Zomerinterview (1): Terug naar Leuvenheim met Ap Dijksterhuis

08 jun 2020

De debuutroman van hoogleraar Ap Dijksterhuis speelt zich af in het Leuvenheim van de jaren tachtig. Hier werd hij voor het eerst verliefd op een meisje en rookte hij zijn eerste jointjes. Maar in het kleine dorp speelde zich ook een schimmige geschiedenis af. ‘Ik vind het nog altijd niet prettig om langs mijn ouderlijk huis te lopen.’

Vijf straten. Groter is het dorp niet waar Ap Dijksterhuis (1968) in de jaren tachtig opgroeide en dat als decor fungeert in zijn debuutroman Bart.

Het verhaal speelt zich af in 1982. De puberende personages luisteren naar de muziek van The Cure, The Ramones en The Clash en lezen Goethe, Lucebert en Raymond Carver. Voor de rest doen ze wat pubers doen: dromen, verliefd zijn en joints roken op het pleintje van de lagere school.

In het boek volgen we de vijftienjarige Bart, die net naar het dorp is verhuisd, door de ogen van de twee jaar oudere Len. De jongens worden bevriend met elkaar, luisteren samen naar muziek, graven een bunker uit en leiden een zorgeloos leven, tot Bart zichzelf in een verliefdheid verliest.

Savannegedrag

Hoogleraar Dijksterhuis, bekend als sociaal psycholoog, spreker en auteur van populairwetenschappelijke boeken, schreef Bart vooral in de ochtenduren. ‘Het heeft een tijdje geduurd eer ik het zelfvertrouwen en de kennis had om aan een roman te beginnen’, zegt hij wanneer we door het dorpje lopen dat in het oosten wordt begrensd door de uiterwaarden van de IJssel en aan de andere kant door enkele bossen en een kasteel.

‘Je kunt je nergens aan vasthouden. Tijdens het schrijven had ik soms het idee dat ik geblinddoekt op een paard zat zonder te weten waar ik zou uitkomen. Het decor van Bart is autobiografisch, maar de personages zijn grotendeels verzonnen.’

Foto: Erik van ’t Hullenaar

De eigenheid van Leuvenheim is moeilijk te omschrijven, zegt Dijksterhuis. ‘Het hoort niet echt bij de Achterhoek, maar ook niet bij de streng-christelijke families van de Veluwe. Het is een klein PvdA-dorp met 600 à 700 inwoners, de meeste mensen kennen elkaar. In al die jaren zijn er amper huizen bij gekomen.’

In januari was de psycholoog met de baard en de lange haren voor het laatst ter plekke om een aantal dingen voor zijn roman te checken, maar de laatste twintig jaar kwam hij amper in Leuvenheim. Op mijn achttiende ben ik uit het dorp vertrokken, mijn moeder bleef hier wonen tot haar dood in 2000. Broers, zussen en een vader heb ik niet.’

In het boek wordt Leuvenheim ‘ons slaperige dorp’ genoemd. Inwoners lijden aan ‘savannegedrag’: als één gezin iets nieuws heeft ontdekt, wordt het door de andere gezinnen meteen geïmiteerd.

‘Dat heb ik zo ervaren. Dan ging iedereen plots makreel eten of Risk spelen, of lieten alle gezinnen een bijkeuken bouwen. Op televisie waren maar twee zenders, waardoor het logisch was dat je ’s avonds nog iets ging doen met elkaar. Dat is een heldere herinnering: mensen trokken zich nog veel van elkaar aan.’

Het touwtje hing uit de brievenbus?

(knikt) ‘Je liep altijd achterom bij mensen naar binnen.’

De verteller signaleert een tegenstelling tussen de mensen die al lang in het dorp wonen en de ‘import’.

‘In onze tijd was het 50-50 en dat is waarschijnlijk nog steeds zo. De ene helft van de gezinnen woonde al vijf generaties in Leuvenheim, sprak dialect en reed op brommers, de rest sprak Nederlands en reed in auto’s. Het is wat gechargeerd, maar in grote mate klopt het wel.’

