Wintertuin op de campus
Het Wintertuinfestival is gisteren van start gegaan op de campus. Joep aan den Boom, dichter en medewerker van Vox, was aanwezig, trad op en nam deel. Ans presenteert. Mijn tocht over het Wintertuinfestival op de campus begint in de Refter. Daar heeft ANS een klein podiumpje gebouwd (podiumpje, want het is slechts één pallet hoog; dit bedoel ik overigens niet denigrerend), waarop schrijvers, dichters en columnisten hun toetsenbordvruchten voordragen aan het publiek. Het is een beetje lastig luisteren zittend op een kartonnen doosje van 30 centimeter hoog (zeker wanneer je zelf 201 centimeter hoog bent), maar het gedicht Visagie van Tim Pardijs verzacht de pijn in mijn rug. Vandaag in de talkshow een doofstomme / die vraagt hoe rijk we ons voelen, maar / voor we daar over praten, is er de stoel voor / de spiegel, de lampen eromheen, ik laat me / leiden. [ … ] Een haar kriebelt in mijn neus, ik voel / een vraag opkomen als een niesbui, en met / onbedekt gezicht zie ik ‘m in de spiegel. Ook Elske van Lonkhyzen met haar korte verhaal Een Oogwenk haalt de spanning uit mijn rug. Ik heb eens gelezen dat boeddhistische monniken die zich tijdens het mediteren één voelen met het universum minder hersenactiviteit hebben in het gebied dat de verhouding tussen hun lichaam en de omgeving registreert. [ … ] De laatste keer dat ik me één voelde met het universum was met Oud en Nieuw. Ik had te veel goedkope champagne gedronken. Op weg naar huis struikelde ik over het opstapje van de bus. Met een droge mond, en mijn hart in mijn keel, luister ik naar Laura van de Vet. Door de zenuwen kan er bij mij alleen een gespannen lachje af, maar haar anekdotes over haar mede-schrijfcursisten zijn hilarisch. Het bewijs dat haatdragende gedachten niet altijd leiden tot extremisme, maar ook tot inspiratie. ‘Na les drie besloten ik en Thijs dan toch echt te stoppen met de cursus, ik was bang dat er ander de volgende keer in de Gelderlander zou staan ‘Drama in de Lindenberg: ‘mede-schrijfcursisten omgebracht om brute wijze door mede-schrijfcursisten’.’ Met het voornemen om nooit een schrijfcurus te volgen met Laura, beklim tot slot zelf het podium, en met nog een glimlach om mijn gespannen lippen, breek ik het ijs. Ik had gister een grapje bedacht, om het ijs te breken. Maar toen ik wat later ging eten bij wat vrienden van me, en het grapje aan hun voordroeg, lachte er niemand. Dus. (Het publiek lacht). Ijs gebroken. Ik begin.
Met de verhalen van Laura van der Vet nog in mijn achterhoofd schuif ik aan bij de Masterclass van Mark Boog. De ingetogen dichter en romanschrijver leidt ons in vijf stappen naar ons eigen gedicht. Een inspirerende en tegelijkertijd tenenkrommende ervaring. Met de opmerking “Een vliegtuig kan niet lopen” leert Mark Boog ons, dat de wereld in een gedicht moet kloppen, en de “Het huis van de liefde” drukt hij ons op het hart, dat zinnen in een gedicht toch echt een betekenis moeten hebben. We kiezen allemaal een ‘groot woord’, zoals ‘Dood’, ‘Liefde’, ‘Leegte’, of ‘Lijden’ en bouwen een verhaal. Het zijn woorden die normaal taboe zijn, maar doormiddel van 1-minuut-oefeningentjes, zoals ‘draai het om’ of ‘Liefde is…’ ontrafelen ze zich tot contrete tot Na in één van de oefeningen tot de zin Lijden is… Als je met je driewieler met 120 kilometer per uur / tegen een muur aan rijdt, en / er zonder kleerscheuren vanaf komt, maar / je bolletje ijs van je horentje is gevallen, besluit ik een kattebelletje van mijn moeder te gebruiken om te komen tot een gedicht. Het gaat over een waterijsje. Hoewel mijn grote woord ‘Lijden’ was, vraag ik mij af of het gedicht er nog iets mee te maken heeft. Maar gelukkig is dat volgens Mark Boog geen probleem. Als het maar loopt, zegt hij. Zonder dat het een vliegtuig is dan. / Joep aan den Boom