Zomerinterview (7): docent Sándor Chardonnens zou graag demonen oproepen met studenten

01 sep 2020

László Sándor Chardonnens bedacht afgelopen jaar iets nieuws voor zijn studenten: hij liet hen een magisch ritueel uitvoeren. Het liefst had de universitair docent gezamenlijk een demoon opgeroepen, maar daar kleefden teveel ethische bezwaren aan. Chardonnens is kenner van middeleeuwse toverij en noemt zichzelf een katholieke Satanist. Wat gelooft hij zelf?

László Sándor Chardonnens (47) wandelt met een snoeischaar in zijn rugzak over Heumensoord. Het is januari, er zitten nog geen bladeren aan de bomen. Hij zoekt eenjarige takken van een hazelaar om een magisch ritueel mee uit te voeren. Waarom juist eenjarige hazelaars? ‘Zo staat het in de geschriften.’

Af en toe valt een dikke druppel uit de bomen; vanmorgen heeft het geregend. Chardonnens kijkt tussen de dampende struiken door. Benoemt wat hij ziet. ‘Dit is een vlier.’

De natuurkenner werkt in het dagelijks leven als universitair docent bij Engelse Taal en Cultuur. Van huis uit is hij filoloog, onderzoeker van oudere stadia van taal. Zijn huidige specialisatie: het ontcijferen van handgeschreven toverboeken uit de zestiende eeuw. Chardonnens weet alles van bezweringsformules, het oproepen van geesten en magische rituelen.

Schatgraven

Binnenkort gaat hij met zijn studenten een ritueel uit zo’n toverboek uitvoeren. Ze gaan schatgraven. ‘Het liefst zou ik samen met hen eerst een demoon oproepen. Daarvoor moet je met meerdere mensen in een cirkel gaan staan en met bezweringen een geest tevoorschijn laten komen. Vervolgens kun je de geest vragen gaan stellen. Maar dit onderdeel sla ik voor de veiligheid over.’

Aan het oproepen van een geest kleven teveel bezwaren, zegt hij. Stel nou dat een student na het ritueel een psychose krijgt en aan zijn ouders vertelt dat hij met zijn docent een magisch ritueel aan het uitvoeren was, dan kun je wachten op een klacht. Wie is er dan aansprakelijk? Chardonnens? De universiteit? Ethisch is het ook lastig, vindt de docent. Wat als het magische ritueel uit de middeleeuwen werkt en zich een kwaadwillende geest manifesteert in plaats van de goedzak die je had willen oproepen? ‘Ik kan niet voorspellen wat er zou gebeuren.’ Hij lacht en zijn voetstappen klinken als gefluister op het natte bladerdek.

‘Ze zijn bang dat er echt een geest komt’

Het zijn juist die ethische kanten van magie en rituelen – en eigenlijk van het hele leven – waar de onderzoeker graag over filosofeert. Als docent moet hij goed nadenken over waar hij zijn studenten aan blootstelt. Hij heeft het magische ritueel dus wat braver gemaakt. De eenjarige hazelaars die hij zoekt op Heumensoord, zijn bedoeld om een schat mee te zoeken. Studenten hoeven niets anders te doen dan de stokken in de grond te steken in de buurt van klooster Berchmanianum. Aan elke tak bevestigen ze een briefje met daarop een van de geheime namen van God geschreven.

‘Volgens de handboeken roep je dus eerst een geest op om te vragen waar de schat ongeveer ligt. De stokken fungeren daarna als een gps om verder te specificeren waar je moet zoeken. Wij vergeten de geest en gaan meteen over op de stokken. Als na een paar dagen een van de briefjes is verbrand, beschadigd of verdwenen, is dat de plek waar je moet gaan graven.’

Eng

Sándor Chardonnens praat alsof schatzoeken op de universiteitscampus de normaalste zaak van de wereld is. Voor hem is het dat ergens ook. Hij dompelt zich beroepsmatig al jaren onder in de wereld van de middeleeuwse toverij. En hij zal de laatste zijn om de handboeken af te doen als onzin.

Wereldwijd houdt slechts een handjevol onderzoekers zich bezig met toverdrankjes, rituelen en demonen van vijfhonderd jaar geleden. Ze treffen elkaar af en toe op internationale congressen. Chardonnens ontcijfert momenteel een handgeschreven toverboek uit ongeveer 1580. Regelmatig bezoekt hij de British Library in Londen waar de historische collectie geschriften zich bevindt.

