Zomerinterview (3): Gijs Jolink van de Zwarte Cross
Vrijdag begint de Zwarte Cross. Mede-organisator Gijs Jolink (44) studeerde ooit in Nijmegen. ‘En nu?’ vroeg zijn begeleider toen hij in 1997 afstudeerde bij Managementwetenschappen. ‘Nu ga ik in een rockband spelen.’
Genesis was een obscuur Nijmeegs keldercafé. De Jovinks gaven er een optreden. Type ‘contract op bierviltje’. ‘Het was er zo laag dat onze gitarist met zijn hoofd in de ventilator kwam. Dikke streep bloed op de muur. Hij moest ’s nachts naar het ziekenhuis. Met z’n drieën speelden we door tot hij terugkwam. Kop in het verband. Ik zeg ‘hé jongen, doe je het weer?’ Jaja, het ging wel. Hij mocht alleen geen bier meer. Ik weet nog dat hij zei: ‘doe mij maar een whisky’.’
Gijs Jolink grinnikt. Haha, zo ging dat. Het moet ergens midden jaren negentig geweest zijn. Met de band De Jovinks speelde hij in die tijd wel op meer duistere plekken. In zijn ruime kantoor op een industrieterrein in het Gelderse Hengelo – tussen een bedrijfspand van John Deere en een begraafplaats in – zet hij de airco aan. De gammele-ventilator-tijd ligt achter hem. Interviews geeft hij eigenlijk nooit. ‘Want het gaat niet om mij.’ Als het al ergens om gaat, is het de band of de Zwarte Cross. Maar aan Nijmegen koestert hij warme herinneringen, er hing een goeie creatieve vibe. Dus maakt de inmiddels 44-jarige rockmuzikant en festivalorganisator voor Vox een uitzondering.
Als student woonde hij boven ’t Stuupke (later Bascafé) aan de In de Betouwstraat, vertelt hij bij het gesnor van de airconditioner. Ook al zo’n vage tent. Er kwamen Engelse arbeiders die werkten voor Duitse koppelbazen. Ze dronken veel bier. In de grond zat een luik naar een kelder. Daar kon je clandestien gokken. Later verhuisde hij naar de Willemsweg, toen door naar de Graafseweg. ‘Ik heb het erg leuk gehad. Supertof.’
Het woord ‘tof’ valt vaak. Gijs Jolink is hartelijk. Geïnteresseerd. Stelt na bijna elke vraag een wedervraag: ‘En jij?’ We delen onze Achterhoekse wortels (zijn vader Bennie Jolink, frontman van dialectband Normaal, werd onder meer bekend met het nummer Vrouw Haverkamp, dat in vroeger jaren een hit was op het platteland). Net als ik, sprak Jolink thuis geen dialect. ABN was beter. Daar kwam je verder mee, was de gedachte. Jolink: ‘Ik leerde toch dialect, van vriendjes. Nu spreek ik het met mijn vader. Ik vind het een verrijking.’ Net als Normaal, zingen de Jovinks (voluit: Jovink & the Voederbietels) in het Achterhoeks. Brommers kieken is een van hun bekendste nummers. ‘Als we niet oppassen, is de streektaal binnen een paar generaties verdwenen. Daarom vind ik het leuk om er aandacht aan te besteden.’
En dus leert hij zijn twee kinderen ook plat te proaten. En dus werkte Jolink mee aan een kinderboek in het dialect. Zijn vriendin doet van alles in Hummelo, het dorp waar hij opgroeide en nu weer woont. Cultuur, muziek, theater. ‘In het Achterhoeks. Ze komt hier vandaan, maar sprak de taal niet. Ze heeft het snel geleerd. Zo moeilijk is het niet. Elke lange ij wordt een ie en elke ui wordt uu.’
Cafeïnetabletten
In Nijmegen studeerde Gijs Jolink managementwetenschappen. Hij had er toen al een hbo-studie facility management in Deventer op zitten. ‘Ik heb school nooit zo heel interessant gevonden, was een middelmatige leerling. Het vuur ging bij mij nooit echt branden. Maar op de universiteit begon ik zowaar ergens enthousiasme voor te krijgen. Niet voor bestuurskunde, maar voor het academisch denken.’ De methodologie sprak hem aan. De argumentatie: ‘Iets is waar tot het tegendeel is bewezen. Daar heb ik nog steeds wat aan. Dat je in een discussie dingen als een drogreden herkent en kunt zeggen ‘hé, drogreden, kan niet, fout!’’
Hij had wel wat pepmiddelen nodig om de studie door te komen. Cafeïnetabletten die hem de hele nacht wakker hielden. ‘In de weken tot de tentamens deed ik eigenlijk vrij weinig aan mijn studie. Feitelijk waren we al ondernemer, want we organiseerden evenementen en hadden de band. Vaak traden we drie keer in de week op en in het weekend ook. Kwam er een deadline dan dacht ik ‘wow fuck ik moet dat boek nog leren’. Snel naar de copyshop om dat ding te kopiëren. Maar ik heb het gehaald.’
