Zomerinterview (7): Irene de Lange en Anneke Tijhuis

01 aug 2014

Geneeskundestudenten Irene de Lange (26) en Anneke Tijhuis (25) liepen dit jaar co-schappen in Tanzania. Tot het vliegtuigje waar ze in zaten bij een Masaï-dorp uit de lucht viel.

Foto: Andreas Terlaak
Foto: Andreas Terlaak

De piloot heet Jeffrey. Of ze bij wijze van afscheidsgroet nog een fly by willen doen, vraagt hij. Dat willen Irene de Lange en Anneke Tijhuis wel. Jeffrey stuurt de Cessna laag over het kleine Masaï-dorp in Tanzania. Als het vliegtuigje op zo’n twintig meter hoogte vliegt, zakt het plotseling naar beneden. ‘Ik dacht dat het erbij hoorde, maar ineens knalden we op de grond’, vertelt De Lange. Ze ziet hoe de piloot en medepassagier annex manueel therapeut Jochem meteen uit het vliegtuigje klimmen om de motor los te wrikken. ‘Explosiegevaar.’ Zelf kan ze niet opstaan. Ontspannen vertellen geneeskundestudenten Irene de Lange en Anneke Tijhuis over hun verblijf in Tanzania. In de ruime, lichte kamer van Tijhuis zitten de vriendinnen aan een witte eettafel met een grote kop thee. De kamer verraadt niet dat zij onlangs Afrika zijn geweest. Maar al gauw pakt Tijhuis haar laptop erbij. Een map vol foto’s van Tanzania verschijnt op het scherm.

In november 2013 lopen geneeskundestudenten Irene de Lange (26) en Anneke Tijhuis (25) co-schappen in het Sengerema hospitaal, een groot missieziekenhuis met vierhonderd bedden in de provincie Mwanza. Ze zijn vriendinnen, eerder reisden ze met z’n tweeën door Azië. ‘We wilden graag onze studie afsluiten met een stage in het buitenland. Maar dan wel samen’, aldus Tijhuis. Ter voorbereiding hebben de studenten een cursus Swahili gevolgd. De werkdagen in het Tanzaniaanse ziekenhuis zijn lang. Tijhuis: ‘Sengerema hospitaal telt maar zes afdelingen. Interne geneeskunde en chirurgie, met gescheiden afdelingen voor mannen en vrouwen en daarnaast nog een kinderafdeling en een afdeling verloskunde. Dat is het. Heel anders dan in Nederland.’

Na een paar maanden hard werken in het ziekenhuis lopen De Lange en Tijhuis drie dagen mee met de flying medical service, een organisatie die Masaï-stammen van basiszorg voorziet. De eerste dag verloopt – op een lekke band van het vliegtuig na – voorspoedig. De Cessna brengt de vriendinnen naar hun eerste geïmproviseerde praktijk. ‘De spreekkamer was een hut van takken. Binnen stond een onderzoeksbank, ook gemaakt van takken. Het was bloedheet en het barstte van de vliegen. Alle stammen uit de buurt verzamelden zich hier om medische zorg te krijgen. We vlogen door naar een andere afgelegen plek om ook daar weer mensen te behandelen. Op één dag hebben we veertig zwangere vrouwen onderzocht.’

Op 4 februari 2014, de tweede dag bij de flying medical service mag Tijhuis van de piloot zelf een stukje vliegen. Jeffrey zit weer aan de stuurknuppel als de Cessna wegvliegt van het eerste Masaï-dorp dat ze die ochtend hebben bezocht. Andere passagiers zijn een Tanzaniaanse arts, dokter Andrews, en de Nederlandse Jochem, die vrijwillig meewerkt met de vliegende dokters en vlieginstructeur is. In de laadruimte liggen de medische benodigdheden, door Jeffrey zorgvuldig ingepakt zodat het vliegtuig op alle punten gelijk beladen is. En dan valt de Cessna, vlak na het opstijgen, tijdens de welgemeende fly by uit de lucht.

Pijn

Foto: Andreas Terlaak
Foto: Andreas Terlaak

‘De boomlange Masaï kwamen meteen aanrennen’, weet De Lange nog. ‘Ze haalden ons uit het wrak en legden ons in de schaduw onder een struik. Ik had ongelooflijk veel pijn. Net als Anneke, viel ik flauw.’ Als ze bijkomt, onderzoekt ze zichzelf zo goed en zo kwaad als het gaat. De geneeskundestudent probeert haar tenen en haar vingers te bewegen, wat lukt. Hoe het met haar vriendin gaat, moet ze van Jochem vernemen, want Tijhuis ligt buiten haar blikveld. ‘Hij vertelde dat Anneke veel pijn had en verzwakt was, maar nog wel leefde. Daar schrok ik van.’

