‘Ik wil niet in De Telegraaf.’ Of toch?
Praat je een uur met een journalist over je onderzoek, zie je er maar twee zinnen van terug in een artikel. Hoe leuk is dat? Het college van bestuur wil dat wetenschappers hun stem laten horen in het maatschappelijk debat. Maar dat gaat niet altijd goed.
Als morgen een nieuwe jihadistische aanslag wordt gepleegd in Europa, staat de telefoon van antropoloog Martijn de Koning roodgloeiend. ‘Na de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs had ik een week lang elke dag tien journalisten te woord kunnen staan.’ Maar daar had De Koning, die onderzoek doet binnen de Nederlandse moslimgemeenschap, geen behoefte aan. ‘Ik weet op zo’n moment niets meer dan anderen. Wie zijn de aanslagplegers? Wat zijn hun motieven?’ De Koning gooit zijn armen in de lucht. ‘Ik heb mijn telefoon een paar dagen uitgezet.’
Normaal gesproken praat De Koning overigens graag met de pers. Elke week bellen er wel twee of drie journalisten. Sommigen zijn op zoek naar achtergrond, anderen willen een quote voor in het journaal. ‘Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid hen te woord te staan. Maar ik moet wel iets kunnen toevoegen vanuit mijn onderzoek. Ik wil niet alleen loze kreten slaken, niet meegaan in de waan van de dag.’
Journalisten van De Telegraaf of PowNed hoeven het echter niet te proberen. ‘Als ik een interview geef, wil ik de verslaggever kunnen vertrouwen. Af en toe moet je iets off the record kwijt kunnen. Ook wil ik van tevoren weten wat de teneur van het verhaal zal zijn. Staat me die niet aan, dan kan ik nog ‘nee’ zeggen’. Bij media als De Groene Amsterdammer en NRC is dat vertrouwen er. ‘Maar ook dan spreek ik het liefst met een redacteur die ik al ken.’ De Koning zegt dat zijn afwijzing van bepaalde media niets te maken heeft met minachting voor de lezer of kijker. ‘Het gaat mij erom dat ik niet word misleid.’
Via Twitter verzond De Koning inmiddels meer dan 44.000 tweets (eigen berichten en gedeelde berichten van anderen). ‘Soms denk ik: waar ben ik aan begonnen? Maar het is een goede manier om contact te onderhouden met de gemeenschappen die ik onderzoek: Nederlandse moslims.’ Toch heeft Twitter een keerzijde. Alles is openbaar. ‘Mensen bemoeien zich vaak met een conversatie. Helemaal als ik die voer met een Syriëganger. ‘Kijk die Martijn de Koning eens lekker keuvelen met terroristen’, dat soort dingen lees je dan.’
Dergelijke uitspraken zijn relatief onschuldig, maar soms gaat het verder. De Koning: ‘GeenStijl heeft eens opgeschreven dat in mijn proefschrift zou staan dat seksueel geweld tegen moslimmeisjes hun eigen schuld is, omdat het nu eenmaal onderdeel is van de Marokkaanse cultuur. Onzin natuurlijk, maar ik lees vervolgens wel een reactie van een Nijmeegse student dat die mij in de Refter wel even verrot zal slaan.’
Geen dagelijkse kost
Radicaliserende moslims en de opkomst van Islamitische Staat zijn hot topics, journalisten komen vaak bij De Koning uit. Maar het ene onderzoek is het andere niet. Simone van der Burg is filosoof in het Radboudumc en houdt zich bezig met ethische reflecties op medische innovaties. Geen dagelijkse kost voor de gemiddelde krantenlezer of televisiekijker. Toch was daar onlangs een telefoontje van een redacteur van ‘Witteman ontdekt’, het VARA-programma waarin Paul Witteman deskundigen de vraag stelt hoe er met behulp van kunstmatige materialen gesleuteld kan worden aan het menselijk lichaam. Van der Burg werd gevraagd aan te schuiven bij het gesprek met Radboud-chemicus Wilhelm Huck, die kunstmatige cellen probeert te maken. ‘De redactie wilde horen wat deze techniek in de verre toekomst allemaal kan betekenen. Het uitroeien van kanker werd bijvoorbeeld genoemd.’