Het gekke is dat hij er nu op terugkijkt als een heel relaxte periode. Ook al werkte hij tussen de colleges en optredens door ook nog in de fabriek of als vuilnisman om geld te verdienen. ‘Toen dacht je dat je druk was.’ Haha. Weer een grinnik achter de wilde baardharen van Jolink.
Luxeprobleem
‘En, wat ga je nu doen?’ vroeg zijn begeleider Henri Goverde hem bij zijn afstuderen. ‘Nu ga ik in een rockband spelen’, luidde het antwoord. Gijs Jolink weet nog dat de professor sip keek. Zo van ‘oh jongen wat jammer’. Er waren er wel meer die hem zijn loopbaankeuze met klem afraadden. Maar Jolink deed het toch en kreeg er nooit spijt van. Hij verhuisde terug naar Hummelo, van waaruit hij meer dan vijftien jaar met de Jovinks door het land toerde. Overal waar de Achterhoekers kwamen, bouwden ze een mooi feestje. Ze zongen geinige teksten, droegen komische jaren-zeventig-kostuums. Ook meegenomen: ze maakten goed geld. De Zwarte Cross en het organiseren van andere evenementen deden ze ernaast. Soms konden ze zó door: van het podium naar het kantoor in Hengelo, waar de ochtendnevel al boven de weilanden hing. ‘Maar op een gegeven moment groeiden de evenementen harder dan de band en hadden we het luxeprobleem dat we konden kiezen.’
In 2007 gaven de Jovinks een persconferentie, vanachter een tafel met een kleedje erop. Voorman Gijs Jolink bekende dat hij een nervous breakdown had gehad. Een woord dat hij tot zijn bezoek aan de dokter niet eens kende. Hij had last van astma – niet handig in rokerige concertzalen – en de pezen in zijn handen deden raar. Ofwel: stoppen met de band was een stuk gezonder dan doorgaan. Best een heftige keuze. De band had veel trouwe fans. ‘Maar ik zag ook kansen. Je kunt nog wel twintig jaar optreden, maar dat is minder vernieuwend dan het roer helemaal omgooien.’
Overigens stopte de band niet volledig. Nog een paar keer per jaar rocken de Jovinks, veelal op de festivals die ze zelf organiseren. Traditiegetrouw openen ze ook dit jaar
de Zwarte Cross, die vanwege de focus van de jongens is uitgegroeid tot een van de grootste evenementen van Nederland – vorig jaar kwamen er 185.000 bezoekers.
Met alles wat je doet, probeer je het suffe imago van de Achterhoek op te vijzelen.
Jolink veert op uit zijn stoel. ‘Ja, dat doe ik. Met festivals als de Zwarte Cross en Mañana Mañana (klein evenement in de Hummelose natuur, AH) kunnen we laten zien dat de Achterhoek meer cultuur heeft dan Normaal en klompendansen. Dus. Ik kan niet vaak genoeg zeggen: kom met eigen ogen zien hoe tof ’t hier is.’
Het programma van de Zwarte Cross verandert steeds. Er is zelfs klassieke muziek. Het beeld van zoepen en bier gooien ga je bewust te lijf?
‘Nou ja, ik ben niet expliciet bezig met het veranderen van dat imago. Wat ik wel doe: laten zien wat de Zwarte Cross wel en niet is. Veel mensen die het festival niet kennen, hebben er een ander beeld bij dan de mensen die wel geweest zijn. Ze weten bijvoorbeeld niet dat er 27 podia zijn, dat er elk jaar bijna achthonderd verschillende theaterartiesten optreden, dat we een van de grootste en coolste reggaefestivals van Nederland zijn en dat er elk jaar programma-onderdelen bij komen die je niet zo snel verwacht. Het leuke is dat je combinaties krijgt die heel uniek zijn – zoals motorcross en poëzie.’
Een Nijmeegse hoogleraar zou zich ook thuis voelen op het festival?
‘Jazeker. We hebben zelfs een Universitent waar we wetenschap bezigen. Het idee erachter is dat we wetenschappers aan het woord willen laten over hoe cool ze hun vakgebied vinden en wat de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek is. Daarmee kunnen de we kloof tussen wetenschap en de maatschappij verkleinen. We hebben Leon Wecke (overleden in juni 2015, AH) ook eens gevraagd voor een optreden in de theaterweide. Ik had zelf les van hem gehad – polemologie – en vond hem ontzettend goed. Die moeten we hebben, dacht ik. Dit jaar staat sociaal psycholoog Daniël Wigboldus op het programma. Hij geeft het college Bun i’j wel openminded? De Zwarte Cross is meer dan modder en bier en boeren.’
Jullie doen alles zelf in Hummelo. Van programmering tot muntenverkoop.