Tot welk deel behoorden jullie?

‘Mijn moeder kwam oorspronkelijk uit Zeist, maar heeft op verschillende plekken in het westen gewoond. De meeste import kwam van verder – soms zelfs van Amsterdam. Veel mensen zagen Leuvenheim als een rustige, veilige en aantrekkelijke plek om te wonen. Dankzij de doorgaande weg waren ze snel op hun werk in Arnhem, Zutphen of Apeldoorn.’

Had je een publiek voor ogen tijdens het schrijven van dit boek?

‘Toen ik begon met schrijven, waren Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer en Otmars Zonen van Peter Buwalda net verschenen: dikke pillen met behoorlijk wat verhaallijnen. Ik nam me voor om verstandig te zijn en met een dun boek te beginnen: één verhaal zonder zijwegen.’

‘Er wordt vaak geklaagd dat jongeren niet meer lezen. Dat zie ik ook bij mijn zoon die psychologie studeert in Nijmegen: een intelligente jongen, maar hij leest minder dan wij vroeger. Mijn boek moest aansluiten bij de leefwereld van jongeren van vijftien tot zeventien jaar oud. Je kan het in twee à drie uur lezen, de duur van een film.’

Foto: Erik van ’t Hullenaar

Hoe zou je de vriendschap tussen Bart en Len, de hoofdpersonages in het boek, omschrijven?

‘Als slimme jongens in het dorp zijn ze een beetje op elkaar aangewezen. Dat is vooral heel belangrijk voor Len, die uit een sluimertoestand wordt gehaald door Bart: de jongen die naast hem komt wonen en tot de verbeelding spreekt omdat hij erg intelligent en nergens bang voor is.’

Ben jij zelf ooit iemand tegengekomen die dat effect op jou had?

‘In mildere vorm wel: iemand die even wat peper in je reet stopt waardoor je weer wat nieuwe dingen gaat ondernemen. Maar niet in het dorp. Was dat maar gebeurd (lacht).’

Om zijn verliefdheid te beschrijven, citeert Bart uit Die Leiden des jungen Werthers van Goethe. ‘Ik zie haar vandaag! (…) En voor de rest van de dag heb ik verder geen wensen. Alles, alles verzinkt bij dat vooruitzicht.’

‘Die paar keer dat ik verliefd was op jongere leeftijd, vond ik dat echt een overweldigende ervaring. Het was leuk en griezelig, maar je weet bij dat soort dingen nooit hoe het bij anderen gaat. Ik had altijd het gevoel dat het me compleet in de war stuurde. Dat gebeurt in het boek ook bij Bart. Hij weet dat hij verliefd is, maar hij kan er niet veel aan doen. Zo gaat het vaak bij mensen die gepassioneerd zijn aangelegd. Een verliefdheid kan je leven enorm beïnvloeden.’

Hebben pubers daar meer last van dan volwassenen?

‘Als puber vergroot je dingen uit. En in het boek gebeurt dat bij iemand die dat in de overtreffende trap doet. In mijn geval konden verliefdheden me wel flink in de war brengen.

‘Ik werd er vaak uitgestuurd op school’

‘Ik stond bekend als een slim jongetje maar ik was ook heel moeilijk op school, ik werd er vaak uitgestuurd. Ik was onrustig en had zware aandachtsstoornissen, maar in die tijd bestonden de diagnoses van ADD en ADHD nog niet. Ik had ook wel die hopeloos romantische kant van Goethe, maar ik was niet iemand waar iedereen automatisch achterna liep.’

Je staat bij veel mensen bekend als de geluksprofessor. Was je hier gelukkig?

‘Ik was hier behoorlijk gelukkig. De puberteit was niet altijd makkelijk, maar voor wie wel? Zeker tot je veertiende is dit een hele fijne en veilige omgeving. We waren best arm maar ik kwam niets tekort. Ook aan de middelbare school in Zutphen en de optredens van TC Matic en andere groepjes in het open jongerencentrum in Brummen heb ik goede herinneringen. Alleen bleef ik maar zakken voor het eindexamen. Als je achttien jaar bent, dan moet je hier een keer weg. Dat duurde bij mij iets te lang.’