Dokter Andrews lijkt er het ergst aan toe. Veel pijn, een gezicht dat helemaal open ligt. De Lange legt piloot Jeffrey uit hoe hij een aantal eenvoudige tests kan doen om erachter te komen hoe het met de arts is gesteld. Zijn verwondingen lijken erger dan ze zijn: het blijft bij hoofdwonden.

De grootste dreiging gaat die eerste benauwde minuten uit van de Masaï. Niet omdat ze de slachtoffers iets willen aandoen, maar juist omdat ze willen helpen. De Tanzanianen willen de Nederlandse studenten en de andere drie inzittenden verplaatsen van de plek van het ongeluk. De Lange – gelukkig spreekt ze een beetje Swahili – herhaalt dat het beter is te wachten op de gealarmeerde hulpdiensten. Ook hebben Tijhuis en zij geen zichtbare verwondingen, inwendig kan er van alles mis zijn. Net als haar vriendin, blijft ze roerloos liggen in de schaduw van de struik. ‘Maar op een gegeven moment hing er een medicijnman over me heen. Een oude man met een ketting van dierentanden om. Toen ik hem zag, zette ik het op een gillen. Ik was in paniek, bang dat hij iets raars met me zou doen.’ Een van de leden van de stam begrijpt de angst van De Lange en weet de medicijnman weg te houden.

Als de studentes na anderhalf uur nog op de grond liggen, begint het te regenen. ‘Het viel ons al op tijdens ons verblijf in het ziekenhuis: als het regent, blijven de mensen binnen. Heeft iemands broer bijvoorbeeld een bloedtransfusie nodig, maar buiten regent het, dan kan de patiënt wachten tot het weer droog is. Want in de regen lopen, doen de mensen niet’,  vertelt De Lange.

Als de eerste druppels vallen, pakken de Masaï-mannen de slachtoffers van de vliegtuigcrash resoluut aan armen en benen op om ze naar een hut te slepen. Ze zijn niet langer gevoelig voor de argumenten van De Lange. ‘Het enige wat ik kon doen, was mijn lichaam stijf houden, zodat ik er zo min mogelijk schade van zou ondervinden’, vertelt ze.

Gelukkig ziet ze eindelijk Tijhuis. Praten lukt niet, want haar vriendin is niet volledig bij bewustzijn. Tijhuis kan zich van de crash en de dagen na het ongeluk nog steeds niets herinneren. ‘Ik heb kennelijk in die dagen ook mijn vader gebeld, maar daar weet ik niets meer van. Het is raar, maar ik ben het kwijt.’

Drie uur na het ongeluk komt er eindelijk medische hulp. Een particulier laat de studenten en de bemanning met zijn eigen vliegtuig ophalen. Op het vliegveld van Arusha staat een team van vrijwilligers en van de flying medical service hen al op te wachten. “Een van de vrijwilligers, Elisabeth, had een paar jaar in Nederland gestudeerd. Ze kwam het vliegtuig binnen en zei in het Nederlands: “Nou meiden, jullie zijn in goede handen. Maak je maar geen zorgen.” Het was zó fijn om een Nederlandse stem te horen’, vertelt De Lange.

Tijhuis blijkt naast een bekkenbreuk een kleine longbloeding te hebben. Bij De Lange worden een bekkenbreuk en een gebroken ruggenwervel geconstateerd. Als alle onderzoeken achter de rug zijn, liggen de studenten naast elkaar in een kamer. ‘In het Arusha Lutheran Medical Centre voelden we ons veilig. Het was een van de betere ziekenhuizen van Tanzania’, aldus De Lange. ‘Maar goed ook, want in het hospitaal waar wij co-schappen liepen zou ik niet willen liggen. De hygiëne is ver te zoeken, op de kinderafdeling hadden ze bijvoorbeeld last van bedwantsen. Daarnaast waren de medische apparaten oud en beperkt’, vertelt Tijhuis.

Foto: Andreas Terlaak
Foto: Andreas Terlaak

Een paar dagen na de crash mogen de studentes terugvliegen naar Nederland. De vader van Tijhuis zou die week naar Tanzania vliegen, om zijn dochter te zien. ‘Ik heb gezegd dat het niet nodig was’,  vertelt Tijhuis nuchter. ‘Ik zou de volgende dag weer in Nederland zijn.’ Vanaf Schiphol gaat de reis meteen door naar het Radboudumc. Tijhuis: ‘In Nijmegen werd ik doorverwezen naar de spoedeisende hulp. Daar checkten ze de ct-scans en moest ik drie dagen in quarantaine. Een standaardprocedure als je in een buitenlands ziekenhuis hebt gelegen, omdat de kans bestaat dat je de zeer besmettelijke mrsa-bacterie bij je draagt.’