Nogal voorbarig om daarover te spreken, vindt Van der Burg. ‘Ik heb al zo vaak gehoord dat we kanker kunnen stoppen, maar nog steeds sterven mensen aan deze ziekte. Als de techniek van Huck kankerpatiënten zal kunnen genezen, is dat pas in de verre toekomst. Wat heeft het voor zin hier nu over te speculeren?’
Van der Burg stelde de redactie voor het over een andere boeg te gooien. ‘Ik wilde iets vertellen over onze impuls om nieuwe medische technieken op te hemelen, terwijl daar vaak nog geen reden voor is.’ Maar daar zat ‘Witteman ontdekt’ niet op te wachten en er ging een streep door de naam Van der Burg.
Exemplarisch voor hoe de media omgaan met wetenschappers, vindt de filosoof. In haar optiek worden wetenschappers vaak gedwongen te praten over uiterst voorbarige toepassingen van onderzoek. Verander het onderwerp van gesprek eens naar de wenselijkheid van wetenschappelijke toepassingen. Is dit onderzoek wel relevant? Draagt de wetenschapper verantwoordelijkheid voor zijn uitvindingen en hoe deze gebruikt zullen worden? Dat voor zulke vragen geen ruimte in het publieke debat is, vindt Van der Burg een gemis.
Gaarne bereid
Zitten journalisten inderdaad niet te wachten op diepgaande discussies? Willen ze alleen hapklare brokken? Voor Cyril Rosman, journalist bij De Persdienst van de regionale Wegener-kranten, zijn er grofweg twee aanleidingen om een wetenschapper te bellen. ‘Eén: als die iets heeft onderzocht dat interessant is voor het grote publiek. Twee: als ik als journalist duiding zoek bij een nieuwsfeit.’
Dat laatste komt in Rosmans werk het meest voor: hij wil nieuws brengen in de krant en uitleggen wat er precies aan de hand is. ‘De eerste stap is om via Google een deskundige te zoeken. Heb je die te pakken, dan is het te hopen dat hij of zij meteen tijd heeft, want op een krantenredactie moet het vaak nú.’ Rosman wordt bijna nooit afgewimpeld. ‘Het komt nauwelijks voor dat een wetenschapper mij zonder goede reden niet te woord wil staan.’
Wetenschapsjournalist Marcel aan de Brugh van NRC Handelsblad zit vaker op de eerste lijn: niet de actualiteit, maar het onderzoek van de wetenschapper staat centraal. Hij krijgt bijna altijd positieve reacties op dergelijke interviewverzoeken. Welke wetenschapper wil niet vertellen over zijn levenswerk? Als Aan de Brugh schrijft over het wetenschaps- of universiteitsbeleid, stuit hij vaker op gevoeligheden. ‘Dan komen er woordvoerders bij kijken die uitspraken gaan afzwakken.’
Niet zo gek dat wetenschappers hun eigen onderzoek graag terugzien in NRC Handelsblad of de Volkskrant. Goede kans dat een van die kranten bij hen thuis op de mat valt. En bij hun bazen of collega’s. Maar dat wetenschappers huiverig zijn voor een krant als De Telegraaf is volgens René Steenhorst onzin. Hij is al 28 jaar medisch journalist voor de krant van wakker Nederland en heeft een breed netwerk van artsen en onderzoekers. ‘Zelden willen zij niet met mij praten.’
Zit de reputatie van zijn werkgever Steenhorst nooit in de weg? ‘Onderzoekers die zeggen dat zij neerkijken op De Telegraaf spreken alleen voor de bühne. Dat is mooispraak voor hun collega’s.’ Zelden, hooguit een keer per jaar, komt het voor dat een onderzoeker niet met Steenhorst wil praten. ‘Zij vinden het maar al te leuk om De Telegraaf te halen.’
Steenhorst probeert meestal het menselijke verhaal te vertellen, bijvoorbeeld over de impact van een operatie op een gezin. ‘Alles wat in het ziekenhuis gebeurt, heeft een menselijke kant.’ Soms krijgt De Telegraaf het verwijt in jip-en-janneketaal te schrijven. ‘Ieder zijn vak, en veel wetenschappers herkennen het vakwerk van de journalist wel. Maar er blijven altijd onderzoekers die vinden dat je op een andere manier over hun vakgebied moet schrijven. Alsof je van klassieke muziek popmuziek maakt.’