Wist je toen al: ik ga naar de grote stad?

‘Er is niets mis met Leuvenheim. Maar bijna iedereen die in Zutphen op het vwo zit, weet dat hij na de middelbare school naar Nijmegen, Utrecht of Amsterdam trekt. Ik koos voor Nijmegen omdat ik verliefd was op een meisje dat daar woonde.’

Blikken trommel

In een rustige straat, wat verder van de drukke baan die het dorp in twee splijt, lopen we langs het huis waar Dijksterhuis is opgegroeid. ‘Verkocht’ staat op een bordje in de voortuin. ‘We komen net te laat’, zegt hij met een milde ironische toon. Als de fotograaf hem vraagt om even te poseren, doet hij dat liever op een andere plek.

‘Ik vind het nog steeds niet zo prettig om langs dat huis te lopen. De tuin ziet er anders uit, de haag staat veel hoger dan vroeger. Het geeft een raar gevoel.’

Hoe komt dat?

‘Misschien omdat het behoorlijk veranderd is. En omdat ik het zo sterk associeer met mijn eigen jeugd en mijn moeder. Dat geeft het gevoel dat er iets niet klopt. Het is bijna een soort inbreuk.’

Foto: Erik van ’t Hullenaar

‘Ik heb geen vader’, zei je aan het begin van dit gesprek.

‘Het is een beetje ingewikkeld. Ik weet niet wie mijn biologische vader is. De man die ik beschouw als mijn vader en wiens achternaam ik heb, is overleden toen ik drie was. Pas toen ik een jaar of twaalf was, heeft mijn moeder verteld dat hij niet mijn echte vader was.’

Ben je ooit naar je biologische vader op zoek gegaan?

‘Heel lang dacht ik: het is dan maar zo. Pas toen mijn moeder overleed, veranderde dat. Maar nu kan ik hem niet zo makkelijk meer vinden, ik weet eigenlijk nog steeds niet of ik dat wil. Het is een beetje een mistige geschiedenis, ik denk er wel eens over na.’

‘Het verandert niet veel aan wie ik ben, was lang mijn idee. Mijn biologische vader weet dat ik er ben, heeft mijn moeder wel eens gezegd. Zeker toen ik een zoon kreeg, vond ik dat het zijn verantwoordelijkheid was om hier iets mee te doen. Maar hij zal zijn redenen wel hebben om dat niet te doen.’

‘In de kelder vond ik laatst een blikken trommel met foto’s en andere spullen van mijn moeder. Toen ik die doorploegde, kwam ik dingen tegen die een aanwijzing zouden kunnen zijn.’

(Aarzelt even) ‘De man die ik als mijn vader beschouw, is ook niet zomaar om het leven gekomen. Hij is vermoord.’

Heftig.

‘Ja, dat is een vaag verhaal. Hij was homoseksueel en om die reden was hij niet meer getrouwd met mijn moeder. Hij had een man mee naar huis genomen en die heeft hem met heel veel messteken om het leven gebracht. Wat er tussen die twee is gebeurd, is niet zo duidelijk. Die man is in paniek geraakt en mijn vader kon het niet navertellen.’

Wat deed dat met jou?

‘Ik was drie jaar oud en heb dat niet echt meegekregen. In die tijd logeerde ik veel bij mijn opa en oma, want mijn moeder was er natuurlijk kapot van. Hoewel ze niet meer samenwoonden, had ze nog een goeie band met hem.’

Onlangs heb ik al die rechtbankverslagen zitten lezen, in een rustig tempo. Als ik er twee dagen mee bezig was geweest, was ik kapot. Zoiets moet je langzaam doen.’

Wel mooi materiaal voor een schrijver.

‘Dat is het ook. Maar ik merk dat het zwaar is. Tijdens het lezen van de verslagen kreeg ik last van stress en fysieke reacties. Toen ben ik begonnen aan een nieuwe roman, waarvan nu de eerste versie min of meer klaar is. Die gaat alleen maar over liefde, wellicht als reactie op alle ellende. Maar misschien zit hier ooit wel een boek in.’

