Wie intelligent is, hoeft niet slim te zijn
Wanneer is iemand nou echt intelligent? Manieren om dat te meten zijn er te over, maar geen enkele is ideaal. ‘Intelligentie is meer dan een test die je maakt aan een tafeltje.’
In BNN’s Nationale IQ-test van 2007 behaalde zangeres Bonnie St. Claire 52 punten. Ze verloor daarmee van een orang-oetang die ook meedeed en die 75 punten haalde. De zangeres zelf zei dat haar lage score werd veroorzaakt door een kapot stemkastje en eiste een rectificatie, omdat een laag IQ haar reputatie geen goed zou doen. ‘Ik ben door deze toestand gedoemd om de rest van mijn leven als alcoholverslaafd blondje te worden gezien’, zei ze tegen De Telegraaf.
‘Ik word de rest van mijn leven gezien als alcoholverslaafd blondje’
Niet alleen zangers hechten waarde aan intelligentie. Het begrip speelt een belangrijke rol in onze maatschappij, van scholen en bedrijven tot datingsites. Daar is intelligentie vaak een kwaliteit die mensen zoeken in een partner. Of denk aan kunstmatige intelligentie, een ontwikkeling die suggereert dat er ook zoiets is als menselijke intelligentie.
Maar wat is intelligentie nu eigenlijk precies? Is het hoge cijfers halen? Volgens Van Dale is een intelligent persoon ‘vlug van begrip’ en heeft een groot ‘verstandelijk vermogen’. De vraag wat wel en niet onder die omschrijvingen valt, is niet zo gemakkelijk te beantwoorden, zelfs niet voor wetenschappers. Laat staan dat slimheid eenduidig te meten valt.
Periodiek systeem
‘Intelligentie is een ingewikkeld construct dat heel veel omvat, en iedereen heeft er ook een mening over’, zegt Loes van Aken, docent klinische psychologie. Dat betekent echter niet dat er geen vastomlijnde theorieën over bestaan, benadrukt ze. De Cattell-Horn-Carroll-theorie bijvoorbeeld, of kortweg de CHC-theorie. Deze is al in ontwikkeling sinds 1985, toen de drie naamgevers hun eerdere studies naar methodes om cognitieve vaardigheden te meten samenbrachten.
‘Het resultaat hiervan ziet eruit als een periodiek systeem van elementen, zoals dat vroeger aan de muur van je scheikundelokaal hing’, zegt Van Aken. ‘In elk vakje van het schema staat een ander onderdeel van intelligentie. Het omvat hoe goed je bent met taal, bijvoorbeeld, hoe snel je informatie verwerkt, en hoe goed je motoriek is. Daarnaast houdt het systeem rekening met je reactiesnelheid.’ Emoties hebben nog geen duidelijke plek in het CHC-model, maar worden langzaamaan wel meegenomen. ‘Het is een model in wording, je kunt het zien als de laatste stand van zaken.’
Vis eten
Een andere manier om intelligentie te benaderen is door middel van de IQ-test. Het is de bekendste intelligentietest ter wereld. Mensen kunnen die in een klinische setting maken, maar ook op internet of voor de televisie, zoals tijdens de jaarlijkse BNN-test. De meest gangbare varianten zijn de zogeheten WAIS en de kinderversie daarvan, de WISC. Beide worden om de zo veel tijd vernieuwd – op dit moment zitten we op de WAIS-IV en WISC-V.
De IQ-test is niet onbesproken. In 2018 schreef hoogleraar Publieke geschiedenis David Olusoga een opiniestuk in The Guardian met de veelzeggende kop If we were really smart, we’d get over our fixation on the IQ test. Hij schreef het stuk naar aanleiding van de dalende IQ-scores wereldwijd, en de daaruit volgende aanname dat we dommer worden. Olusaga stelt: ‘Ook al zijn de moderne IQ-tests geavanceerder dan eerdere versies ontwikkeld door [Alfred] Binet in de vroege jaren twintig, het is bewezen dat heel veel factoren het resultaat beïnvloeden – alles van wekelijks vis eten tot het simpelweg oefenen van het soort vragen uit de test.’ Volgens critici geeft IQ dan ook geen zinvol, stabiel en betrouwbaar beeld van intelligentie.