Dat wetenschappers hun telefoon opnemen als Steenhorst belt, is maar goed ook, vindt Steenhorst. De onderzoeker wordt betaald uit publieke middelen, dus hoe kan die het in zijn hoofd halen het publiek niet te woord te staan? Hij noemt het ‘kortzichtig en onnodig angstig’ dat antropoloog Martijn de Koning niet met Telegraaf-journalisten praat. ‘Waarschijnlijk haalt hij zijn sympathieën en antipathieën door elkaar. Hij zou door zijn baas ter verantwoording geroepen moeten worden.’ Slechte ervaringen met de krant zijn geen excuus, vindt Steenhorst.
Nieuwsverslaggever Cyril Rosman van de Wegener-kranten staat verder van de wetenschap af dan wetenschapsjournalist Marcel aan de Brugh en medisch journalist René Steenhorst. ‘Ook ik heb een netwerk binnen universiteiten, maar ik probeer niet altijd met dezelfde expert op de proppen te komen. Je wilt het liefste een nieuw, verfrissend geluid laten horen.’ Rosman heeft er geen moeite mee een geïnterviewde inzage te geven voor publicatie. ‘Maar alleen ter controle, of er geen onjuistheden in het verhaal staan. Het verhaal van de wetenschapper is soms ingedikt tot een of twee citaten. Die tikt dan nog wel eens wat zinnetjes bij, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling.’
Aan de Brugh herkent dat probleem. ‘De journalist wil een zo concreet mogelijk verhaal schrijven. De wetenschapper zoekt het vaker in de nuance. Soms heb ik een heel open gesprek met een onderzoeker gehad, maar draait diegene zijn uitspraken terug in het artikel. Of er staan tenenkrommende nuanceringen in. Kan heel irritant zijn. Maar we komen er altijd wel uit.’
Hermesdorf
Dat het college van bestuur van de Radboud Universiteit graag wil dat medewerkers in het maatschappelijk debat participeren, is geformuleerd in het Strategisch Plan 2015-2020. Om die wens kracht bij te zetten, reikt de universiteit de Hermesdorfprijzen uit aan wetenschappers die veelvuldig de (landelijke) media haalden met hun onderzoek. De lijst met prijswinnaars bestaat tot nu toe uit de gerenommeerde hoogleraren Bart Jacobs (digitale veiligheid), Angela Maas (cardiologie) en Hans de Kroon (plantenecologie).
Filosoof Simone van der Burg zal weinig kans maken zich in dit rijtje te scharen, aangezien niet veel journalisten haar weten te vinden. ‘Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn kennis niet doorgeef aan de maatschappij. Dat kan ook op een andere manier. Zo zit ik in een commissie die de overheid adviseert over milieurisico-aspecten van genetisch gemodificeerde organismen. Journalisten te woord staan? Graag, maar het moet wel passen. Ik ga geen toneelstukje opvoeren waarin de journalist hoort wat hij wil horen.’ / Annemarie Haverkamp en Mathijs Noij
How-to: zes tips van Vox
- Reageer snel op een interviewverzoek. Journalisten hebben bijna altijd haast. Een ‘sorry ik heb geen tijd’ is beter dan géén antwoord.
- Vraag wat de bedoeling is. Wat voor verhaal heeft de journalist in het hoofd?
- Vraag inzage, dat geeft rust. Respecteer de regel: alleen feitelijke onjuistheden corrigeren.
- Stuur een artikel nooit herschreven terug. Dit vindt de journalist zachtjes uitgedrukt niet leuk. Schrijven is namelijk zijn of haar professie, zoals wetenschap de expertise van de onderzoeker is. Heb je echt moeite met bepaalde tekstpassages, bel dan om uit te leggen waarom.
- Heb je zelf een verhaal in de aanbieding, bedenk dan welke doelgroep je wilt bereiken. NRC en de Volkskrant zijn niet altijd de beste podia. Die worden gelezen door een hoogopgeleid publiek. Lager opgeleide lezers kunnen minstens zo interessant zijn, bijvoorbeeld om (regionaal) draagvlak te creëren. Benader eens een regionale krant, omroep of website.
- Heb je iets baanbrekends ontdekt, bel dan altijd eerst Vox (024-3611892).
Dit artikel staat ook in Vox 7.