Whisky

We lopen door de uiterwaarden in de richting van de IJssel. Toen lang geleden het water tussen de winter- en de zomerdijk na een overstroming langzaam terugtrok, redde Dijksterhuis hier samen met vijf vrienden honderden vissen van een gewisse uitdrogingsdood – voor die heldendaad werden ze later bij de burgemeester ontvangen.

Naast wetenschapper is Dijksterhuis vooral bekend als schrijver van populairwetenschappelijke boeken. Van Het Slimme Onbewuste, over waarom nadenken vaak niet helpt bij het nemen van beslissingen, verkocht hij meer dan 100.000 exemplaren. Toen tijdens de coronacrisis bleek dat verre reizen er dit jaar wellicht niet in zouden zitten, moest Dijksterhuis plots weer interviews geven over Wegwee, een reisboek dat zich in dertien landen afspeelt en de idee bevat dat reizen gelukkig maakt. Ook over geld, geluk, wijn en whisky schreef hij boeken.

Maar Dijksterhuis heeft ook tal van ondernemingen opgericht. Tegenwoordig is hij vooral druk met Happiness Lab, een onderneming die bedrijven helpt met groeien op een verantwoorde manier, waarbij het welzijn en geluk van werknemers centraal staat. ‘Tot nog toe hebben we opvallend weinig last van de crisis’, zegt hij met enige trots.

Onderzoeken, schrijven, spreken, ondernemen: waar wil je de komende jaren op inzetten?

‘Ik vind schrijven het allerleukste, samen met ondernemen. Op wetenschappelijk vlak heb ik niet zoveel ambities meer.’

Wil je tot je pensioen aan de Radboud Universiteit verbonden blijven?

‘Misschien met een piepkleine aanstelling, maar ik denk het niet. De wetenschap zelf is heel mooi, maar ik ben een beetje klaar met de universiteit als instituut. Voor mensen met een grote behoefte aan vrijheid en autonomie is het geen ideale werkomgeving.’

‘Ik denk niet dat ik tot mijn pensioen aan de Radboud Universiteit blijf’

Wat stoort jou dan aan de universiteit?

‘Zowel qua onderwijs als onderzoek zijn er veel procedures bijgekomen, allerlei zaken waarover je verantwoording moet afleggen. Die zijn wat mij betreft voor een groot deel overbodig. Vroeger was er meer ruimte voor creativiteit. Ik vind het nog altijd leuk om wetenschappelijke artikelen te lezen en na te denken over boeken en alle kennis op een rijtje te zetten, maar ik hoef zelf niet meer dat onderzoek te doen.’

Is er te weinig waardering aan de universiteit voor wat jij doet?

‘Dat interesseert me niet zoveel. Er is op de universiteit inderdaad niet enorm veel waardering voor de boeken die ik schrijf, maar de collega’s zijn me altijd goed gezind geweest.’

Heeft dat te maken met de crisis in de sociale psychologie?

‘Nou, dat valt wel mee. Met de fraude van Diederik Stapel hebben we tien jaar geleden een flinke tik gekregen, maar we zijn best een succesvol gebied. We laten ons alleen te vaak de kaas van het brood eten door gedragseconomen en communicatiewetenschappers die subsidie binnenhalen met ideeën die wij vijftien jaar geleden al hadden.’

‘In de jaren negentig werd neergekeken op populairwetenschappelijke boeken, dat is al lang niet meer zo. In tijden van valorisatie zien mensen dat het wel belangrijk is. Maar wat de collega’s ervan vinden, is niet zo relevant. Mensen die mijn boeken kopen, moeten ze waarderen.’

Loopfietsje

De trip down memory lane zit er bijna op. Dijksterhuis neemt ons nog even mee naar het schoolplein van Leuvenheim. ‘We kwamen hier vaak samen: eerst om te voetballen, later om te blowen – door de jaren veranderden de prioriteiten (lacht).’

