Zomerinterview (8): ‘We dragen te weinig verantwoordelijkheid voor de mensen die we onderzoeken’
Sociaal geograaf Kolar Aparna promoveerde onlangs met een onderzoek over landsgrenzen en startte Asylum university, een onderwijsprogramma voor asielzoekers. Ze wil af van de focus op het individu in de wetenschap, mensen die het onderwerp zijn van een onderzoek worden vaak vergeten. 'Ik was als onderzoeker veilig, terwijl mensen die ik onderzocht zich blootgaven. Daar mogen we ons nooit comfortabel bij gaan voelen.'
Snel nadat Kolar Aparna plaatsneemt in een bedompt vergaderzaaltje, zegt ze dubbele gevoelens te hebben bij het interview waarvoor ze naar de Thomas van Aquinostraat is gekomen. Ze doet met alle plezier haar verhaal, maar is beducht voor het afgeven van een verkeerd signaal. ‘Ik houd niet van de focus op het individu, iets wat in de wetenschap heel gangbaar is,’ zegt ze. ‘Daarnaast worden gesprekken over institutioneel racisme te vaak de verantwoordelijkheid van niet-witte academici. Terwijl dit het moment is voor iedereen om hierover te praten.’ Ze wil daarom ook liever niet op de foto – want dat benadrukt wederom die focus op een wetenschapper.
Een interview met sociaal geograaf Aparna is dan ook een gesprek met een grote groep mensen. Ze zitten weliswaar niet in dezelfde vergaderruimte tijdens het gesprek, maar Aparna verwijst tijdens het gesprek vaak naar hen. Ze noemt Cesar E. Merlín-Escorza, haar paranimf die tijdens haar proefschriftverdediging in de aula een ritueel deed met een Mexicaanse drank. En Shahram Khosravi, de hoogleraar die als enige persoon tijdens haar promotie echt wist hoe het is om ongedocumenteerd vluchteling te zijn. En het gaat over haar dochter, drie jaar oud, die haar moeder tijdens de lockdown anders naar dingen leerde te kijken door haar creatieve tekeningen.
‘Tijdens de speech bij mijn verdediging vroeg ik: “waarom sta ik hier alleen?”,’ vertelt ze. ‘Het werd niet echt begrepen door de rector, leek het. Maar ik vraag me gewoon af of de universiteit collectief werk erkent. De ceremonie draait om het individu, maar de beste ideeën ontstaan uit werk van een groep mensen.’
De universiteit als publieke ruimte
Aparna promoveerde in juni met haar proefschrift Enacting Asylum University. Hiervoor onderzocht ze manieren om de kloof tussen de dagelijkse praktijk van asielzoekers en de universiteit te dichten, bijvoorbeeld door asielzoekers toegang te geven tot onderwijs op de universiteit. Ze keek naar het recht op onderwijs, de methodes die wetenschappers gebruiken tijdens onderzoek naar deze groep en de rechten van respondenten.
Het concreetste voorbeeld daarvan is Asylum University, een informeel programma dat Aparna oprichtte, waarin asielzoekers toegang werd verleend tot de universiteit. Een jaar later, in 2015, opende noodopvanglocatie Heumensoord, het grootste vluchtelingenkamp van Nederland, in de achtertuin van de universiteit. ‘Heumensoord was erg belangrijk voor Asylum University,’ vertelt Aparna. ‘Studenten en academici zagen de mensen opeens, ze stonden voor onze neus. De vluchtelingen protesteerden zelfs in de Refter en kwamen naar colleges en leesgroepen.’