Sándor Chardonnens. Foto: Duncan de Fey

Het vak over demonische magie dat hij op de Radboud Universiteit geeft, is een keuzevak binnen de Engelse historische letterkunde. Vijftig studenten van filosofie, religiewetenschappen, en letteren schreven zich er deze winter voor in. Ze leren een aantal pagina’s van het toverboek ontcijferen en krijgen achtergrondinformatie over het wereldbeeld van die tijd. Colleges over bezweringsformules, magische cirkels en de kosmologie van het bovennatuurlijke helpen bij het begrijpen van de inhoud van het toverboek. Volgens Chardonnens is zijn vak populair omdat studenten er in beginsel een Harry Potter-achtig beeld over magie op nahouden. Vrede op aarde, het redden van de mensheid en de kosmische strijd tussen goed en kwaad spelen echter geen rol in de rituele magie.

Bij aanvang van de cursus, die hij vorig jaar ook gaf, vraagt hij zijn studenten altijd of ze ergens in geloven. Meestal is het antwoord ontkennend of geven ze aan te denken dat er hooguit ‘iets’ is. Zelden zit er iemand in zijn cursus die zegt actief christen te zijn of een andere religie aan te hangen. ‘Het grappige is dat als ik ze later in de cursus vraag een bezweringsformule te ontcijferen en voor te lezen, of er zelf eentje te ontwerpen, sommige studenten dat niet durven. En al helemaal niet hardop. Ze zijn bang dat er echt een geest komt. Ik zeg: dit gaat over een christelijke demoon, jij was toch niet christelijk? Nee, antwoorden ze dan, maar ik vind het wel eng. Dat betekent dat veel jonge mensen er toch mee bezig zijn. Aan de ene kant heb je het overtrokken beeld van de ontkerkelijking waardoor mensen denken die hele spirituele dimensie te zijn verloren. Aan de andere kant zijn series op Netflix over bovennatuurlijke wezens die met mensen communiceren mateloos populair. Die paradox tussen het rationele “ik geloof nergens in” en de angst “maar stel dat” fascineert me.’

Graag houdt hij zijn studenten een spiegel voor. Zeggen dat je nergens in gelooft, betekent niet dat je nergens in gelooft. Studenten lopen rond op de universiteit omdat ze hun kans op een goede baan en succesvolle toekomst willen vergroten, ook een soort geloof. Magie werd vroeger aangewend voor eenzelfde doel, maar ging nog een stapje verder: tovenaars probeerden de loop van hun leven actief te beïnvloeden door contact te zoeken met bovennatuurlijke wezens of door occulte verborgen eigenschappen van de natuur te benutten.

Zingeving

De snoeischaar zit nog altijd in zijn rugzak. Chardonnens wijst de ene na de andere struik aan, maar een hazelaar laat zich niet zien op Heumensoord. Op een open plek steekt hij zijn neus in de lucht. ‘Een vos, ruik je dat?’

Zijn voornamen László Sándor mogen Transsylvanisch klinken, Chardonnens komt ‘gewoon’ van Rozenburg, een eilandje onder Maassluis. Hij werd vernoemd naar vrienden van zijn ouders die waren gevlucht uit Hongarije. Zijn liefde voor magie ontstond toen hij in Leiden promoveerde. Of trouwens, misschien gaat die passie ook wel verder terug, denkt hij. Welk kind is niet gefascineerd door tovenaars en heksen, vraagt hij zich hardop af. Als tiener maakte hij al amuletten van verschillende metalen. Chardonnens werd katholiek opgevoed, deed zijn vormsel en zat een tijdje bij een Pinkstergemeente. ‘Ik ben nog gedoopt in zo’n zwembad enzo, maar ben er ook weer vanaf gekomen.’ Een blauwe maandag studeerde hij biologie in Leiden, daarna stapte hij over naar Engels. Het middeleeuwse Engels sprak hem aan en hij ging promoveren. ‘Er lag nog een onderwerp waar mijn promotor niet aan toe was gekomen: toekomstvoorspellingen in vroegmiddeleeuws Engeland. Daarop ben ik gepromoveerd. Later heb ik een postdoc gedaan over droomvoorspellingen in de late middeleeuwen. Zo groeide mijn academische liefde voor magie beetje bij beetje.’

