Lekker dan, een burn-out op je 21ste
Je studententijd zou de leukste periode in je leven moeten zijn. Lang leve de vrijheid, en nog even geen verantwoordelijkheid. Maar niet elke student is even gelukkig.
Dieuwertje Riezebos (21): ‘Ik kwam in een neerwaartse spiraal terecht’
‘Mijn burn-out begon in het tweede jaar. Ik kon opeens geen colleges meer volgen, deed vrijwel niks meer naast mijn studie en sprak bijna niemand van mijn vrienden. Ik had last van hoofdpijn, duizeligheid en flauwvallen. Op een zondagmiddag in november moest ik naar een verjaardag. Van het idee alleen al raakte ik totaal in paniek. In plaats van naar die verjaardag te gaan, ben ik op bed gaan liggen. Als zelfs een verjaardag te veel wordt, weet je dat er iets goed mis is.
Toch ging ik door met studeren. Ik bleef doorgaan en doorgaan om vervolgens een 3 te halen voor het tentamen. Ik kwam in een neerwaartse spiraal terecht. Ik wilde wel, maar het ging niet, waardoor de stress alleen maar opliep. Het was slopend.
Als student moet je zó veel. Daarvan raak ik echt in paniek. Mijn cv is nog erg leeg. Ik heb een half bestuursjaar gedaan bij een toneelvereniging, maar een halfjaar is geen heel jaar dus is dat goed genoeg? Ik heb ook niks op mijn cv staan dat kan verklaren waarom ik een jaar uitloop in mijn bachelor. Ziek zijn is niet iets om op je cv te zetten. Nu gaat het gelukkig wat beter. Ik volg weer wat colleges en heb toestemming om soms te volstaan met weblectures.
Van kleine dingen kan ik weer genieten: samen met mijn moeder koken of met z’n allen thuis aan tafel eten zoals vroeger. Zulke dingen maken me gelukkig en geven me energie. Wat me ook gelukkig maakt, is theater: naar een musical of toneelstuk gaan, zelf spelen, kijken hoe de techniek werkt, het hele plaatje. Je bent even helemaal weg van de werkelijkheid van alledag.’
Noortje Kleine Schaars (24): ‘Ik lag alleen nog maar in bed’
Noortje Kleine Schaars studeerde twee jaar filosofie en een klein jaar geschiedenis. Ze zit nu thuis. ‘Ik dacht altijd: je gaat studeren, haalt je diploma en krijgt een baan. Maar filosofie was zó theoretisch. Regelmatig vroeg ik me tijdens colleges af: wat kán ik hier nu straks mee? Na twee jaar besloot ik geschiedenis te gaan studeren. Bij de start zeiden ze daar dat er weinig werk viel te vinden met het bachelordiploma. Dat je buitenlandervaring moest opdoen en bestuurswerk moest doen, om je te onderscheiden van de bulk. Als je zoiets hoort, is dat ontzettend demotiverend.
Na driekwart jaar kreeg ik een depressie. Twee weken lang lag ik alleen maar in bed. Ik kon niet meer voor mezelf zorgen, geen boodschappen meer doen, ik was echt uitgeput. Heel raar eigenlijk. Alles ging altijd prima. School ging goed, vrienden had ik genoeg en opeens ging helemaal niets meer. De kleinste dingen vielen me zwaar, alleen al naar college gaan, was een hele opgave. Het was alsof ik in een gat viel. Ik was heel bang om – weer – tegen mijn ouders te moeten vertellen dat het niet was gelukt.
Ik heb een tussenjaar gedaan: in een lunchroom gewerkt, ben met een psycholoog aan de slag gegaan. Het ging beter. Ik ben nog begonnen aan een hbo-studie: voeding en diëtetiek. Maar net toen ik door de selectieronde heen was, kreeg ik reumatoïde artritis en moest ik wéér stoppen.
Ik heb opnieuw moeten leren om mijn energie te verdelen. Ik heb therapie gevolgd, met fysiotherapie, met mindfulness. Nog steeds zijn er dagen dat ik alleen maar in mijn hoofd zit, me zorgen maak. Maar ik heb nu handvatten om te kunnen functioneren. Waar ik het gelukkigst van word, zijn de kleine dingen: een fijn gesprek met vrienden, een wandeling. Aan studeren denk ik voorlopig niet.’
Dinja de Vries: ‘Ik ben heel streng voor mezelf’
Dinja de Vries (26) is tweedejaars masterstudent Religie en Beleid. ‘In december vorig jaar merkte ik dat ik de druk om te presteren niet meer aankon. Het begon met het afzeggen van een belangrijke vergadering voor de Universitaire Studentenraad. Ik had er gewoon de kracht niet voor. En als ik dingen ga afzeggen, weet ik dat ik te ver ben gegaan. Ik studeer al heel lang, heb twee bachelors afgerond. Ook ben ik altijd actief geweest naast mijn studie: ik zat in het bestuur van onze studievereniging en van de culturele koepel op de campus; ik was fractievoorzitter van AKKUraatd en zat bij AKKU in twee commissies; ik had een bijbaantje en was dus lid van de studentenraad. Op een gegeven moment haalde ik nergens meer plezier uit. Ik kreeg weerstand tegen alles waar het woordje ‘moeten’ bij kwam kijken.
Alleen studeren is niet meer de maatstaf. Ik heb het idee dat het normaal is om altijd bezig te zijn. Het voelde alsof ik steeds maar door moest gaan. Als mijn agenda niet vol genoeg stond, vond ik dat ik niet genoeg mijn best deed. Ik ben heel streng voor mezelf. Door de combinatie van faalangst en perfectionisme heb ik snel het gevoel dat ik tekortschiet.
Het liefst zou ik een halfjaar op vakantie gaan, maar dat gaat niet want ik wil dit jaar echt afstuderen. Inmiddels voel ik minder druk om te presteren. Als mensen vragen hoe het met me is, zeg ik altijd: acceptabel. Ik leef, eet en heb genoeg goede vrienden om me heen. Daar probeer ik voldoening uit te halen. Wel zou ik graag meer genieten. Ik word gelukkig van koken en met vrienden bankhangen. Daar probeer ik meer ruimte voor te maken.’