Zijn Chinese studenten wel echt het slimst?
Chinese studenten scoren al jaren hoog op internationale prestatielijstjes. Toch zijn ze niet overal beter in. Er is nog hoop voor Europese jongeren.
Chinese studenten zijn het slimst. Een beetje slimmer dan de Japanners en Koreanen, zeker slimmer dan de slimste Europeanen, en zelfs intellectueel superieur aan hun Amerikaanse collega’s. Dat is tenminste de conclusie die zich opdringt als je door de zogeheten PISA-rapporten bladert, publicaties van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die elke drie jaar de onderwijsprestaties wereldwijd vergelijkt.
In 2009 deed Shanghai voor het eerst mee aan het onderzoek, dat vijftienjarigen test op begrijpend lezen, wiskunde en natuurwetenschappen. De Chinezen eindigden prompt bovenaan, en drie jaar later weer. Ze overtroffen het beste Europese land, Finland, in elke categorie. Bij wiskunde presteerde Shanghai zelfs 20 procent beter dan het OESO-gemiddelde. Nederland zit al jaren in de middenmoot.
Yunting Liu (20) Uitwisselingsstudent Psychologie
‘In de bachelorfase, waarin ik nu zit, gaan Chinese studenten niet zo vaak naar het buitenland. Een goede stage in China is meer waard op je cv dan een semester in het buitenland. Bovendien is een buitenlandverblijf erg duur en vaak kunnen studiepunten niet overgezet worden naar China. Áls bachelorstudenten dan naar het buitenland gaan, kiezen ze meestal voor Amerika. Die universiteiten zijn bekender.
Je aanmelden voor een Europese universiteit is niet zo lastig, omdat ze minder populair zijn in China. Hiervóór was ik al twee keer in Europa geweest, en ik wist dat ik nog eens terug wilde keren. Wel naar een land dat ik nog niet kende – een van de redenen dat ik voor Nederland koos. Andere factoren waren dat de Nijmeegse universiteit veel vakken in het Engels aanbiedt en veel expertise heeft op het gebied van de neurowetenschappen. Op mijn eigen universiteit studeer ik psychologie, maar hier focus ik meer op kunstmatige intelligentie en neurowetenschappen.
Sommige vakken zijn heel uitdagend vanwege dit verschil, maar ik vind ze inhoudelijk zo leuk dat dat niet erg is. Mijn tijd in Nederland is eigenlijk een soort tussenjaar; tot nu toe geniet ik er erg van.’
Verloren generatie
Je zou bijna denken dat de huidige jonge Europeanen een verloren generatie vormen, intellectueel overvleugeld door hun Chinese leeftijdsgenoten. Maar wat zegt zo’n score op een educatieve ranglijst nu precies?
Niet zo gek veel, stelt Ard Lazonder gerust. Hij is hoogleraar Onderwijskunde aan de Radboud Universiteit. Het gestandaardiseerde onderwijs in China, met haar sterke focus op cognitieve ontwikkeling, maakt misschien dat studenten uitblinken in PISA-scores, zegt hij, maar dat gaat ten koste van andere dingen. ‘Denk aan soft skills, zoals teamwork en presentatietechnieken. Dat soort vaardigheden komt in het Chinese onderwijs weinig aan bod, terwijl Europese landen er juist veel nadruk op leggen.’
Innovatie
Ook creativiteit delft het onderspit, laten studies zien. Zo schreven Amerikaanse wetenschappers in 2012 in vakblad On the horizon dat het China maar moeilijk lukt innovatieve en creatieve ondernemers voort te brengen. Voor innovatie is het land sterk afhankelijk van studenten die hun opleiding volgen in westerse landen en vervolgens met nieuwe ideeën terugkeren. Zolang China het onderwijs niet rigoureus hervormt, schrijven de onderzoekers, is het onwaarschijnlijk dat het land ooit het op innovatie gerichte hogeronderwijssysteem zal krijgen waar het van droomt.
Jingmeng Cui(22) Student researchmaster Behavioral Sciences
‘Ik heb een dubbele bachelor gedaan aan Peking University in China en ben afgestudeerd in scheikunde en psychologie. Omdat ik een onderzoeksmaster psychologie wilde volgen, besloot ik naar het buitenland te gaan. Chinese universiteiten hebben namelijk betere onderzoeksprogramma’s voor natuurwetenschap dan voor sociale wetenschappen. Zo kwam ik terecht bij de master Behavioral Sciences aan de Radboud Universiteit.