‘Zo hebben we het altijd gedaan. In 1997 vroegen we een boer die we aardig vonden of we bij hem de eerste Zwarte Cross mochten organiseren. Boer Teunis – hij werkt nu bij ons – zei ‘ja, goed’ en we plantten een bord in het weiland met ‘Hé psst. Niet verder vertellen. Zwarte Cross. Ook voor blanken.’ Ik pleit enorm voor authenticiteit. De Zwarte Cross is een combinatie van allemaal dingen die we zelf mooi vinden, maar dan écht mooi. De McDonaldisering van de festivals – of van de samenleving in zijn geheel – zie ik met lede ogen aan. Je krijgt een eenheidsworst van dezelfde merken, hetzelfde eten, dezelfde muziek. Belachelijk dat festivals of fastfoodrestaurants in Amerika en Kuala Lumpur en Afrika er hetzelfde uit zien. Bij ons voel je dat de Zwarte Cross een Achterhoeks feest is. Als ik naar een Vlaams of Catalaans festival ga, vind ik het tof als dat gedragen wordt door mensen uit die streek. Van na-apen hou ik helemaal niet. Als die Live Nation-gasten zich met een evenement gaan bemoeien, gaan bij mij alle alarmbellen rinkelen. Dan weet je dat je bij de ingang bij je voeten vastgepakt wordt en op de kop wordt gehouden, net zo lang tot al je geld uit je broekzakken is verdwenen. Bij die gasten komt helemaal niets echt uit het hart.’
Gratis parkeren
Later die ochtend zal Gijs Jolink terugkomen op ‘die Live Nation-gasten’. Pure diefstal vindt hij het, als je voor een toch al niet goedkoop concertkaartje ook nog eens administratiekosten rekent van zes of zelfs negen euro. Voor… ja, voor wat eigenlijk? ‘Allemaal bullshit.’ Jolink loopt naar zijn blauwe Tesla, die in de zon op de parkeerplaats voor het bedrijfspand staat te glimmen. Stelt voor om zijn wagen te nemen voor de fotoshoot. ‘Rijdt lekker, hoor!’
Gaat hij naar Lowlands, dan betaalt hij 25 euro voor het parkeren van die auto. Moet hij vervolgens nog twintig minuten lopen naar het festivalterrein. ‘Dan denk ik ‘fucking hell, zo zou het niet moeten zijn’. Maar 60.000 mensen gaan daar als een soort sheeple – zo noem ik die kuddedieren – in mee en leggen gewoon die 25 euro neer. Wij willen laten zien dat het goedkoop kan. Entree: vijftien euro. Gratis parkeren, gratis toiletten. Het kán gewoon. Da’s toch helemaal niet zo ingewikkeld?’
De kleine Achterhoeker lacht alweer. Vraagt of fotograaf en journalist hun gordel om willen doen (anders blijft die auto maar piepen) en trekt op. De elektrische wagen voelt als een vliegtuig. ‘Mooi hè? En zo stil. Kun je onderweg lekker plaatjes luisteren.’ Weg van het industrieterrein blijkt Jolink een ware natuurliefhebber. Kent de namen van alle bomen en planten waarvoor hij poseert. Zijn huis heeft hij duurzaam laten bouwen, vertelt hij.
’s Nachts gaat de auto aan de oplader. In de tuin ligt een zwemvijver. Strookt niet helemaal met zijn hobby motorcross, geeft hij toe. En van muziekfestivals organiseren – al die plastic bekers – wordt het milieu ook niet beter. Maar toch, hij doet wat hij kan.
Zijn nieuwste festival is anders. Daar staat de natuur centraal. Het groene decor is leading. ‘Mañana Mañana is kleinschalig, lokaal. Met kampvuurtjes rond een meertje. Heb je honger, dan krijg je een hengel. Er staat een kok klaar om ter plekke je vers gevangen visje te bereiden.’ Uiteraard speelt ook dit feestje zich af in Hummelo. Jolink wil er niet meer weg. In de Achterhoek heeft hij nog nooit zijn fiets op slot gezet en in de kroeg haalt iedereen standaard een rondje. ‘Ik houd van de warmte van de mensen en van de kleine vanzelfsprekendheden. Naarmate je ouder wordt, ga je dat meer waarderen.’
Laat het een oproep zijn aan de Nijmeegse studenten. Je hóeft na je afstuderen niet naar de Randstad. Wie creatieve ideeën heeft, kan zich uitleven in de Achterhoek. Zijn vader, Bennie Jolink, raadde hij onlangs aan te stoppen met Normaal. Met zijn oude botten stond pa al veertig jaar in biertenten en concertzalen. ‘Ik zei: als je stopt, komt er energie vrij voor nieuwe dingen.’ Jolink senior heeft aangekondigd te gaan schilderen (hij deed ooit kunstacademie, AH).
Dat wordt een rustige familie.
‘Yaman. Kunnen we gaan barbecueën ofzo.’ / Annemarie Haverkamp
Dit interview verscheen eerder in Vox 10.
Judith van Beukering schreef op 23 juli 2015 om 09:07
Tof artikel! En prachtige portretfoto´s van Duncan de Fey.