Heimwee
De Lange ging na het ongeluk de eerste paar weken bij haar ouders in Deventer wonen. Tijhuis bleef in Nijmegen. Die afstand tussen de vriendinnen was even wennen. Tijhuis: ‘In het begin was het moeilijk. We waren zoveel samen en ineens niet meer. We belden wel, maar dat praat moeilijker. Nu gaat het met ons allebei weer, en onze vriendschap is alleen maar sterker geworden. We hebben dit samen doorstaan en zijn er levend en gezond vanaf gekomen.’ Inmiddels is het begin juni en heeft Anneke Tijhuis het hardlopen weer voorzichtig opgepakt. Na een week kon ze weer lopen, maar ze gaat nog steeds naar de fysiotherapeut. Een maand na het ongeluk begon ze met haar onderzoeksstage. Haar breuken zijn genezen. Ook het gebroken sleutelbeen – in eerste instantie over het hoofd gezien door de artsen – is geheeld. Wel vindt ze het een vervelend idee dat ze zich nog steeds weinig van het ongeluk herinnert.

De Lange vertelt over de papierwinkel die wachtte toen ze eenmaal weer op de been was. ‘We moesten alles zelf uitzoeken: hoe zit het met de verzekering, hoe zit het met de studie et cetera. Enerzijds zit je daar echt niet op te wachten, maar anderzijds is het ook fijn. Het geeft je de mogelijkheid om alles af te sluiten.’ Mentaal is De Lange nog niet de oude. ‘Ik heb dagen dat ik alleen maar kan huilen. Dat is de schrik die eruit komt.’

Ondanks de traumatische ervaring, willen De Lange en Tijhuis op een dag terug naar Tanzania. ‘De maanden dat we daar werkten, voelde Tanzania als een thuis. Het ongeluk was vervelend, maar verder hebben we alleen maar leuke tijden gehad. Tanzanianen zijn ontzettend gastvrij, we kregen vaak uitnodigingen om bij mensen te komen eten. Je leert ook geduld hebben. Hun levensmotto is pole pole: leef langzaamaan. En dat moet ook daar. Het is veel te warm om je te haasten en je druk te maken. Daarnaast was de natuur prachtig. Tijdens onze vijfdaagse safari spotten we de big five.’

Tijhuis had zelfs heimwee naar Afrika toen ze terug in Nederland was. De Lange knikt bevestigend. ‘We zouden maar een paar dagen meewerken met de vliegende dokters en dan weer teruggaan naar Sengerema hospital. Dat hebben we niet kunnen doen. Het is alsof we de reis niet hebben afgemaakt.’ Maar in zo’n klein vliegtuigje stappen, dat doet Tijhuis niet snel meer. ‘Als het niet hoeft, sla ik het over.’ De Lange twijfelt minder. ‘Op den duur zou ik het wel weer durven. Dan moet ik wel echt de piloot helemaal vertrouwen.’

Voorlopig richten ze zich op hun studie. Beide vriendinnen hebben een maand studievertraging opgelopen. ‘Voor mij is het niet zo erg’, vertelt Tijhuis. ‘Ik moest toch nog een onderzoeksstage doen. Ik plak er gewoon een maandje aan vast.’ Voor De Lange is het lastiger. ‘Na de stage in Tanzania zou ik afstuderen. Mijn collegegeld had ik al stopgezet.’ Toch vindt ze het geen ramp dat ze nu nog een maand extra co-schappen moet lopen. ‘Het is een goede manier om te testen of ik het aankan, fysiek gezien.’ Gelukkig heeft ze nog even om aan te sterken, ze begint pas weer met haar co-schappen in augustus.

Het ongeluk heeft hun leven veranderd. ‘Ik denk er nog iedere dag aan’, vertelt Tijhuis. ‘Als ik iemand in een rolstoel zie zitten, bedenk ik me dat het met mij ook zo had kunnen aflopen. Het voelt alsof ik een tweede kans heb gekregen.’ Ook De Lange ervaart het zo. ‘Ik vind het heerlijk om in de regen onder een paraplu te lopen. Ik ben dankbaar dat ik nog kan lopen. Ik leerde van dit ongeval dat ik echt tijd moet vrijmaken voor mezelf. Daarom wil ik huisarts worden. Zodat ik mensen kan helpen en echt kan doen wat ik leuk vind.’ Jolene Meijerink

De namen van de vrijwilligers zijn op verzoek gefingeerd.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!