Via een middeleeuws magisch zegel dat een van zijn studenten aantrof in kasteel Doornenburg – Chardonnens ging op zoek naar de oorsprong – kwam hij in Engeland op het spoor van de handgeschreven toverboeken. ‘Mensen denken altijd dat een tovenaar als een soort Faust op zijn zolderkamer of in een keldertje bezig was, maar in werkelijkheid waren ze in grote sociale netwerken actief; toen en nog steeds. Er was sprake van een brede, interculturele kennisoverdracht. Je vindt dezelfde soort teksten in alle Europese culturen en die gingen vervolgens de wereld over naar Noord en Zuid-Amerika. Magie was een vorm van zingeving. Wat stond mensen te wachten? Liefde? Ziekte? Dood? Daar wilden ze grip op krijgen, en dat willen we nog steeds. Het idee dat we de toekomst willen kennen is in alle culturen aanwezig.’

Sándor Chardonnens. Foto: Duncan de Fey

Chardonnens vervolgt zijn geschiedenisles: magische boeken werden vroeger in Europa geschreven door monniken, en circuleerden in kloosters. Omdat geestelijken ook actief bezig waren met magische rituelen, bevatten toverspreuken en bezweringen religieuze elementen, waaronder gebeden en bijbelcitaten. Paradoxaal genoeg kon alleen een goed christen als tovenaar de kracht van God krijgen om een geest te bedwingen, die dan bijvoorbeeld de buurman om zeep kon helpen, of een oogst kon laten mislukken. Heel bijbels allemaal.

De tengere docent gaat sneller praten als hij vertelt dat de zestiende eeuw een spannende tijd was. ‘Aan de ene kant had je het begin van de Renaissance, waar veel maatschappelijke ontwikkelingen los kwamen te staan van de leer van de kerk. Er veranderde bovendien veel op religieus vlak. In Engeland en Duitsland waren de reformaties aan de gang, en dat vroeg om een herijking van magische kennis. Protestanten als Luther schreven magie toe aan de katholieken die almaar aan het toveren waren en wilden er niets mee te maken hebben. Het woord hocus pocus komt van de woorden “hoc est (enim) corpus (meum)” die de priester uitspreekt als hij het sacrament hoog houdt, dat slaat op het lichaam van Christus. Tegelijkertijd wilden de katholieken zich zelf ook distantiëren van magie en mochten geestelijken geen magische boeken meer schrijven. De gebruikers van die teksten raakten in ongenade, en de rituele magie verplaatste zich vanuit de geestelijkheid naar de seculiere maatschappij.’

‘Ik zoek mijn heil liever bij Satan als verlosser’

Zo kreeg rituele magie door de eeuwen heen een slechte naam. Onterecht, vindt Chardonnens. Waarom zou je wel geloven in de wederopstanding van Christus en bidden tot een onzichtbare God, maar mag je geen geesten oproepen, toch ook schepsels van diezelfde God? Magie werd geassocieerd met de duivel, maar de docent noemt dat een ‘construct’, een door mensen bedachte tegenstelling. ‘Immers, bij het verschil tussen religie en magie gaat het in essentie om wie welke rituelen mag uitvoeren. Als Jezus een dode tot leven wekt, is het een wonder; als een tovenaar hetzelfde doet, is dat het werk van de duivel. Zulke logica is toch niet te snappen?’

Hier moet hij op zijn woorden letten, zegt Chardonnens als hij even stilhoudt bij een vennetje in het bos, want hij maakte al eens een paar studenten boos in de cursus van vorig jaar. In de evaluatie noemden zij – overtuigd christenen – hun docent een Satanist die het woord van God verkeerd gebruikte.

U bent geen Satanist?

