 om 17:05
Mocht je geinteresseerd zijn en willen deelnemen aan een van de support sessies, meer informatie en een link om je aan te melden kun je hier vinden: https://www.ru.nl/english/working-at/working-at-radboud-university/personal/support-sessions/