‘Heumensoord was erg belangrijk. Studenten en academici zagen de mensen opeens, ze stonden voor onze neus’
Tijdens de maanden dat Heumensoord plaats bood aan asielzoekers, werd er op de universiteit veel goeds gedaan, vindt Aparna. ‘Er was een collegeserie voor vluchtelingen, ‘Food for Thought’. En er werden taalcursussen aangeboden. Door alle nationale aandacht moest de universiteit ook wel een positie innemen.’ Wat ze echter miste, was een fundamentele discussie over het recht op onderwijs voor asielzoekers en de verantwoordelijkheden van een universiteit daarin. ‘Het duurde erg lang voordat er iets geïnstitutionaliseerd werd,’ zegt Aparna. ‘Het was eigenlijk allemaal tijdelijk.’
Toch is daar verandering in gekomen. ‘De universiteit heeft nu een medewerker, Saskia Paulissen, die zich bezighoudt met inclusie en met een schakeljaar voor vluchtelingen.’ Haar aanstelling is volgens Aparna het gevolg van alle initiatieven binnen de universiteit die werden opgestart na de komst van kamp Heumensoord.
‘Er is een langzame verbetering in de gesprekken onder studenten en medewerkers over diversiteit. Maar in het curriculum zie je dat nog niet terug,’ zegt Aparna. Volgens haar is het belangrijk dat dit op alle niveaus terugkomt. Discussies over institutioneel racisme, soms gestart door studenten, moeten worden gekoppeld aan gesprekken over onderwijs voor vluchtelingen en de invulling van studieprogramma’s. ‘Er is een plek nodig voor die discussie, het liefst fysiek, dat is natuurlijk moeilijker nu met de COVID-19-crisis. Maar als Heumensoord ons iets liet zien, was het dat de universiteit boven alles een publieke plek is waar gemarginaliseerde en uitgesloten groepen dingen aan de kaak kunnen stellen die kunnen leiden tot sociale veranderingen.’
Onderzoeksmethoden
In haar promotie-onderzoek keek Aparna naar hoe asielzoekers worden ontvangen in Europa. Dichtbij huis, bij de Nijmeegse vluchtelingenorganisatie Stichting Gast, vond ze veel verhalen die belangrijk waren voor haar onderzoek. De fietstochtjes tussen de huiskamer van Gast en de universiteit voelden voor haar echter steeds ongemakkelijker, vertelt ze. ‘Ik kon mij verschuilen achter mijn rol als onderzoeker, en de wetenschappelijke methodes die daarbij horen. Op die manier bleef ik veilig, terwijl de mensen die ik sprak zich juist blootgaven. Dat voelde ongemakkelijk, maar ik ging wel. Als onderzoekers mogen we ons daar nooit comfortabel bij gaan voelen.’
‘Onderzoekers worden betaald om kennis te produceren die Europa centraal stelt’
Volgens Aparna is het heersende idee in de academische wereld dat een onderzoeker met een onderzoeksbeurs of andere financiering op zak gelegitimeerd is overal binnen te komen. ‘Ga op reis, kom terug en schrijf een artikel of rapport. Dat wordt toegejuicht,’ stelt ze. ‘Zeker in de moderne geografie, mijn vakgebied. Maar onze discipline volgt de lijnen van een kolonialistisch systeem, onderzoekers worden betaald voor onderzoek overal ter wereld, om kennis te produceren die Europa centraal stelt. We dragen te weinig verantwoordelijkheid voor de mensen op de plekken waar we onderzoek doen.’
Maar alleen het beantwoorden van een paar vragen van een wetenschapper zal de vluchtelingen bij Stichting Gast toch geen schade berokkenen? Dat ziet Aparna anders. ‘Op die manier doen we niets om de relatie tussen universiteit en vluchteling te veranderen. Ik ben de onderzoeker met het privilege dit onderzoek te doen en zij zijn de ongedocumenteerden, die moeten blijven waar ze zijn. Het zet de vluchteling op zijn plek. Iemand betaalt de prijs voor dit soort onderzoek en dat zijn vaak de mensen die je niet ziet.’