Slimme boeren
Van Dale omschrijft ‘boerenslimheid’ als ‘sluwheid’ of ‘uitgeslapenheid’. Meestal wordt ermee bedoeld dat iemand zich zonder vooropleiding of – ook wel – financiële middelen weet te redden. ‘Het woord verwijst ook naar het zich afzetten tegen de elite: de gewone man met zijn eenvoudige opleiding versus de rijkaards in pak met hun privileges en dure studies. Zo omschrijft het Historisch Nieuwsblad in het artikel Boerenslimheid tegen Britse overmacht hoe twee kleine boerenrepublieken in Zuid-Afrika jarenlang stand hielden tegen de Britten.
Daarnaast zijn er problemen met de test op het gebied van etnische en culturele diversiteit. Dat is in Amerika een bekend probleem. In Californië nemen scholen de test niet af bij Afro-Amerikaanse kinderen, omdat hij niet genoeg aansluit bij hun belevingswereld. In de bekende podcast Radiolab geeft de Afro-Amerikaanse psycholoog Brandon Gamble het voorbeeld van de vraag ‘Als je een portemonnee vindt in de supermarkt, wat moet je dan doen?’ Het correcte antwoord in de test is ‘Breng hem naar de manager van de winkel’, maar Gamble zegt dat hij dat nooit geantwoord zou hebben. ‘Ik zit er niet aan, want waarschijnlijk word ik dan ergens van beschuldigd.’ Zijn argument is dat dit voor veel niet-witte Amerikanen geldt, ook kinderen.
‘We moeten altijd verder blijven kijken dan de IQ-score’
In ons land hebben we evenmin al een echt goede IQ-test voor mensen die bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet volledig beheersen, wat geenszins wil zeggen dat ze een laag IQ hebben. ‘Dat betekent niet dat die IQ-test voor deze doelgroep meteen nutteloos is’, zegt Van Aken. ‘Je kunt dan wel de onderdelen zonder tekst laten doen, zoals plaatjes- en rekenopgaven. Maar als je plaatjes gebruikt, zitten daar onbedoeld natuurlijk ook culturele invloeden in. We hebben niet een test van dezelfde kwaliteit die voor deze groepen wel werkt.’ Volgens haar blijft het in dat soort gevallen passen en meten. ‘Je moet heel voorzichtig en zorgvuldig interpreteren wat de testresultaten precies zeggen.’
Plannen
Van Aken komt de IQ-test tegen in haar praktijk als psycholoog, maar ze heeft er ook onderzoek naar gedaan. ‘Ik werk als onderzoeker en psycholoog bij het Vincent van Gogh-centrum (een ggz-instelling voor Zuid-Nederland, red.). Wij zien daar vooral mensen die vastlopen in de behandeling, omdat niet duidelijk is wat er speelt’, vertelt ze. ‘We nemen dan vaak onder andere een intelligentietest af.’
Voor haar onderzoek heeft ze de IQ-test die psychologen gebruiken naast andere neuropsychologische testen gelegd. In die testen wordt gekeken hoe goed iemand kan plannen, bijvoorbeeld, of de aandacht bij een taak kan houden.
LSD voor je EQ
Behalve over IQ spreken we ook vaak over EQ, of emotionele intelligentie. Emotionele intelligentie is een manier om te meten hoe goed mensen zijn in het herkennen van emoties bij henzelf en anderen, en hoe ze hiermee maatschappelijk succesvol kunnen zijn. Halverwege de vorige eeuw werd de term op twijfelachtige manieren ingezet. Zo schreef een Duitse kinderpsycholoog in 1966 dat vrouwen die de rol van moeder en huisvrouw afwezen een gebrek hadden aan emotionele intelligentie. De remedie die hij voorstelde? LSD. Sinds wetenschappers John D. Mayer en Peter Salovey in de jaren negentig verschillende artikelen schreven over EQ, wordt het begrip een stuk serieuzer genomen. Er is wel discussie over de meetbaarheid ervan. Voor veel mensen staat wel vast dat een hoog IQ alleen geen garantie is voor succes en dat een hoog EQ daaraan bijdraagt.
De IQ-test zegt weinig over het denkproces van een persoon, zag van Aken. ‘Denk aan iemand die impulsief aan een taak begint, na een tijd ontdekt dat het zo niet lukt, dan opnieuw begint en de opdracht uiteindelijk foutloos oplost. Die zou in sommige gevallen even slecht scoren als iemand die er helemaal niet uitkomt, omdat hij of zij in het begin veel tijd heeft verloren. De test beloont mensen die snel werken.’