Foto: Erik van ’t Hullenaar

Wanneer hij een laatste keer voor een foto poseert, komt een vrouw aangelopen. ‘Ik wil niet heel vervelend doen, heren’, roept ze, ‘maar wegens corona moeten jullie achter het rode lint staan.’ In haar kielzog vragen enkele nieuwsgierige kleuters op een loopfietsje zich af wat die vreemde man op hun schoolplein komt doen.

‘Ik heb hier veertig jaar geleden ook op school gezeten’, zegt Dijksterhuis tegen hen. ‘Daag!’

Voelde je je vanmiddag thuis in Leuvenheim, of eerder een outsider?

‘Gek genoeg allebei. Ik voel me thuis omdat ik allerlei nostalgische gevoelens heb. Maar als ik de mensen hier zie, voel ik me een outsider. Dat is ook niet zo gek: in zo’n dorp kent iedereen elkaar. Als ze jou niet kennen, dan hoor je er niet bij.’

5 reacties

  1. Mieke Hennevelt-v Essen schreef op 9 juni 2020 om 18:40

    Ik kwam als 7 jarig meisje uit Amsterdam in Leuvenheim wonen. Mijn vader had werk in Zutphen. Vreemde eend in de bijt. Fijne jeugd maar met gierende banden in 1975 ,ik was toen 18 terug naar Amsterdam.

  2. Lies Harleman schreef op 10 juni 2020 om 18:08

    Geboren in Groningen, vertrok ik voor een stage in 1966 naar Apeldoorn. Bleef daar hangen kreeg verkering, trouwde in 1970 en ging in Brummen wonen. In 1990 verhuisde ik met mijn gezin naar Leuvenheim. Zat met een half jaar in het bestuur van Leuvenheims Belang en werd na 7 jaar voorzitter van die club. Woon intussen dus al 30 jaar met veel plezier in dit dorp, waar ik al 29 jaar redactie voer over het welbekende Leuvenheimse contactblad ‘Van Schans tot Wildbaan’. Als er een is die als buitenstaander het dorp en zijn bewoners kent, ben ik het wel. Dit interview vind ik dan ook zeker de moeite waard om mijn dorpsgenoten hierop te attenderen. En het boek Bart ga ik zeker kopen bij de Primera in Brummen

  3. Truus ten dam schreef op 16 juli 2020 om 20:27

    Ben in Zutphen geboren, voor de liefde naar LEUVENHEIM in1962gekomen heb 3zonen gekregen een lekker ondeugend stel, mijn man was slager altijd met veel plezier gewoond 31 jaar, daarna naar Brummen verhuist waar ik nu nog woon.morgen ga ik dat boek kopen

  4. Elia Jansen schreef op 1 augustus 2020 om 18:47

    Zus van Edwin Jansen,
    Vroeger was je regelmatig met mijn broertje, wat jullie uitspookte…. Ikheb geen idee… Zie jou nog wel voor mij met de opvallende kleding die je droeg. Nu ook al een aantal jaren Leuvenheim uit. Leuk om mijn moeder en broertje te bezoeken maar niet meer om te wonen!

  5. Wouter Weistra schreef op 1 juli 2023 om 11:52

    Beste Ap, ik werd geraakt door het verhaal over je vader,cq naamgever.
    Jan was een neef van mijn vader, en ik heb hem ook twee keer ontmoet.
    Eerste keer op terugreis met oom en tante en mn neef, hebben toen overnacht bij Jan en Wesseline( weet niet precies hoe die heette)
    Ze woonden toen in Dieren, hadden een witte schommelstoel.
    Tweede keer ben ik met mn vader bij hem geweest,
    Hij was toen gescheiden en woonde toen in Ellecom of de Steeg.
    Dat hij vermoord was weet ik nog goed, we waren daar allemaal door van streek.
    Het toeval wil dat ik nu zelf in Zutphen woon, vanuit Brabants dorp.
    Zijn moeder en mijn opoe waren zussen.
    Wilde dit gewoon even vertellen.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!