Het verdelen van welvaart
Het ongemak van scheve machtsrelaties komt voor Aparna, die opgroeide in India, ten dele voort uit ervaring, vertelt ze. ‘Mijn oma zorgde voor veel kinderen, zodat mijn opa op de boot naar Londen kon en daar kon promoveren.’ De vraag die ze voor ons op tafel legt, is dan ook: wie betaalt de prijs voor iemand anders’ mobiliteit? ‘Mijn opa kreeg de titel van doctor, zij niet.’
Ook Aparna draagt nu dezelfde titel, maar voelt zich schatplichtig aan alle mensen met wie ze heeft samengewerkt, zoals de participanten bij Stichting Gast. ‘Daarom heb ik hen allemaal als co-auteurs in mijn proefschrift opgenomen. Ook zet ik vraagtekens bij hoe de welvaart is verdeeld in onze maatschappij en wiens kennis onbetaald blijft. Deze mensen, die ons helpen nadenken over de grenzen van Europa, blijven onbetaald en hebben geen toegang tot de universiteit.’ Dit was een centraal deel van haar promotieproces. Niet alleen noemt ze mensen als co-auteurs, ze publiceerde ook echt gezamenlijke artikelen vanuit het platform Asylum University en hoopt dat de relatie tussen onderzoeker en respondenten gelijkwaardiger wordt in de toekomst.
Voor Aparna is niets dat er op de universiteit gebeurt een gegeven. Ze zet overal vraagtekens bij en stelt de gehele academische praktijk ter discussie. ‘Je moet altijd de vraag stellen: welk gereedschap gebruik ik dat historisch werd gebruikt met een ander doel, bijvoorbeeld het onderdrukken van groepen mensen?’ Reproduceer ik niet alleen maar dezelfde verhoudingen en wil ik dat wel?’ Ze wijst naar een landkaart aan de muur. ‘Neem bijvoorbeeld een wereldkaart. We willen een kaart die iedereen kan lezen, dus beslissen we: dit is hoe wij de wereld zien. Maar mensen uit andere culturen zijn gewend om de wereld heel anders weer te geven en kaarten heel anders te gebruiken. Hier gebruiken mensen deze, met Europa centraal. Daar moeten gebruikers bewust van zijn en de context van kennen. Het is geen universele waarheid.’
Oriëntalisme
‘Ik weet hoe het is om degene te zijn die bekeken wordt,’ zegt Aparna. Vroeger was ze professioneel danser. Eerst in India en later in Nederland. Ze is getraind in Kathak, een dansstijl die nu wordt gezien als klassiek Indiaas, maar die is beïnvloed door reizende volken uit Spanje en andere delen van Europa. Het is verwant met Flamenco. Ze trad op bij bedrijven en culturele festivals. ‘Het was een beroep waarin je altijd een rol speelde. De verhalen die we uitbeelden, de kostuums… De blik van het publiek was altijd belangrijker dan mijn eigen plezier en zelfexpressie. Ik had op den duur het gevoel dat ik niet meer kon ademen,’ vertelt ze. Toen ze naar Amsterdam reisde om haar danscarrière voort te zetten, dacht ze dat ze daar vrijer zou zijn. ‘Maar daar werd van me verwacht dat ik mijn Indiase invloeden altijd meenam in wat ik deed. Die oriëntalistische kijk werd daarnaast gecombineerd met het modernistische idee dat je lichaam een instrument is om provocerende, spectaculaire dingen te doen. Ik voelde me de hele tijd ongemakkelijk.’
‘Ik weet hoe het is om degene te zijn die bekeken wordt’
Uiteindelijk werd de constante druk haar te veel. Ze kreeg een burn-out en stopte met dansen. Vergelijkingen met haar tijd aan de universiteit dringen zich op, want ook hier gelden allerlei regels en is er de druk van het presteren. Waarom voelt ze zich op de universiteit wel goed? ‘Ik denk dat ik als danser ervan overtuigd was dat ik de wijde wereld in ging trekken, ik was jong en romantisch, dacht dat ik het in mijn eentje ging maken als ik maar gepassioneerd genoeg was,’ zegt ze. ‘Nu ben ik niet meer alleen. Samenwerking is essentieel. Het collectieve proces tijdens mijn promotie-onderzoek was enorm belangrijk.’