Dat betekent niet dat de IQ-test nutteloos is, zegt ze. ‘De test pretendeert niet meer te meten dan hij meet, het is geen test voor alles. IQ is niet hetzelfde als intelligentie, maar het is de beste meting die we hebben van het ingewikkelde construct dat intelligentie is. Het blijft een schatting, dus moeten we altijd ook verder blijven kijken dan de IQ-score. Maar ondanks al die haken en ogen is de IQ-test véél beter in het schatten van intelligentie dan wij dat zelf kunnen.’
Sociale interactie
Leon de Bruin, cognitiefilosoof, is het eens met Van Akens conclusie. Hij is geïnteresseerd in de filosofie van de geest, een stroming die de menselijke geest probeert te doorgronden. ‘Mensen zijn bang dat kunstmatige vormen van intelligentie het overnemen’, vertelt hij. ‘Dat heeft ermee te maken dat we geloven dat intelligentie helemaal los van alles kan bestaan. Los van emotie, van ons lichaam, van onze omgeving. Ik geloof niet dat dat klopt.’
Als voorbeeld noemt hij studenten die hij zelf tegenkomt in het onderwijs. ‘Soms zie ik studenten die ontzettend intelligent zijn, maar er door werkdruk, depressie, of sociale problemen niet in slagen daar iets mee te doen’, zegt hij. ‘Intelligentie moet door omgevingsfactoren gefaciliteerd worden en soms gebeurt dat niet, door bijvoorbeeld problemen met sociale interactie. Dat speelt allemaal mee.’
Iedereen kan vliegen
Extreem slimme criminelen spreken sterk tot de verbeelding. Een goed voorbeeld daarvan is Frank William Abagnale Jr een Amerikaan die in de jaren zestig voor tweeënhalf miljoen dollar fraude pleegde. Hij liet zich gratis naar meer dan 25 landen vliegen door zich met een gestolen uniform en vervalst vliegbewijs uit te geven voor Pan Am-piloot Frank Williams. Piloten mochten in die tijd gratis meevliegen met alle luchtvaartmaatschappijen. Daarna deed Abagnale zich nog elf maanden voor als kinderarts, bemachtigde een leidinggevende functie in het ziekenhuis en wist ontdekking te voorkomen door anderen het werk voor hem te laten doen. Uiteindelijk werd hij opgepakt en zat hij straffen uit in Frankrijk, Zweden en de VS. Hij werd later onder voorwaarden vrijgelaten, in ruil voor zijn hulp bij de bestrijding van fraude bij de Amerikaanse overheid en bij banken. Het onwaarschijnlijke levensverhaal was inspiratie voor de speelfilm Catch me if you can (2002), met Leonardo DiCaprio in de rol van Abagnale Jr.
In de filosofie werd door de eeuwen heen op verschillende manieren nagedacht over intelligentie, zegt De Bruin. ‘Kijk bijvoorbeeld naar Aristoteles en zijn term phronèsis. Dit houdt in dat je weet wat je op een bepaald moment moet doen, dat je de knowhow hebt in een situatie het juiste te doen, een soort praktische wijsheid.’ Tegenwoordig gebruiken we de term ‘boerenslimheid’ om dit soort praktische intelligentie te benoemen. ‘Bij Aristoteles heeft phronèsis alleen ook een moreel aspect, en dat zit niet in ons begrip van boerenslimheid,’ zegt De Bruin.
Over die boerenslimheid zegt van Aken: ‘Er zit ook zeker waarde in het je kunnen aanpassen aan je omgeving. Je soepel door situaties heen manoeuvreren, omgaan met nieuwe complexe situaties, je problemen eigen maken en deze oplossen, het zijn allemaal vormen van slimheid. Het is alleen moeilijk op een andere manier over intelligentie of slimheid te praten, want er is geen beter meetinstrument dan de IQ-test.’ En die meet geen dingen als phronèsis of boerenslimheid.
‘Hoe we naar intelligentie kijken, heeft ook te maken met wat we normaal en abnormaal vinden’, zegt De Bruin. ‘De maatschappij vraagt nu heel andere dingen dan zeg zestig jaar geleden. Je moet in veel meer dingen goed zijn.’ Als voorbeeld geeft hij sociale interactie. ‘Dat is voor veel mensen moeilijk, wat kan leiden tot een minder intelligent voorkomen.’ Hoe je daarmee omgaat is ook een vorm van intelligentie, zegt hij. ‘Om te weten hoe intelligent je bent, is meer nodig dan een test die je maakt aan een tafeltje.’