‘Jawel, ze hadden gelijk. Ik ben een Satanist. In die zin, dat ik moeite heb met de Christelijke drie-eenheid. Ik worstel met het idee van rechtvaardigheid dat ik vroeger bij de nonnen op school leerde. Als je maar goed leefde, zou je daarvoor worden beloond. Maar er is enorm veel lijden in de wereld, en dat is bovendien heel ongelijk verdeeld. Hoezo rechtvaardig? Ik kan weinig sympathie opbrengen voor het idee van boete en straf en voor een God die mensen pas na de dood zou belonen. Hier op aarde werkt dat toch merkwaardig. Ik heb ook moeite met het gegeven dat God de mens opsloot in een soort paradijs, daar een boom neerzette met de kennis van goed en kwaad en dan vervolgens zei: daar mag je niet aankomen. Als alwetende wist God al wat er zou gebeuren en toch strafte hij mensen die van de boom gingen eten. Ik vind dat sadistisch. Als er dan een ander wezen – volgens overlevering Satan – komt, dat je bevrijdt uit die paradijstuin door het verkrijgen van kennis, vind ik dat een aantrekkelijk idee. Ik zoek mijn heil liever bij Satan als verlosser die de mens beloont met kennis dan bij een schepper die de mens probeert dom te houden met pesterijen en intimidatie. Dat vinden sommige christenen schokkend. Wat ik schokkend vind, is dat God een kind kreeg om op aarde ruzie te gaan maken met onze verlosser.’

U durft dat soort dingen hardop te zeggen in een cursus.

‘Ja. Ik zeg dat soort dingen ook om studenten aan het denken te zetten. Onderwijs is ook spelen met ideeën, met mogelijkheden.’

Mag zoiets op een katholieke universiteit?

‘Ik ben er nog nooit op aangesproken. Een universiteit is een omgeving waarin geoefend wordt in kritisch en vooral ook systematisch denken, en mijn onderwijs voorziet daar ruimschoots in, mede aan de hand van lopend wetenschappelijk onderzoek. Ik denk er natuurlijk wel over na hoe mijn persoonlijke overtuiging aansluit bij de religieuze visie van de universiteit, maar het feit dat ik katholiek Satanist ben, maakt het best prettig om juist op een katholieke instelling te werken. Terwijl de meeste collega’s staan te popelen om na de biecht het sacrament van de eucharistie te versnaperen, mijd ik vanzelfsprekend ieder contact met het lichaam van Christus.’

Wat hij zelf gelooft van de dingen die hij bestudeert en doceert, wordt hem vaak gevraagd. Hij kan er geen eenduidig antwoord op geven. ‘Bij mij thuis hangen in elk geval geen dode kraaien aan de voordeur, maar er hangt wel een beeltenis van de Heilige Maagd. Ik zoek de wereld van het bovennatuurlijke niet actief op. Ik zie het natuurlijke en bovennatuurlijke eerder als filters op mijn waarneming, vergelijkbaar met kaartlagen in Google Maps. Soms kom ik verrassende dingen tegen, zoals een pad met maar één oog, zittend in een hoekje van een hunebed in Denemarken, een paar jaar later gevolgd door een eenogige kat bij datzelfde hunebed. Was dat Wodan? Ik gebruik wel veel beschermende magie, en heb bij de inrichting van de kinderkamers onder de stuclaag magische symbolen aangebracht bij deuren en ramen.’

De werking van religie en magie kun je misschien niet wetenschappelijk aantonen, wat hij belangrijk vindt is dat die zaken het bestaan een beetje mooier kunnen maken.

‘Bij mij thuis hangen geen dode kraaien aan de voordeur’

Chardonnens is geen academicus die pure wetenschap boven het geloof plaatst. ‘Het idee dat er sprake is van een soort evolutie van magie naar religie naar wetenschap, kreeg vooral gestalte in de negentiende eeuw. Sindsdien zijn we dat gaan aanhangen. We hebben er ons master narrative van gemaakt. Je ziet het terug in de subsidieverdeling tussen de faculteiten, maar ook in de maatschappelijke waardering voor de studiekeuze. Jongeren worden gepusht in de richting van technologische opleidingen en de geesteswetenschappen worden toenemend in een hoek gedreven waar de waardering van de kenniseconomie nu niet direct voelbaar is. En dat terwijl geesteswetenschappelijke alumni veel bijdragen aan de maatschappij. We doen tegenwoordig net alsof alle belangwekkende wetenschappers zogenaamde pure wetenschappers waren, maar dat beeld klopt gewoon niet. Isaac Newton was een alchemist, Johannes Kepler was een astroloog en Marie Curie ging naar sessies van spiritisten. De Engelse filosoof Francis Bacon wordt wel gezien als de grondlegger van de moderne wetenschap, maar hij was tegelijkertijd een tovenaar!’