De keuze voor Nederland maakte ik op grond van enerzijds de onderwijskwaliteit en anderzijds praktische factoren. Mijn vertrek naar Nijmegen vroeg veel administratieve voorbereiding, dat was zeker niet gemakkelijk. Maar het was minder complex om een aanmelding en visum te regelen voor een Nederlandse universiteit, dan voor een van de Amerikaanse met masters van gelijk niveau. De vakken die ik nu heb, zijn goed te doen.
Ik moet wel meer zelfstandig lezen dan ik vanuit mijn bachelor gewend was. Ook duurde het even voor ik gewend was aan het vele Engels dat we moeten spreken voor de klas. En het puntensysteem is strenger. Een student die hoger dan een negen haalt, is hier een zeldzaamheid.’
Extreme focus
Maar toch. Zijn de torenhoge PISA-scores van China echt alléén het gevolg van de extreme focus in de klas op het oefenen van specifieke toetsen en meerkeuzevragen? Nee, zegt columnist Thomas Friedman van The New York Times. In een opiniestuk uit 2013 in die krant zegt hij dat het succes van Shanghai ook een andere reden heeft: de consistente en systematische manier waarop Chinese docenten hun onderwijsvaardigheden verbeteren. Zij besteden bijvoorbeeld veel meer tijd aan het plannen van lessen dan hun Amerikaanse collega’s. Mede door die professionele investering transformeerde het niveau van de middelbare scholen in Shanghai van ‘gemiddeld’ in de vroege jaren 2000 naar ‘van wereldklasse’ vandaag de dag, aldus Friedman.
De vraag of Chinese studenten echt slimmer zijn valt dus niet zo makkelijk te beantwoorden. Maar het doembeeld dat Europese jongeren cognitief onderdoen voor Chinese scholieren en studenten behoeft zeker nuancering.
Jiaqi Wang (24) masterstudent Biologie
‘Ik ben naar Nederland gekomen omdat mijn vriendje Nederlands is. We hebben elkaar ontmoet tijdens een eerdere uitwisseling in Lyon, daarna kregen we een langeafstandsrelatie.
Ik besloot toen naar Nederland te komen voor mijn master, en specifiek naar Nijmegen omdat de Radboud Universiteit een heel interessante specialisatie heeft, Water en Milieu. In China volgde ik een bachelor Water Supply and Wastewater Engineering, die best verschilde van wat ik nu doe.
Er zijn grote verschillen tussen het systeem in Nederland en in China. De interactie tussen studenten en docenten bijvoorbeeld – Nederlandse docenten moedigen interactie aan en zijn heel open; in China is de hiërarchie juist heel strikt. Nederland focust ook veel meer op groepswerk. En hoewel het begrip van de studiestof in China ook belangrijk is, legt het Nederlandse systeem daar sterk de nadruk op.
Tot nu toe vind ik mijn master niet zo moeilijk, dat komt denk ik vooral door de grote interesse ik ervoor heb. Ik weet niet of je Chinese studenten slimmer kunt noemen, maar ik heb soms wel het idee dat ze harder werken.’
HK schreef op 8 januari 2020 om 09:53
Ik zie verwijzing naar PISA 2009 en 2012, quotes uit artikelen uit 2012 en 2013?
En dit artikel is wel in 2020 gepubliceerd.
Is het een oud artikel? Wat zijn de recente gegevens? Wat kan ik er NU mee?
Antonia Leise schreef op 8 januari 2020 om 14:19
Hello HK,
No, this is not an old article, it was, however, first published in late 2019 (in the recent VOX ’Reis naar het brein’) and only now published online.
I chose to comment on the PISA studies from 2009 and 2012 and include opinion pieces from 2013, because the subjects of those studies and the following public discussion are now the people obtaining their Bachelor and Master degrees and entering the workforce. So the students interviewed about their experience studying in the Netherlands NOW are roughly the generation that was excelling in the studies in 2009 and 2012.
Those years additionally marked a turning point in the way China’s education system was internationally perceived (especially with Shanghai entering the study in 2009 — Shanghai, additionally, did not continue to participate in the most recent PISA studies which was also one of the reasons why I did not further include them in this article).
The main point of this piece was to give a sort of (recent) ‘historic’ insight where the perception of China’s education system being superior was first put into numbers (and triggered the public interest), while including recent experiences of the students from ’then.’ So how are the ’super’students now perceiving university (in China and the Netherlands)? And, another question that the ’historic’ insight of the background article was also supposed to raise, were there ’super’students in the first place?
There is obviously much more to say about developments that took place in the decades before the first PISA study was even thought of and also quite a lot about the years after the PISA studies mentioned. But that is such a complex education-political issue that its scope goes far beyond the topics that I could touch on with this article.
I hope that this sufficiently answers your questions.
Best,
Antonia Leise