Samenwerking is nodig in alle aspecten van Aparna’s leven. Ook in haar activisme, dat nauw verweven is met haar werk. ‘Individuen kunnen bijvoorbeeld institutioneel racisme niet bestrijden. Dan word je onder de voet gelopen,’ zegt ze. Daarnaast raak je als individu al gauw ontmoedigd en ongelukkig als je je altijd alleen maar bewust bent van de negatieve structuren, zegt Aparna. Ook daarbij heb je vrienden nodig. ‘Vriendschap is verschrikkelijk belangrijk. Een vriendin vroeg me laatst wanneer ik voor het laatst zo hard lachte dat ik moest huilen. Plezier is niet wat mensen zien als het belangrijkste aspect van kritisch academisch denken, maar het is zo belangrijk. En het kan prima samen gaan met kritisch denken.’ Dat is waarom vrienden en haar dochter zo belangrijk voor haar zijn, zegt ze. ‘En ik heb ook echt genoten van mijn promotietraject.’
Rituelen als spel
Aparna bleef de academische regels tot in de aula ter discussie stellen, tijdens haar proefschriftverdediging. ‘Tijdens de repetitie werd mij verteld waar we moesten staan en wanneer de pedel zou binnenkomen. Vervolgens zou dan het gebed worden voorgelezen,’ zegt ze. ‘In het Latijn. Of dat een probleem was? vroeg hij.’ Aparna: ‘Natúúrlijk is dat een probleem. Het is een probleem om aan te nemen dat iets voor iedereen goed is, in dit geval een Latijns gebed.’ Zij en haar paranimfen, die ook niet op hun gemak waren met het Latijnse gebed als enige perspectief, besloten speels een ritueel uit te voeren in plaats van formeel mee te bidden.
‘Er is ruimte, als je maar vragen stelt bij de vaste gang van zaken’
‘Mijn paranimf Cesar had wat mescal bij zich, een Mexicaanse drank die vaak wordt gebruikt bij rituelen. Het was voor ons gewoon een soort spel, om wat lucht te krijgen. Het liet ook zien dat hier ruimte voor is, als je maar vragen stelt bij de vaste gang van zaken.’ Ze kent immers net zo min de achtergrond van het mescal-ritueel als dat van het gebed, zegt ze. ‘We wilden iets anders doen en het ging prima, niemand verbood het ons.’
Privilege
De speech die ze vervolgens voordroeg, was tot stand gekomen na veel gepeins. ‘Eerst had ik iets geschreven dat iedereen in tien minuten zou moeten overtuigen dat ik een serieuze wetenschapper was,’ vertelt ze. ‘Ik had iets geschreven dat voortkwam uit onzekerheid. Ik probeerde mezelf neer te zetten als iemand die ik niet ben, dat kwam voort uit de monocultuur, de homogene omgeving die de universiteit is.’
‘Dus schreef ik iets anders. In de nieuwe speech zat geen enkel academisch woord. En dat was goed, want het was een publieke verdediging,’ zegt Aparna. ‘Ik stelde vragen bij wat we daar aan het doen waren. “Tegen wie willen we nu spreken?”, “Voor wie zijn we verantwoordelijk?”. De mensen over wie dit ging zouden in de commissie moeten zitten, betoogde ik, want zij zijn de mensen die de grenzen aan den lijve ondervinden.’ Shahram Khosravi, hoogleraar aan Stockholm University en zelf ooit asielzoeker, legde zijn vragen opzij en zei: ‘Ik weet hoeveel het kost om een speech als deze te schrijven. Ik was zelf zo’n besproken onderwerp’.