Chardonnens wil maar zeggen: het is nuttig te kijken naar het verleden om ons eigen denken in perspectief te plaatsen. Dat geeft hij zijn studenten ook graag mee. Intussen heeft hij uit zijn rugzak niet de snoeischaar, maar een banaan gevist. Hazelaars groeien blijkbaar niet op Heumensoord, hij geeft het op en begint aan zijn fruit.

Corona

Als we elkaar opnieuw treffen, is het zomer. De coronacrisis zette de tijd stil. Het magische ritueel dat Chardonnens in voorbereiding had, is nooit doorgegaan. Althans, niet in de vorm die hij in gedachten had. ‘Mijn idee was aan het eind van een college met zijn allen een spannende film als The Exorcist te kijken’, vertelt hij. ‘Daarna samen eten in de Refter en dan op zoek naar de schat rond het Berchmanianum.’ Op samenzweerderige toon: ‘Bij voorkeur in het donker bij nieuwe maan.’

In plaats daarvan zat er niets anders op dan zijn cursus om te zetten in online onderwijs. Tot zijn verrassing bleven zijn studenten elke woensdagmiddag braaf ‘komen’. Aan het eind van de collegereeks gaf hij zijn studenten de opdracht zelf in hun achtertuin of in het bos takken neer te zetten met daarop verschillende namen van God. ‘Het was een vrijwillige opdracht. Slechts een paar studenten hebben het ritueel uitgevoerd.’

Sándor Chardonnens. Foto: Duncan de Fey

Of hij teleurgesteld is? Niet echt, zegt hij. Opmerkelijk was dat veel studenten als reden opvoerden dat ze het eng vonden zelf met het ritueel aan de slag te gaan. Daarmee zijn we terug bij het begin: studenten die zeiden geen geloof aan te hangen, waren toch bang dat ze onverhoopt een geest zouden oproepen. ‘Het gaat me om de disconnectie tussen wat je rationeel zegt, namelijk dat een bovennatuurlijke wereld niet bestaat, en het gevoel dat je ervaart als je een handeling moet doen die wellicht contact legt met die zonet nog niet, maar nu ineens mogelijk wel bestaande bovennatuurlijke wereld.’

Het viel hem de laatste maanden op hoe vaak in tijden van onzekerheid – corona – toch weer werd verwezen naar iets bovennatuurlijks. Niet alleen in de zin van ‘de aarde wil ons waarschuwen’ en allerhande complottheorieën, maar kijk ook eens naar het taalgebruik. ‘Politici en onderzoekers spraken over het turen in een glazen bol als metafoor voor het onzekere verloop van de pandemie. Trump zei te hopen op een miracle cure. Wanneer hoor je regeringsleiders tegenwoordig nog woorden als miracle gebruiken?’

De universitair docent werkte tijdens de coronacrisis veel in zijn moestuin (‘ik heb ook nog hazelaars gevonden trouwens, weet je waar? Op de Duivelsberg!’) en zorgde thuis  voor zijn twee kleine kinderen. Zijn zoontje had nachtmerries en zei telkens een duistere gestalte bij zijn bed te zien. De oplossing van Chardonnens? ‘We hebben samen een ritueel gemaakt en de geest gevangen in een flesje. Daarna snel het dopje erop gedaan.’

Aha, dus Chardonnens is toch een echte believer? Lachend: ‘Jij vraagt hoe ik zeker weet dat de geest in het flesje zat. Ik stel een andere vraag: heeft het gewerkt? Voor mijn zoontje was dit afdoende om de verschijning uit zijn kamer weg te halen en hem weer lekker te laten slapen.’

3 reacties

  1. Student Engels schreef op 1 september 2020 om 20:07

    The Man, The Myth, The Legend

  2. marja maliepaard schreef op 26 december 2022 om 17:57

    Wat een mooi verhaal. Ik ken Sandor, vanaf de tijd dat hij bij mijn dochter in de klas zat op de middelbare school. toen was hij al bezig met dezelfde onderwerpen. Zo leuk te weten dat hij een mooie leerstoel heeft en vader is van twee kinderen.

  3. Een bezorgde en kritische ouder schreef op 5 februari 2024 om 13:15

    Ik vind het opmerkelijk dat de katholieke Radboud Universiteit iemand, een historisch deskundige tevens universitair docent en satanist (!), demonische magie laat doceren op een gerespecteerde universiteit en daarnaast mee mag werken aan een verrijkingsprogramma voor VWO-leerlingen voor Achterhoekse VO-scholen, genaamd Track in Leren), waarbij Sandór tijdens een van de colleges Zwarte Magie verheerlijkt (en populariseert!!) aan kinderen van 14 en 15 jaar. Het moge duidelijk zijn, dat mijn kind op deze manier in aanraking is gekomen met Sandór.

    Sandór verkiest Satan boven God. Dat mag, maar het verbaast mij, dat hij in de mogelijkheid wordt gesteld jongeren hiermee te belasten en te beïnvloeden. In een aanvankelijk wetenschappelijk ingestoken college, deelt Sandór lugubere en ook persoonlijke voorbeelden die te maken hebben met occultisme: rituelen, tovenaars, magie en demonen. Als ouder zeg ik: ongepast en onwenselijk. De school van mijn kind zegt: “de persoonlijke voorbeelden die Sandór aanhaalt zijn natuurlijk helemaal niet echt gebeurt…”.

    Voor de duidelijkheid, ik ben geen praktiserend Christen, maar ik geloof in goed en kwaad en geef de voorkeur aan “goed”. Het is een beetje makkelijk om God weg te zetten als “je wordt pas beloond als je in de hemel bent” en “Satan beloont je met kennis (en wel in het nu)” en dat het verhaal van Adam en Eva bewijst dat God sadistisch is.
    Er is geen wetenschappelijk bewijs dat Adam en Eva hebben bestaan, maar het is net zo lastig om aan te tonen dat Darwin’s evolutietheorie echt is. Wat mij betreft is de boom in het scheppingsverhaal een beeldspraak die goed aangeeft, hoe de mensheid zich tot elkaar verhoudt, in het verleden en in het nu.

    En dan lees ik (en hoor van mijn kind), dat Sandór toch maar geen demonen heeft opgeroepen met zijn studenten, omdat hij bang is voor ethische problematiek… En toch informeert hij in het Track in Leren programma kinderen, hoe je een demoon aanroept (!).
    Een tip voor Sandór: je kunt altijd nog aan Satan vragen of hij een demoon kent die jou in je functie kan houden, als je wervende praatjes richting voorheen onbelaste kinderen houdt. Of toch niet?!

    De ‘grap’ die Sandor maakt over het maken van je Profielwerkstuk met behulp van een demoon, of het inzetten van een demoon als iemand je laptop heeft gestolen, valt heel erg slecht bij mij als ouder. Wat was het wat hij daarmee aan wilde tonen? Dat het GOED is, om niet zelf te leren, geen aangifte te doen van diefstal, omdat je met een beetje hulp van engelen en demonen zelf het heft in handen kunt nemen? Deze informatie komt niet terug in dit artikel, maar wel in andere uitingen in de media en in het college aan mijn 15-jarig kind.

    Ik vind het buitenproportioneel en onbegrijpelijk dat deze man zo’n podium heeft, zogenaamd vanuit de wetenschap. Wellicht is het beter om wetenschap en hobby te scheiden. Geef boeken uit over wat je interesseert, leer kinderen wat over Middeleeuws Engels. Dat staat wat ons betreft los van het occulte. Houd de zin en onzin (en persoonlijke en populistische ervaringen met demonen) graag buiten de reikwijdte van jongeren in deze kwetsbare leeftijd.

    Tot slot: wij hebben klacht lopen bij de school waar ons kind het programma Track in leren volgt. Ik hoop dat meer ouders hiertegen in opstand komen. De docent die dit faciliteert, ziet er namelijk geen enkel probleem in, dat kinderen hiermee in aanraking komen: “het mag best schuren”, “we zijn op zoek naar de discussie” en “het bestaat nou eenmaal”. Naar mijn mening had school desalniettemin de verantwoordelijkheid moeten nemen om ons hier van te voren als ouder in te kennen en na het college vinger aan de pols moeten houden met de kinderen die dit college hebben gevolgd.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!